Ik heb niks met boksen. Toen de Engelse koning Edward de Shah van Perzië eens uitnodigde voor de paardenraces antwoordde die: „Ik weet dat het ene paard sneller rent dan het andere, maar welk paard dat is interesseert me niet.” Evenzo geloof ik meteen dat wanneer twee mensen een paar minuten op elkaar inmeppen de ene dat harder doet dan de andere, maar wie dat is laat mij koud.
Hoe anders is dat nu ik Headshot heb gelezen! Plaats van handeling in de debuutroman van de Amerikaanse Rita Bullwinkel (1988) is Bob’s Boxing Palace, een morsige sporthal in de zinderend hete woestijnstad Reno, Nevada. Hier komen acht vrouwen samen om te strijden voor de twaalfde jaarlijkse ‘Dochters van Amerika Cup’. Of vrouwen, meisjes zijn het nog; allemaal zijn ze onder de achttien. De winnaar is een jaar lang ‘het beste meisje in boksen in de Verenigde Staten’ en krijgt als beloning een kleine goudplastic cup, een goedkoop lor dat nooit water zal kunnen bevatten omdat er een spleet zit waar de plastic mallen zijn samengevoegd.
Zo krachtig, invoelbaar en precies beschrijft Bullwinkel de pogingen van de jonge boksers om elkaar te verslaan, met evenveel aandacht voor hun fysieke inspanningen als voor hun binnenwereld, voor de manier waarop hun gedachten alle kanten opvliegen tijdens het vechten, dat je als lezer net zo geobsedeerd wordt met het toernooi als de meisjes zelf.
Het boek is strak gecomponeerd, volgt consequent het wedstrijdschema; elk hoofdstuk beschrijft een van de zeven rondes in het toernooi. Op z’n kant, observeert de verteller, is een wedstrijdrooster net een stamboom, maar op twee nichtjes na zijn de boksers geen familie van elkaar. Toch lukt het de schrijver om overeenkomsten te suggereren tussen de verschillende meisjes, een verwantschap bijna. Allemaal komen ze uit de onderkant van de samenleving. „Alleen ordinaire meisjes worden de beste van de wereld in boksen”, zegt de moeder van een van de kandidaten en de beste van de wereld worden willen ze alle acht.
Onder controle
Allemaal hebben ze ooit een traumatische gebeurtenis meegemaakt in hun leven – een huis is afgebrand, een moeder heeft de benen genomen, een kleuter is verdronken, een vader vroegtijdig overleden – die tijdens het vechten telkens weer de kop op komt steken, alsof ze zo bezig zijn hun lichaam onder controle te brengen dat ze de macht over hun geest verliezen. Allemaal boksen ze om gezien te worden, allemaal hopen ze dat een overwinning hen de liefde, bewondering, erkenning zal geven van ouders en schoolgenoten die hen nu niet zien staan.
Meesterlijk schetst Bullwinkel met een paar pennenstreken elk van de boksers. Stuk voor stuk zie je ze voor je, de acht meisjes. Iggy Lang heeft een grote paarse vlek op haar bovenlip, ze weet zeker dat die haar geheime krachten geeft. Rachel Doricko „heeft een dikke huid en is in staat eigen werelden te scheppen om in te leven.” Ze draagt altijd en overal een oude, mottige wasberenmuts. De muts brengt mensen van hun à propos, dit is Rachels „raremutsenfilosofie”: door mensen in de war te brengen heeft ze macht over ze. Rachels tegenstander Kate Helfer wil vooral aardig gevonden worden. Om rustig te blijven tijdens het vechten zegt ze in zichzelf de eerste vijftig cijfers achter de komma op van pi, de voorspelbaarheid van de getallen geeft haar troost.
Zo rijst elk boksmeisje even op van de pagina, om weer plaats te maken voor een ander. Het hadden karikaturale portretten kunnen worden – een paarse lip, een wasberenmuts – maar doordat Bullwinkel haar personages met zoveel empathie schildert, ons hun beweegredenen, hun diepste wensen en angsten zo overtuigend weet over te brengen, worden het stuk voor stuk ronde karakters. Bijna kun je hun gespierde, afgetrainde lijven aanraken.
De beschrijvingen van de lichamelijkheid van de boksers zijn prachtig. Een opgezwollen ader beweegt onder de huid als babyslang. Zweetdruppels „sprankelen als een sproeibad van diamanten”. Een lichaam sleept zich voort „zoals je een natte dweil meesleept”. Een rib buigt na een rake stoot naar binnen, „als de tanden van een plastic vork die uit elkaar worden getrokken.” Een blauw oog is net een „rondje ranke wasachtige bloemblaadjes van een paarse wilde plant”. Hier wordt geweld poëzie.
Supermarktmanager
De wereld van het boksen is zo overtuigend, zo waarachtig neergezet dat je als lezer eigenlijk automatisch aanneemt dat Bullwinkel als puber zelf ook wel aan dit soort toernooien meegedaan zal hebben. (Dit is uiteindelijk het tijdperk van de autofictie.) Maar in een radio-interview met NPR legde ze uit dat ze nooit heeft gebokst. Ze heeft zich de arena van het meisjes-boksen eigen gemaakt door YouTubevideo’s te kijken van jonge vrouwen die zichzelf opnemen om later hun vechtstijl te verbeteren. Zo, zegt Bullwinkel, kreeg ze „toegang tot hun ervaring”. Wel heeft de schrijver als jonge vrouw op hoog niveau waterpolo beoefend, met een toewijding die ze nu „krankzinnig en irrationeel” noemt, die ze zich niet meer kan voorstellen. Dit is wat ze in de roman heeft willen onderzoeken: hoe kan iets dat ooit zo belangrijk was, iets waar je je hele leven omheen organiseerde, later alle betekenis verliezen?
Ook de meisjes in Headshot zullen hun interesse in boksen verliezen. Bullwinkel reist behendig door de tijd, gebruikt optimaal alle mogelijkheden die de romanvorm te bieden heeft. Ze toont niet alleen waar de boksers vandaan komen, wat zich in hun verleden heeft afgespeeld, maar ontvouwt ook hun toekomst. Rachel Doricko wordt supermarktmanager, Kate Helfer bruiloftplanner, Andi Taylor wordt apotheker.
Geen van de jonge vrouwen zal in de toekomst nog iets met boksen doen. Wat nu al hun dagen beheerst zal later geen enkele rol meer spelen. Artemis Victors handen zullen zo beschadigd zijn door het boksen dat ze, wanneer ze zestig is, geen kop thee meer vast zal kunnen houden, maar „op dat moment zal niemand in haar leven zich nog de zin kunnen herinneren van wat het betekent een bokser te zijn.”
Wat in de arena van Bob Boxing’s Palace een zaak van leven en dood lijkt, blijkt later slechts een tijdelijke bevlieging. Een voor een klimmen de meisjes, bebloed en gekneusd, de ring uit, hun toekomst in, maar in het hoofd van de lezer zullen ze nog lang rond blijven spoken.
