De bedwantsen zijn met velen, en ze willen bloed

‘De wanden waren zo dun als luciferhout, en om de scheuren te verbergen waren ze bekleed met laag na laag van roze behang, dat los was gekomen en waarin ontelbare bedwantsen huisden. Tegen het plafond marcheerden lange rijen wantsen als rijen soldaten en ’s nachts kwamen ze uitgehongerd naar beneden, zodat je een paar keer per nacht moest opstaan om hele hecatombes te vermoorden. Als de bedwantsen te erg werden, kon je zwavel verbranden en ze naar de buurkamer jagen, maar dan sloeg de huurder naast je terug door zíjn kamer te laten zwavelen en de wantsen terug te drijven.” Aldus George Orwell in 1933, over een Parijs pension in Down and Out in Paris and London, zijn verslag van de armoede in die steden.

Dezelfde locatie, bijna een eeuw later, dezelfde plaag. Parijs windt zich deze herfst op over de punaises de lit sinds bezoekers van twee bioscopen in september op sociale media rode bultjes lieten zien. Bedwantsen werden in de metro gezien, de vakbond van Franse bestrijdingsdiensten meldde een sterke toename van meldingen. Eurostar kondigde aan de internationale treinen extra te reinigen, maar al snel doken ook beelden op van bedwantsen in de metro van Londen.

Vaker dan je zou denken duikt de nederige bedwants daarom op in literatuur

Wetenschappers relativeren: de bedwants brengt geen ziektes over, alleen jeuk en ongemak. En de bedwants houdt de mens al eeuwen gezelschap. In haar boek Infested. How the Bed Bug Infiltrated our Bedrooms and Took over the World (2015) schrijft wetenschapsjournalist Brooke Borel dat het diertje aanvankelijk bij vleermuizen in grotten leefde, waar ook onze voorouders schuilden. Sindsdien is de wants waar de mens is. Vroeger geholpen door gebrek aan effectieve bestrijding, nu door een permanent reizende wereldbevolking, Airbnb, milieuvriendelijker bestrijdingsmethodes en de levendiger handel in tweedehands kleding en meubilair.

Sociale media en een nultolerantie voor verontreiniging in de moderne, antiseptische wereld maken dat de paniek nu heftiger lijkt dan de uitbraak. Makkelijker dan tussen uw lakens nestelt Cimex lectularius zich immers in uw verbeelding. Ze komen in het duister, als uw slaap het diepst is. Ze besluipen u daar waar u zich het veiligst waant, in uw bed. Ze zijn met velen. En ze zijn uit op uw bloed.

Vaker dan je zou denken duikt de nederige bedwants daarom op in literatuur, van Aristophanes tot Teju Cole, en in drama en muziek. Bessie Smith zong de ‘Mean Old Bedbug Blues’ (1927): ‘Bedbugs sure is evil, they don’t mean me no good’. Dmitri Sjostakovitsj componeerde een Bedwants-suite (1929) vol niet te stuiten marsritmes voor een gelijknamig satirisch theaterstuk van Vladimir Majakovski, waarin een bourgeois én een bedwants in een communistisch utopia als schadelijke levensvormen in een museum geëxposeerd worden.

Maar de existentiële angst voor de zespotige Ander werd het best getroffen door H.G. Wells in het archetypische insecten-horrorverhaal The Empire of the Ants (1905). Twee Europeanen varen een rivier in Brazilië op, naar een nederzetting waar de bevolking strijdt tegen agressieve mieren. Een kwestie van tijd, denkt de hoofdpersoon, totdat deze mieren wereldheerschappij hebben. De mens kan deze strijd niet winnen.