N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De spullen om ons heen en de dingen die we gebruiken: ze laten zien wat we belangrijk vinden en hoe de wereld verandert. Deze week: de begrafeniscake.
Het was een reünie van het grimmigste soort. De kerk, aan een kade in het stadshart gelegen, was afgeladen met mensen, het droevige voorrecht van iemand die jong overleden is. Een groot aantal van hen herkende ik van vroeger, uit mijn schooltijd. In hun ouder geworden gezichten zag ik het mijne weerspiegeld. Hoewel ik het toen niet zo beleefde, moet ik destijds toch echt jong zijn geweest. Vandaag droegen we grotemensenkleren, geen wijde spijkerbroeken-met-ketting, geen Tupac- of Ajax-shirtjes, geen lubberhoodies. Er waren geen innige begroetingen, geen omhelzingen, we knikten elkaar toe, als om te zeggen: ja, ik ben het en ja, ik weet dat jij het bent.
Toen zag ik mijn beste schoolvriend, via wie ik de jongen kende die vorige week plotseling was overleden. Gedrieën, en in grotere groepen, hadden we eindeloos rondgehangen op pleintjes, in parkjes en doorrookte kamers. De overleden jongen, die natuurlijk een man was geworden, had ik nog met enige regelmaat via Instagram gesproken; felicitaties, vlam-emoji’s over iets wat ik had geschreven, hij hield de boel goed en gul bij. Mijn beste schoolvriend zag me niet; hij had een plak cake in zijn hand, verpakt in een folietje, en sjokte naar het voorgedeelte van de zaal. Ik nam plaats in de coulissen.
Van oudsher hoort de cake sterk bij het Nederlandse begrafeniswezen, als deel van de zogeheten koffietafel, oorspronkelijk een katholiek fenomeen. Met name in het zuiden des lands (Brabant, Limburg) is het gebruik van de koffietafel na de dienst onontbeerlijk, maar ook bij niet-religieuze diensten in een stad als Amsterdam is er vrijwel altijd cake, meestal een zoete, vettige fabriekscake, die meer weg heeft van een ding (een goudstaaf, een baksteen) dan van voedsel. Vanwege zijn dingheid heeft de begrafeniscake een neutraal voorkomen: niemand kan er aanstoot aan nemen, niemand kan hem ongepast vinden.
De bezoekersschare in de kerk week uiteen: de kist werd naar binnen gedragen, door zijn beste vrienden, en zijn broers, die erg op hem leken.
Het nut van begrafeniseten is meerledig. Allereerst is er de praktische kant van de zaak: hevige emotionele gebeurtenissen vragen veel energie, en dus veel brandstof (voedsel). De shock kan het gevoel van honger blokkeren, vandaar dat veel rouwenden in korte tijd sterk kunnen vermageren, en soms licht in het hoofd worden tijdens de dienst. In vroeger tijden vielen geregeld mensen flauw, wegens ‘de zuigende werking van het graf’. Daarnaast moesten bezoekers, zeker vroeger, vaak nog een lange reis huiswaarts maken, al dan niet te voet. Ze moesten dus goed gevoed worden. De cake was de perfecte oplossing: veel suiker, veel zout, veel vet. Ook vandaag de dag is de begrafeniscake nog populair. In 2022 deed uitvaartonderneming Monuta onderzoek onder 1.500 volwassenen: driekwart van hen wilde een kleine standaarddienst, en toch zeker de helft stond op cake en koffie.
Maar onze gehechtheid aan rouw-kost is, denk ik, niet alleen een praktische. Eten, het omzetten van voedsel in energie en warmte, vormt de kern van ons biologische wezen. Als we eten, herinneren we onszelf er op de meest primaire manier denkbaar aan dat we leven, dat onze vitale functies het nog doen, dat we in tegenstelling tot de stilgevallen, koude overledene nog deel uitmaken van de wereld der levenden, die gekenmerkt wordt door energie. Etenderwijs bestendigen we ons dier-zijn, en erkennen we dat we gebonden zijn aan dezelfde wetten als elk organisme. De dode heeft het domein van het dier verlaten. Zijn lichaam beantwoordt niet meer aan dezelfde wetten als het onze, en waar de ziel is gebleven is een eeuwige vraag, die is vervluchtigd en efemeer geworden, zo ze ooit heeft bestaan.
Tijdens de dienst werden foto’s en filmpjes vertoond van de jongen-die-nu-een-man-was. Reizen, vakanties, nachtelijke uitspattingen, veel vrienden. Toen het laatste woord was gezegd, week de menigte opnieuw uiteen. De familie liep als eerste naar buiten, daarna de beste vrienden. In de stoet zag ik mijn schoolvriend, hij wenkte me. Ik liep naast hem op. Ik vroeg of hij overeind bleef, dezer dagen. Hij zei niks, maar tastte in de zak van zijn colbert en haalde een tweede, ingepakte plak cake tevoorschijn, die hij aan mij gaf.