De boeken van Jan Terlouw brachten kinderen politieke moed bij

Nog vóór het hoogtepunt van Jan Terlouws politieke roem was hij al groot als kinderboekenschrijver – en dat zou hij ook lang blijven. Zijn kinderboek Koning van Katoren (1971), dat vrijwel gelijktijdig verscheen met de aanvang van zijn Kamerlidmaatschap, groeide net als zijn Oorlogswinter (1972) uit tot een van de klassiekers uit de twintigste-eeuwse Nederlandse jeugdliteratuur. Beide boeken zijn met prijzen bekroond, werden bestsellers, verfilmd, en zijn na ruim een halve eeuw nog leverbaar. Vele generaties groeiden op met de boeken van de op 93-jarige leeftijd overleden politicus en schrijver.

Het begon nochtans onschuldig met de verhaaltjes die eind-dertiger Terlouw verzon voor zijn kinderen, iedere dag na het avondmaal. De kinderen vonden ze uiteraard leuk, maar Terlouws kracht lag bij de natuurkunde en de politiek, vond hij zelf. Het was zijn echtgenote Alexandra die hem aanspoorde de verhalen op te schrijven en te verzenden naar een uitgeverij. Daar belandden de verhalen over oom Willibrord in de handen van Paul Biegel, toen al een van de grote namen in de jeugdliteratuur. Die zag er wel wat in, maar nog meer in een te schrijven roman.


Lees ook

Politicus en kinderboekenschrijver Jan Terlouw was het wandelende redelijk alternatief

Terlouw op een verkiezingsbijeenkomst in 1980. Foto Vincent Mentzel

Zeven onvervulbare opdrachten

Dus debuteert Terlouw in 1970 met Pjotr, een spannend verhaal over een jongen die zijn vader achterna reist naar Siberië. Nog hetzelfde jaar volgt De avonturen van Oom Willibrord, en in 1971 Koning van Katoren.

Dat begint in het land Katoren met Stach, die geboren werd in de nacht dat de oude koning stierf. Op zijn zeventiende is er nog steeds geen troonopvolger, dus vraagt de vrijmoedige Stach zich af wat hij moet doen om de nieuwe vorst te worden. Hij wordt afgescheept met zeven onvervulbare opdrachten, denken de besturende ministers – van het verhelpen van een vogelplaag tot het oplossen van luchtvervuiling en het beëindigen van de wapenwedloop met buurland Eltoren. Maar de jeugd heeft de toekomst bij Terlouw: Stach slaagt.

Veel te politiek voor een kinderboek, dacht Terlouws oude pleitbezorger Paul Biegel nog. Maar de relatieve nieuwkomer en buitenstaander in de kinderliteratuur durfde het aan om in een kinderboek over wereldproblemen te vertellen. Terlouw ontkende er trouwens politieke bedoelingen mee te hebben: ook Koning van Katoren was primair een leuk verhaal voor zijn kroost. „Toen ik het verhaal vertelde, was die dubbele bodem er nog niet. Pas tijdens het schrijven bedacht ik dat de problemen van Katoren niet anders konden zijn dan de onze”, zei hij in een interview. Politieke vorsers spraken van een D66-program in kinderboekvorm, maar daarnaast klonk lof dat het politieke verhaal óók een spannend verteld avontuur was. Terlouw kreeg er de Gouden Griffel voor.

In de paar jaren die volgden kwamen alle hoogtepunten uit Terlouws literaire erfenis tot stand, want het schrijven naast de politiek beviel hem „enig”. „Ik schrijf die boeken in de vakantie, als de rest van de familie de hele dag aan het strand zit en ik één middag strand per dag wel genoeg vind.”

Hongerwinter

Twee jaar na Koning van Katoren volgde Terlouws tweede Gouden Griffel, voor Oorlogswinter, over de vijftienjarige Michiel die actief wordt in het verzet tijdens de hongerwinter. Met zijn verhaal over hoe het was geweest in de Tweede Wereldoorlog, – „afgrijselijk” – wilde Terlouw zijn jonge publiek ook vertellen dat oorlog „iets geweldigs” had gebracht, vertelde hij in interviews. „Ik wilde hun duidelijk maken dat het ook een positieve invloed had gehad op de houding van de mensen, dat er een solidariteit was ontstaan.”

Bovendien stoomde de verantwoordelijkheid die hoofdpersoon Michiel bij verzetsactiviteiten kreeg, snel klaar voor het volwassen leven, met de bijbehorende vrijheid en zelfbeschikking. Zo was dat destijds ook geweest voor de jonge Jan Terlouw zelf. Dat doorvoelde vertrouwen in gemeenschapszin én in jonge mensen, als volwaardige deelnemers aan de maatschappij, werd het handelsmerk van Terlouw als jeugdboekenschrijver, naast de spanning en het avontuur. Met zijn verhalen bracht Terlouw kinderen maatschappelijke kennis en politieke moed bij.

In Oosterschelde: windkracht 10 (1976) vertaalde Terlouw de discussie over het afsluiten van de Oosterschelde naar een jeugdroman. Hij laat zijn personages de politieke discussie uitvechten: sommigen zijn getraumatiseerd door de Watersnoodramp van 1953, anderen hebben economische belangen in de mosselvisserij. Het verhaal van Eigen rechter (1998) bevatte een aanschouwelijke cursus recht en wet: Terlouw zette kanttekeningen bij de rechtlijnigheid van puber Justus, die in opstand komt tegen de louche zaakjes van zijn vader en tegen de uitzetting van een illegale vluchteling.

Wisselend succes

Ondanks aankondigingen om met kinderboeken te stoppen – een wereld met computerspelletjes en mobiele telefoons stond te ver van hem af, vond hij – klom Terlouw ook op hoge leeftijd nog een paar keer in de pen. Met wisselend succes: in de spin-off Zoektocht in Katoren (2007) en zijn laatste kinderboek Het hebzuchtgas (2016) drong de politieke boodschap zich wel erg prominent naar de voorgrond, oordeelden critici. Maar zijn televisiepleidooi voor gemeenschapszin en „het touwtje uit de brievenbus”, in 2016 bij tv-programma De Wereld Draait Door, kreeg veel weerklank, net als zijn aanmoediging aan jongeren om in actie te komen tegen klimaatverandering. Maar amusante kinderboeken schreef Terlouw daar niet meer over; de bittere politieke noodzaak verdroeg geen fictie meer.