Het is zomer 1984, Theo van Gogh heeft net zijn tweede film gemaakt, Een dagje naar het strand, en Ischa Meijer, de man die erom bekendstaat dat hij mensen meer laat zeggen dan ze willen, interviewt hem voor weekblad Vrij Nederland. Na afloop blijven ze hangen in het café, ergens in Amsterdam, en zetten het op een drinken, waar ze allebei bijzonder goed in zijn. De volgende ochtend heeft Theo van Gogh spijt. „Verschrikkelijke spijt”, schrijft Annet Mooij in haar biografie van Ischa Meijer. En Jaap Cohen schrijft in zijn biografie van Theo van Gogh dat Van Gogh zich „enorme zorgen” maakt. Hij weet niet meer precies wat hij allemaal heeft verteld, hij was te dronken. En nu denkt hij dat Meijer – Joods, geboren in februari 1943 en vier maanden daarna met zijn ouders naar Bergen-Belsen gedeporteerd – hem gaat ‘pakken’ op zijn elitaire Wassenaarse jeugd. Van Gogh was trots geweest dat ‘de grote interviewer’ hem had uitgenodigd, ‘alreeds op mijn zesentwintigste’. Hij had erover opgeschept tegen vrienden en vriendinnen. En nu dit.
Annet Mooij, in restaurant de Kas in Amsterdam: „Theo ging naar Ischa toe en vroeg of hij het stuk voor publicatie mocht inzien.”
Jaap Cohen, tegenover haar aan tafel: „Hij was eerst bij verschillende minnaressen van Ischa langsgegaan om te kijken waar hij was.”
„Dat schrijf je, ja”, zegt Annet Mooij. „Hoe wist hij waar al die minnaressen woonden?”
„Dat soort dingen wist Theo”, zegt Jaap Cohen.
Ischa Meijer wordt woedend als hij hoort bij wie Theo van Gogh allemaal heeft aangebeld. Inzage in zijn stuk? Dat kan hij vergeten.
„Terwijl Ischa dat normaal wel deed, inzage geven”, zegt Annet Mooij. „Hij was ook best bereid om dingen aan te passen.”
Maar deze keer dus niet.
En dan doet Theo van Gogh iets waar beide biografen zich over blijven verbazen. De man die vond dat alles gezegd moest kunnen worden, en die twintig jaar later zou worden doodgeschoten omdat hij volgens zijn moordenaar met zijn film Submission de islam had beledigd, díé man laat zijn advocaat een brief naar Vrij Nederland sturen om te zeggen dat hij publicatie van het interview verbiedt. Nog verbazingwekkender vinden ze het dat Van Gogh zijn zin krijgt. Vrij Nederland dat een stuk niet plaatst omdat het de geïnterviewde niet bevalt: een unicum.
Altijd de vader en de moeder
Annet Mooij en Jaap Cohen kennen elkaar als vakgenoten, ze hebben elkaars (recent verschenen) biografieën gelezen en hij heeft tijdens zijn onderzoek aan haar gevraagd of zij misschien de bandopname van het gesprek in Ischa Meijers nalatenschap had aangetroffen. Maar nee, geen bandopname. Een uitgetikte versie misschien? Ook niet. Annet Mooij vertelt aan tafel in de Kas dat Ischa Meijer geen archief had en nooit wat bijhield, daar leidde hij een te slordig leven voor. Bij zijn talloze verhuizingen, van de ene vriendin naar de volgende, liet hij gewoonlijk zijn spullen achter en die vriendinnen waren dan niet altijd in de stemming, zegt ze, om die netjes te bewaren. Ze is weleens jaloers geweest op de bergen biografisch materiaal die Cohen tot zijn beschikking had.
„Twintig verhuisdozen vol”, zegt Jaap Cohen. „Ze zijn allemaal naar het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis gegaan.” Theo van Gogh was ook geen opruimer en door zijn plotselinge dood had hij geen gelegenheid gehad om dingen die hij misschien liever geheim had gehouden weg te gooien. Zijn huis lag vol brieven, agenda’s, notities, foto’s en kladjes, en Cohen kon alles zonder enige beperking of voorwaarde gebruiken, de familie vond het goed. Maar in die twintig dozen zat dus niets dat kon verklaren waarom dat interview uit 1984 niet gepubliceerd mocht worden. Hij vond wel iets in het archief van Heere Heeresma, de schrijver van de roman Een dagje naar het strand waarop Van Gogh zijn film had gebaseerd: een brief die hij kort na het interview aan Heeresma had geschreven.
