
Liefde, dood, zingeving. Existentiële psychotherapie gaat ervan uit dat veel van ons psychisch leed teruggaat op problemen rondom zulke fundamentele thema’s. Het is een op de filosofie geënte vorm van therapie die halverwege de twintigste eeuw ontstond in het kielzog van de psychoanalyse. Eén van de belangrijkste auteurs in het vakgebied is de Amerikaanse schrijver-psychiater Irvin D. Yalom (1931), bij het publiek beter bekend als schrijver van romans als Nietzsches tranen en De therapeut.
Naast lijvige handboeken voor behandelaars en leesbare fictie heeft Yalom ook mooi geschreven over therapie voor een breder publiek, in boeken als Scherprechter van de liefde. Naar dit genre keert hij terug in wat zeer waarschijnlijk zijn laatste werk zal zijn, Het uur van het hart. Het werd geschreven met hulp van zijn zoon Benjamin – Yalom is op leeftijd en zijn geheugen gaat achteruit. Daar merk je in dit boek overigens niets van: het is een intieme, intelligente afsluiting van een indrukwekkende carrière als therapeut en schrijver.
Een belangrijk aspect van existentiële psychotherapie is het besef dat de therapeut zich bezighoudt met de subjectieve ervaring van een ander mens. Therapie is dus een ontmoeting tussen twee mensen waarbij een therapeut met bescheidenheid probeert te begrijpen wat genezing voor de persoon tegenover hem zou kunnen betekenen. Therapie is, voor de existentiële therapeut, geen kwestie van het opleggen van een standaardmethode, geen arts die je diagnosticeert of je levensvragen beantwoordt, maar een menselijke ontmoeting tussen twee individuen. Het is deze benadering – empathisch, nederig en bewust van de risico’s van het opleggen van de eigen waarden en overtuigingen – waarmee Yalom bekendheid verwierf. En het is ook precies deze aanpak die in zijn laatste boek opnieuw naar voren komt.
Intuïtie en ervaring
De gesprekken in Het uur van het hart, die Yalom met zijn patiënten voerde, zijn eenmalig en daarmee geen therapie in strikte zin, maar zijn wel degelijk therapeutisch van aard. Yalom vaart op zijn intuïtie, gevoed door zijn decennialange ervaring, en aarzelt niet om soms pijnlijke of harde waarheden te verkondigen. Zo vertelt hij een jonge vrouw, Maya, bijna botweg dat haar relatie-idealen onrealistisch zijn – een benadering die in een langdurige therapie waarschijnlijk anders zou zijn. In een ‘echte’ therapie zou de patiënt die conclusie idealiter zelf trekken, maar Yaloms ervaring en intuïtie maken dat hij hier directer kan, of liever: moet, zijn. Over het algemeen heeft Yalom een zeer interessante stem. Hij is warm en vriendelijk, maar tegelijkertijd ook scherp en behoedzaam. Dit geeft hem een natuurlijk gezag, iets wat je hoopt te vinden bij een therapeut. Warm maar kordaat, zoiets.
Wat dit boek verder bijzonder maakt, is Yaloms vermogen om in de korte hoofdstukken levensechte portretten te schetsen. Hier vaart hij duidelijk op zijn talent als romanschrijver. Hij schrijft met precisie en tegelijkertijd weet hij patiënten in één gesprek tot leven te wekken, zowel in werkelijkheid als op papier. Tegelijk reflecteert hij ook op zijn eigen leven, vooral op het verlies van zijn vrouw, zijn levenslange partner.
Yalom begrijpt als geen ander dat onze cultuur moeite heeft om de grote levensvragen het hoofd te bieden. Existentiële therapie, zelfs in de vorm van een enkel gesprek, heeft als doel ons terug te voeren naar de essentie. Waarom vrezen we de dood? Wat willen we met ons leven bereiken? Met wie willen we onze tijd delen? We prijzen onszelf graag omdat we openlijk over psychologische thema’s spreken, maar als het gaat om de diepste, existentiële kwesties, schieten we nog altijd tekort. Ik moest tijdens het lezen denken aan Rilke, die ooit schreef: „De dingen die het dichtst bij ons staan, zijn door de alledaagse afweer zo ver uit ons leven gedrongen dat de zintuigen waarmee we ze hadden kunnen waarnemen, zijn verschrompeld.” Yaloms boek is een krachtige opfrisser van die zintuigen – een uitnodiging om opnieuw contact te maken met wat écht telt.
Persoonlijke dimensie
En dus kleurt ook Yaloms eigen persoonlijke dimensie de gesprekken, in zijn overtuiging dat therapie altijd een intersubjectief proces is. Hij weet dat de meeste patiënten feilloos aanvoelen als een therapeut zelf door grote levensveranderingen gaat. „Margaret, ik wil je wat vragen”, zegt hij in een van de gesprekken. „Wat voelde je toen ik net vertelde dat ik mijn vrouw verloren heb? Hoe was dat voor jou?” In plaats van zich te verschuilen achter het ‘blanco scherm’ – de traditionele rol van de therapeut als een gedistantieerde arts zonder eigen gevoelens – maakt Yalom zijn eigen gevoelens dus onderdeel van deze gesprekken. Riskant, maar in Yaloms handen werkt het.
Want er schuilt wel risico in Yaloms aanpak. Zijn improviserende stijl wekt soms de indruk dat therapie niets meer zou zijn dan het voeren van een goed gesprek, dat niet veel verschilt van een boom opzetten met een oude vriend of je opa of oma. Maar de realiteit is dat therapie op cruciale manieren afwijkt van ‘helpende’ gesprekken met familie of vrienden. Natuurlijk weet Yalom dit, hij is geen beginner, verre van. Zijn aanpak is het resultaat van een leven lang oefenen, denken en voelen naast zijn patiënten. In korte theoretische passages legt hij dus mooi uit hoe essentieel bijvoorbeeld reflectie is in therapie – een stapje opzij zetten en reflecteren op het gesprek zelf – ook als zulke onderbrekingen van de natuurlijke ‘flow’ onnatuurlijk aanvoelen. „Je zegt dat je het moeilijk vindt om je open te stellen. Maar hoe is dat nu tussen ons? Vind je het bij mij ook zo moeilijk?”
Het uur van het hart is het slotakkoord van een bijzondere therapeut en schrijver, een van de meest geliefde stemmen in het vakgebied – zowel onder therapeuten als bij het brede publiek. Yalom is op zijn best én het meest uitdagend als hij zijn eigen gevoelens inzet om zijn patiënten te helpen, een risicovolle maar inspirerende keuze. Dit boek is niet alleen een ode aan de kunst van het luisteren betekenis geven, maar ook een ontroerend afscheid van een man die zijn vak beheerst.
