De bioscoop als toevluchtsoord voor eenzaamheid en dromen

Verder kijken, de nieuwe roman van Esther Kinsky, volgt de verteller op haar reis naar het zuidoosten van Hongarije, naar het vlakke land van de Alföld: het punt waar de grenzen van Hongarije, Servië en Roemenië elkaar ontmoeten. Op zoek naar een manier om de weidsheid van het laagland met haar camera te vangen, belandt ze in een afgelegen dorp. Ooit was het een stad, maar na de Tweede Wereldoorlog en de mislukte Hongaarse opstand in 1956 vertrokken veel jonge, hoogopgeleide Hongaren naar het Westen. Door deze leegloop werden veel voorzieningen in de loop der jaren gesloten. Zo ook de mozi, Hongaars voor bioscoop, eens het middelpunt van het dorp.

De verteller heeft een grote voorliefde voor bioscopen en herkent de weemoed waarmee de dorpsbewoners terugdenken aan het verleden. Verder kijken is echter meer dan een persoonlijke ode aan bioscoop en film; het is ook een filosofie van het kijken en een essay over de opkomst en het verval van bioscopen en de veranderende maatschappelijke functie daarvan. ‘De bioscoop als adviseur, als mentor, als gids en geleide, een toevluchtsoord voor allen, een oord dat onderdak bood aan talloze gevoelens van eenzaamheid, verwachtingen, dromen, onderdak met uitzicht.’ Toch is die plek, in de vorige eeuw zo belangrijk voor het gemeenschappelijk ervaren, ‘nog geen honderd jaar van waarde en betekenis geweest’. Knap is de manier waarop er een parallel loopt tussen de geschiedenis van Hongarije en de vervallen bioscoop. Wat het verlaten dorp is voor de weggetrokken jongeren, is de mozi voor de achterblijvers; een verleden waarnaar je je niet moet omdraaien.

Filmisch proza

Net als in de romans Kreupelhout (2019) en Langs de rivier (2021) blijft het hoofdpersonage op de achtergrond. Ze dient als een lens, als middel waarmee de lezer ‘ziet’. Hoewel dit perspectief past bij een boek dat grotendeels over film gaat, zorgt het voor holle personages. Dat maakt Verder kijken enigszins oppervlakkig; er is geen persoonlijke ontwikkeling, geen innerlijke belevingswereld. Je blijft als lezer toeschouwer, wordt nooit deelgenoot. Ook het verhaal zelf is afstandelijk. Met de schaarse verhaalontwikkelingen en het trage verloop dwingt Kinsky weliswaar een aandachtig lezen af, maar neemt daarmee vrijwel iedere spanning weg.

Kinsky’s eerdere werk kenmerkte zich door gedetailleerde beschrijvingen van de manier waarop hoofdpersonages hun omgeving en de landschappen die ze doorkruisen observeren; niet voor niets kregen ze de ondertitel ‘terreinroman’ mee. Ook in Verder kijken weet ze zo nu en dan prachtige beelden op te roepen, zoals wanneer de verteller de mozi voor het eerst binnengaat en de geur van de verweerde kozijnen beschrijft: ‘Het hout verspreidde de geur van zomers, van opgezogen hitte, van het stof van de vele jaren die de lak hadden verpulverd. Geen gezonde geur, maar wel een vol plotselinge jeugdherinneringen aan vakantieoorden waar elke vezel en porie der dingen verzadigd was van de zomerse hitte.’

Juist dit vermogen om met woorden een haast zintuiglijke ervaring bij de lezer op te roepen, maken de fotopagina’s in het boek verwarrend. Zeker, ze schetsen een prachtig beeld van het verval van een eens bruisende stad en maken deze ode aan de bioscoop concreet. Maar het roerloze zwart-wit in de Nederlandse editie staat haaks op het filmische proza en lijkt willekeurig geplaatst. Zo word je als lezer ruw naar een werkelijkheid buiten het papier getrokken, iedere foto als een keurslijf voor de eigen verbeelding.

Verder kijken is een roman die je langzaam wilt lezen; enerzijds om zo lang mogelijk te genieten van die sporadische beschrijvingen, anderzijds om niet achter te blijven met een vergeefs verlangen naar de bioscoop van toen.


Lees ook
De recensie van Esther Kinsky’s roman ‘Kreupelhout’

Wat verbergt deze rouwende vrouw? (●●●●●)