Bij Ischa ging het altijd over de vader en de moeder
Cohen: „In de brief zegt Theo dat Ischa ‘veel kwaad’ in Theo’s moeder zag, hoe vaak Theo ook geroepen had dat hij een ‘fantastische jeugd’ had gehad.”
Mooij: „Bij Ischa ging het altijd over de vader en de moeder. ‘Hoe was het vroeger thuis? Pappie? Mammie?’ Hij zal er zeker over begonnen zijn.”
Zou Theo van Gogh aan Ischa Meijer hebben verteld dat hij op zijn zeventiende seks had met zijn moeder?
Cohen: „Ja, dat kan. Hij verkondigde dat toen al wel tegen mensen in zijn omgeving. Het kan ook dat hij Ischa heeft verteld over de verhoudingen die zijn moeder met vrienden van hem zou hebben gehad.”
Annet Mooij: „En Ischa zou dat zeker hebben opgeschreven.”
Echt gebeurd? Verzonnen? Daar komen we nog op terug. Eerst een volgende confrontatie tussen Ischa Meijer en Theo van Gogh, acht jaar later, in Meijers radiotalkshow in café Eik & Linde op de Plantage Middenlaan in Amsterdam. Van Gogh heeft net de zoveelste rel veroorzaakt met zijn ongekend grove grappen over Joden – er was voor de tweede keer een rechtszaak tegen hem aangespannen – en daar wil Meijer het met hem over hebben.
Meijer: ‘Bent u nou een antisemiet?’
Van Gogh: ‘Jazeker.’
Meijer: ‘Ah, oké, dan is het goed. Maar u roept steeds dat u het niet bent, in de krant.’
Van Gogh: ‘Dat is ook zo, natuurlijk.’
Meijer zegt dat hij dat ‘natuurlijk’ niet begrijpt en dan zegt Van Gogh: ‘Zoals je weet…’
Meijer: ‘Zoals je weet?’
Van Gogh: ‘Mag ik dat niet zeggen? Je gaat toch niet kinderachtig doen?’
Meijer: ‘Jawel, absoluut. Daar verdien ik mijn brood mee.’
Van Gogh lacht en laat per ongeluk (schrijft Jaap Cohen) een knorrend geluid horen, alsof hij een varken is.
Meijer: ‘Ja, je bent niet koosjer, maar zó erg…’
„In de hele uitzending”, zegt Cohen, „laat Ischa geen woord vallen over de streek die Theo hem geleverd had met dat interview voor Vrij Nederland. Terwijl je dat wel zou hebben verwacht.”
Mooij: „Bij ieder ander zou Ischa erover begonnen zijn.”
Cohen: „Ischa probeert Theo de hele tijd te ontregelen en misschien neemt hij op die manier wraak. ‘Wat begint u nou te zweten ineens.’ Maar daar blijft het bij.”
Dus blijven de beide biografen zitten met de vraag wat er voor erge of gênante dingen gezegd zijn in dat interview in 1984. Die slag lijkt Ischa Meijer toen te hebben verloren, maar verder, zeggen ze, was hij ongeveer de enige die tegen Theo van Gogh op kon. Theo van Gogh was zenuwachtig als hij tegenover Ischa Meijer zat en hij was eerlijk genoeg om dat toe te geven. Hij bewonderde Meijer, ook vanwege diens eigen harde grappen over Joden en concentratiekampen. Meijer had in een theatershow opgetreden in het uniform van een SS’er. Hij had gezegd dat de Joodse filmmaker Frans Weisz ‘de Mickey Mouse van de Holocaust’ was. Dat ging, zei hij in Eik & Linde tegen Meijer, toch ook niet te ver?
En dan zegt Meijer tegen hem dat híj het „en petit comité” had gezegd. ‘En bovendien weten twee Joden wat een bril kost.’ (Staande uitdrukking voor: Ze kunnen elkaar niets wijsmaken.)
Dan moet er, zegt Van Gogh, maar een wet worden aangenomen waarin staat dat niet-Joden geen grappen over Joden mogen maken. ‘Dan zijn we klaar.’
„Maar Theo vindt het een hellend vlak”, zegt Cohen. „En Ischa vindt dat Theo met zijn foute grappen het pad effent voor de verspreiding van antisemitische sentimenten. Als je zijn columns niet héél goed leest en niet héél veel gevoel voor humor hebt… Kortom, ze komen er niet uit.” Er is geen winnaar, er is geen verliezer.
