De bromfiets was in de jaren 50 en 60 wat de fatbike nu is

‘De geschiedenis herhaalt zich”, zegt Jan Uittenbroek (80). „Het lijkt alsof we in dit land niks hebben geleerd van de bromfietstijd.” Uittenbroek is trotse eigenaar van ruim tweehonderd brommers, die hij in een halve eeuw heeft verzameld. In Waddinxveen staan ze uitgestald in een bedrijfshal, waarin ooit zijn verfspuiterij voor machines was gevestigd. Zijn verzameling noemt hij ‘Nationaal Bromfiets Museum’. Eén zaterdag per maand is het geopend.

De ontwikkeling van de elektrische fiets vertoont parallellen met die van de bromfiets. Aanvankelijk zijn beide een gewild vervoermiddel van ouderen, die zichzelf willen verlossen van tegenwind en ander ongemak. Daarna volgt de hype, wordt het trots bezit onder jongeren.

Uittenbroek kocht kort na 1960 zijn eerste bromfiets, een Magneet Cheetah, met een leren rafelrand rondom het zadel. „Mijn vriend Harry had ook een fraai exemplaar. Samen reden we hele zondagen rond in Gouda: de mooiste brommers, met de mooiste meiden achterop, waren van ons.”

In de jaren 50 maakte de bromfiets Nederland „mobiel”, zegt Wout Meppelink, uitgever van boeken en tijdschriften over bromfietsen. „De snelle groei van het autoverkeer volgde vijf à tien jaar daarna. Pas vanaf 1964 werden méér auto’s dan bromfietsen verkocht.”

In het eerste decennium van het bromfietstijdperk ging zowat geen dag voorbij of ergens werd melding gemaakt van een dodelijk ongeluk. De Leeuwarder Courant op 14 november 1951: ‘Bromfiets eist in ons land al 1.514 slachtoffers.’ Vanaf die tijd kreeg een statistiek als deze jarenlang een prominente plek in jaaroverzichten.

Bezorgdheid in de Tweede Kamer klonk bij de behandeling van een nieuwe verkeersbegroting op 20 december 1955. De woorden bromfiets en brommer vielen ruim zestig keer – steeds in negatieve zin. „Beperkende maatregelen kunnen niet achterwege blijven”, sprak het ene na het andere Kamerlid in dit debat. „Wij moeten het publiek opvoeden voor het verkeer. (..) Egoïsme in de meest erge zin viert hoogtij.” Berijders zouden geen rekening houden met medeweggebruikers. Ze kenden de verkeersregels niet. Ze scheurden te hard. Er zouden speciale brommerrijbewijzen moeten komen. Gemeenten zouden hoognodig bromfietsvrije wegen en zones moeten instellen.

Weinig gewend

Was de nood werkelijk zo hoog? Het land was weinig verkeersdrukte gewend. De bevolking groeide tussen 1950 en 1965 van tien naar twaalf miljoen inwoners. Vele malen sneller steeg het aantal bromfietsen, van nog geen vijfduizend in 1950 naar ongeveer een miljoen in 1960. De groei zou tot halverwege de jaren 70 doorzetten en daarna vrij snel weer inzakken, totdat de scooter werd geïntroduceerd.

In al die jaren draalde de politiek om in te grijpen. Het is beschreven in een historisch standaardwerk, De Bromfiets. 1948-2015, met een verongelijkte ondertitel: Een geschiedenis van de verschoppeling van de weg. Wout Meppelink, uitgever van dit brommerboek, illustreert deze kwalificatie met een voorbeeld. „Eerst werd gedacht dat het aantal ongelukken zou dalen wanneer bromfietsen minder op autowegen en meer op fietspaden zouden rijden. Waar mogelijk werd dat de regel. Gevolg: meer ongelukken en daardoor meer slachtoffers onder fietsers en bromfietsers.”

Een aparte verzekering voor bromfietsen, aparte registratie, aangescherpte regels voor wielgrootte, een verbod op één zadel voor twee personen, helmplicht – het zijn allemaal pogingen geweest bromfietsen op de weg veiliger te maken. Het aantal verkeersongelukken en -slachtoffers daalde niet. En de aandacht in de samenleving verschoof, naar een razendsnelle toename van auto-ongelukken.

In de loop van de jaren 60, toen ouders en ouderen massaal hun eerste auto’s aanschaften, puilden de Nederlandse schuren uit van ongebruikte brommers. Het was koren op de molen van ‘opgeschoten jongens’, een typering uit die tijd, die vielen voor de snelheid en het motorgeluid. Uit de Winterswijksche Courant van 7 oktober 1964: „De omwoners van een cafetaria in Krommenie hebben schriftelijk aan B&W gevraagd maatregelen te treffen tegen bromnozems, die overlast veroorzaken.”

Ruim een halve eeuw later zijn vergelijkbare berichten over fatbikegebruikers eenvoudig te vinden. De Leeuwarder Courant maakte afgelopen augustus melding van ‘fatbike-terreur’ in Sneek. Een tiental jongens had kunstgrasvelden van twee voetbalclubs misbruikt als crossterrein. Vermaningen van clubleden hadden ze beantwoord met dreigementen. De hekken van de clubs gingen op slot, tot verdriet van kinderen die niet meer spontaan konden langskomen om te voetballen.

„Kei- en keihard ingrijpen is dringend gewenst”, klonk het afgelopen 3 september in het vragenuurtje in de Tweede Kamer. „Het egoïstische dikke-ik-gedrag loopt de spuigaten uit”, sprak CDA-Kamerlid Harmen Krul.

Bromfietsverzamelaar Jan Uittenbroek heeft wel een oplossing: „Ik ben voorstander van een leeftijdsgrens van 16 jaar en een helmplicht. Voor álle e-bikes.”