Opvallende overeenkomsten
De bolle Gogh heet Jaap Cohens biografie van Theo van Gogh. Zo ondertekende Theo van Gogh zijn brieven vaak: ‘een dikke kus van de bolle Gogh’. Annet Mooijs biografie van Ischa Meijer (gestorven in februari 1995, op zijn tweeënvijftigste verjaardag, aan een hartinfarct) heet Alles gaat op vroeger terug, een citaat uit een van de weinige bewaard gebleven brieven van hem, aan zijn vriendin Marreke Prins. „Een heel mooie brief”, zegt Annet. „Voor Ischa’s doen zeldzaam openhartig en heel triest.” Meijer schrijft onder andere: ‘Vanaf het moment dat ik me realiseerde geen kind meer te zijn, heb ik me volledig verlaten gevoeld en daar komt maar geen einde aan, aan die fundamentele zekerheid dat ik alleen ben en dat ook altijd zal blijven.’
De twee boeken verschenen afgelopen winter kort na elkaar, kregen goede tot zeer goede recensies en tonen elk op eigen wijze een tijd waarin mannen als Ischa Meijer en Theo van Gogh konden floreren. In hun levensloop zitten een paar opmerkelijke overeenkomsten. Ze studeerden allebei rechten, maar maakten die studie niet af. Ze wilden iets zijn waarvoor ze niet waren opgeleid (Meijer acteur en toneelregisseur, Van Gogh filmregisseur) en deden dat met wisselend succes. Ze ontwikkelden zich tot ‘de beste interviewers’ van hun generatie, volgens hun bewonderaars uit diezelfde generatie. Ze rookten en dronken hele periodes in hun leven excessief veel, slikten valium (Meijer), snoven cocaïne (Van Gogh) en flirtten met heroïne (Van Gogh).
Mooij: „De hoeveelheden valium die Ischa als jonge man slikte waren ongelooflijk. Handenvol pillen, hij spoelde ze weg met drank. Tot hij zijn eerste hartinfarct kreeg.” Hij was toen 42. Daarna dronk hij minder. Van de valium was hij eerder al afgekickt.
Cohen: „Roken deed Theo vooral als hij in beeld was.”
Mooij: „Je maakt een grap, hè?”
Cohen: „Nee, nee. Het was een groot deel imago. Op televisie rookte hij drie keer zo veel.” Van Gogh liet ook de wallen onder zijn ogen donkerder schminken als hij op tv kwam. Hij trok zijn groezelige en toch al te korte T-shirt nog wat hoger op, zodat zijn blote buik er maximaal onderuit puilde.
Ze experimenteerden allebei met seks met mannen en hadden talloos veel relaties met vrouwen, maar Ischa Meijer ging ook naar de hoeren en dat deed Theo van Gogh niet. Hij kreeg gratis seks van hem verder onbekende vrouwen die zich bij hem kwamen aanbieden. De bewijzen daarvan vond Cohen in Van Goghs agenda’s en in brieven. Daarbij had Van Gogh een speciale belangstelling voor vrouwen met een handicap. Rolstoelafhankelijkheid – hij vond het verrukkelijk.
Een groter verschil nog tussen deze mannen: hoe ze met hun kinderen omgingen. Meijer had er twee, met twee vrouwen: Jeroen (1963) en Jessica (1984). Van Gogh had er één: Lieuwe (1991).
Mooij: „Bij de vrouwen van Ischa kun je nog zeggen: het kon erg zijn zoals hij tegen ze deed, maar ze hebben allemaal óók een leuke tijd met hem gehad. Maar hoe Ischa zich tegenover zijn zoon gedroeg vind ik veel erger. Verwaarlozen, vernederen, afspraken niet nakomen. Toen Jeroen rechten studeerde” – hij maakte het wél af – „zette Ischa opeens zijn toelage stop, 100 procent zeker met de bedoeling om hem te saboteren. En Jessica – hij verliet haar moeder toen die hoogzwanger was. Van de ene op de andere dag was hij verdwenen.”
Cohen: „Theo was een goede vader. In het kwetsen en obsessief achternazitten van mensen ging hij veel verder dan Ischa, maar hij was een goede vader, betrokken. Hij dronk niet als Lieuwe bij hem was. Hij zorgde een paar dagen per week voor hem en was loyaal aan Lieuwes moeder. Lieuwe en zij mochten niets tekortkomen.”
En ja, voor een verklaring moeten we naar de kinderjaren. „Theo’s ouders”, zegt Cohen, „hebben hun zoon altijd gesteund. Volgens zijn moeder was hij als klein jongetje lief en gemakkelijk. Hij werd lastig in de puberteit. Schreeuwen, troep maken, tegen alles en iedereen ingaan. Zijn ouders waren het vaak helemaal niet eens met wat Theo zei en deed, en toch bleven ze hem steunen. Ze waren ruimdenkend, liberaal.” En hij, zegt Cohen, was later aardig voor zijn ouders en zijn twee zussen, voor de hele familie. Met kerst en op verjaardagen was hij er altijd.
Maar dan Ischa Meijer. „Die eerste twee jaar van zijn leven alleen al”, zegt Mooij. „De vervolging, de deportatie, het kamp, de spookreis met het verloren transport.” In april 1945 werden duizenden gevangenen van Bergen-Belsen in goederentreinen naar Theresienstadt gestuurd, waar snel nog een nieuwe gaskamer was gebouwd. Na een dodenrit van dertien dagen werden ze bij Tröbitz bevrijd door de Russen. Mooij: „En dan de terugkeer in Amsterdam met die ontwortelde, getroebleerde ouders – zo’n jeugd houdt je je hele leven gevangen.”
In haar boek vertelt ze het verhaal van Nora Roos, die begin 1946 bij de familie Meijer thuis op bezoek ging en zeer verontrust was door wat ze daar zag. Nora was een oud-leerling van Ischa’s vader, die voor de oorlog geschiedenisleraar was geweest op het Joods Lyceum. De kleine Ischa, bijna of misschien net drie, zat de hele middag op zijn knietjes voor het raam en schreeuwde af en toe iets in het Duits, iets dat klonk als een bevel. Verder zei hij niets. Hij keek niet één keer naar zijn vader of naar Nora. Het angstaanjagendst vond Nora nog dat Ischa’s vader, Jaap Meijer, ook helemaal niets tegen zijn zoon zei. Geen enkele reactie, geen enkel contact.
Soms denk je als je de brieven van Vincent leest: is deze niet van Theo?
Later zou Ischa Meijer zijn ouderlijk huis vergelijken met een concentratiekamp, zijn ouders waren de beulen. Ze kregen na de oorlog nog twee kinderen en zouden hen uiteindelijk alle drie verstoten. Ze wilden hen niet meer kennen, niet meer spreken, niet meer zien, zelfs niet op hun sterfbed. Ze gooiden de hoorn op de haak als kun kinderen het nog weleens waagden om hen te bellen. „Begrijpen is een groot woord”, zegt Mooij, van wie de overgrootouders van moederskant in de oorlog vermoord zijn. „Maar ik heb geprobeerd om invoelbaar te maken hoe zoiets werkt. Ischa’s ouders sloten zich op in hun eigen cocon waar verder niemand bij mocht en er geen enkele belangstelling was voor andere mensen.”
Je schrijft dat Ischa Meijer zijn zoon aandeed wat zijn vader met hem had aangedaan.
„Er zat zeker een vorm herhalingsdwang in, ja.”
Die totaal andere jeugd van Ischa Meijer en Theo van Gogh leidt tot hetzelfde alle grenzen overschrijdende gedrag.
„Ja, en hoe kan dat. Bij Theo vind ik het eigenlijk een groter raadsel dan bij Ischa. Waarom deed hij zo?”
„Ik denk”, zegt Jaap Cohen, „dat die wereldberoemde achternaam wel een rol heeft gespeeld. Daar moest hij tegenop. En genetisch was er misschien ook wel wat. Zijn overoudoom Vincent van Gogh was voortdurend in conflict met iedereen. Hij had ook die manische werkdrift. Soms denk je als je de brieven van Vincent leest: is deze niet van Theo?”
En dan was er nog oom Theo, naar wie Theo van Gogh vernoemd was: een verzetsheld die twee maanden voor de bevrijding gefusilleerd werd. In zijn boek beschrijft Cohen dat de familie oom Theo elk jaar op 4 mei herdacht en dan stond Van Gogh oog in oog met de grafsteen waarop zijn naam stond (voluit Theodoor van Gogh), met daaronder: ‘moedig en onverschrokken voor de vrijheid.’ Van Gogh zag dan ‘de wangen van zijn vader nat worden’ en later schreef hij dat dat hem nog altijd vervulde met schaamte, al wist hij niet waarom. Hij schreef ook dat zijn ‘brave vader’ op 4 mei ‘krokodillentranen’ pleegde te plengen over de moffen ‘tegen wie hij nimmer een vinger uitstak’. De mensen van de ‘herdenkingscomités en de herinneringscentra’ noemde hij ‘terroristen van de 4 mei-industrie’. Ze exploiteerden het leed van de oorlog uit eigenbelang en bepaalden wat er wel en niet over gezegd en geschreven mocht worden. „Hij vond ze hypocriet”, zegt Cohen. „En als hij ergens maar een vleugje hypocrisie of leedexploitatie dacht te ruiken, kwam hij in actie, liefst zo provocerend mogelijk.”
Denk je dat hij een stoornis had?
„De vraag voor een biograaf is altijd hoe ver je moet gaan in het psychologiseren en bij Theo – ik weet het niet.”
In je boek citeer je een psychiater die ‘psychopathische kenmerken’ bij hem bespeurde.
„Aleks Korzec, ja, Theo was bevriend met zijn broer, politicoloog en schrijver Michel Korzec. Aleks voelde zich vrij om over zijn gesprekken met Theo te praten, want er was geen behandelrelatie geweest. Dat psychopathische zag hij vooral in Theo’s behoefte om continu te kwetsen en de gewetenloosheid waarmee hij dat deed.”
Je schrijft dat Theo hem ook vertelde over de verhoudingen die zijn moeder met zijn vrienden zou hebben gehad.
„Aleks dacht dat het verzinsels waren, tot ik tegen hem zei dat er misschien een kern van waarheid zat in die verhalen. Theo’s moeder heeft tegenover mij erkend dat er één keer iets was voorgevallen met een vriend van Theo. Die was toen al meerderjarig en studeerde. Een andere vriend van Theo heeft me een vergelijkbaar verhaal verteld, over zichzelf, en dat is niet iemand die een reden had om daarover te opscheppen. Als dat zo was, zei Aleks Korzec, dan moet dat een grote impact op de ontwikkeling van Theo’s persoonlijkheid hebben gehad. Wat je in je jeugd meemaakt ervaar je als normaal. Dat grensoverschrijdende gedrag zou bij hem dan in zijn adolescentie genormaliseerd zijn.”
En de seks met zijn moeder?
„Hij heeft het verhaal aan tientallen mensen verteld, maar zijn moeder ontkent het, ik heb het haar gevraagd. Het is zijn woord tegen het hare. Ik denk persoonlijk dat hij het verzonnen heeft. Hij construeerde wel meer verhalen waarin hij de actor was, terwijl hij die rol in werkelijkheid helemaal niet had.”
Zijn juf van de lagere school schreef in zijn rapport dat hij een ‘enorm minderwaardigheidscomplex’ had.
„Volgens haar probeerde hij dat te verbergen door flink te doen. ‘Hij is o zo bang om zijn gezicht te verliezen’. Theo’s moeder vond het onzin, maar ik denk dat zijn juf hem goed kende.” Een vriendje van Theo van Gogh uit die tijd vertelde Jaap Cohen dat ze samen bij de juf op bezoek gingen, ‘een schat van een mens’. Zelf schreef Van Gogh later aan een vriendin dat hij alléén bij haar op bezoek ging. Dan wandelden ze met haar sint-bernardshonden door de bossen bij Duinrell. Ze rook naar dennennaalden en hij herinnerde zich ‘de weemoed in haar ogen’ als ze hem gedag kuste. ‘Op school kuste ze me nooit.’
Was Theo van Gogh blijven leven, zegt Jaap Cohen, dan was hij de koning van Twitter geworden, van X. „Dat was helemaal zijn medium geweest. In 1998 was hij de eerste met zijn opiniewebsite De Gezonde Roker, een soort GeenStijl avant la lettre. Daar had hij al een enorm bereik mee.” Door sociale media, denkt hij, zou Van Gogh een nog veel groter publiek gekregen hebben. „En hij zou een podcast hebben gehad.” En nee, hij denkt niet dat hij zou zijn gecanceld vanwege provocerende uitspraken. „Johan Derksen wordt toch ook niet gecanceld? Theo zou dagelijks zijn aangeschoven bij Vandaag Inside.”
En Ischa Meijer? Zou hij gecanceld zijn? Annet Mooij zegt eerst dat ze niet zo bezig is geweest met die vraag, maar aan het eind van het gesprek komt ze erop terug. „Zoals hij zich gedroeg tegen de mensen met wie hij werkte, dat zou niet meer getolereerd worden.” Een van de medewerkers bij I.S.C.H.A, de televisietalkshow, zei tegen haar dat ze bij de onthullingen over Matthijs van Nieuwkerk dacht: ‘nou, dat kan nog wel een graadje erger’. Ischa Meijer, schrijft Annet Mooij, schreeuwde en stelde onmogelijke eisen. Zelf noemde hij zijn regime voor de grap ‘het kampmodel’: hij de nazi, zijn medewerkers zijn gevangenen, zijn slaven.