‘Hier, aan de duinrand van Castricum, stonden vroeger huizen. Die zijn allemaal gesloopt voor de bouw van de Atlantikwall.” Dat vertelt John Heideman, die is gespecialiseerd in de lokale geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog.
Op pad door het duingebied wijst hij op overblijfselen van de Duitse verdedigingslinie. „Dit was een betonnen antitankmuur tegen aanvallen vanuit het binnenland.” Even verderop: „Op die duintop stond een radarstation.” In wat nu bos is: „Dit was een V1-installatie.” Bij een achttiende-eeuwse duinboerderij: „Dat is een bunkergarage en hier heb je een manschappenbunker. Die hoorde bij Widerstandsnest 49, dat het gebied net achter het strand bewaakte. Vlakbij had je mitrailleursnesten en overal was prikkeldraad.”
De muren van de bunker zijn versierd met een geschilderde lambrisering en een rij identieke springende konijnen, die met een sjabloon moeten zijn geschilderd. „In de duinen verderop staat een bunker met onder andere zelfs geschilderde Delfts blauwe tegels”, legt hij uit.
Heideman, die opgroeide in Castricum en Bakkum, doet al zo’n twintig jaar onderzoek naar de Atlantikwall in het gebied en heeft er inmiddels twee boeken over geschreven. „Maar ik ben geen historicus”, zegt hij, ,,ik heb mts gedaan en ben amanuensis op een middelbare school.”
Het meeste onderzoek naar de Atlantikwall in Nederland wordt gedaan door amateurhistorici als Heideman. „Daar zit veel goed onderzoek bij”, zegt Jaap Evert Abrahamse van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). „Het beperkt zich meestal wel tot bunkers of lokale geschiedenis. Wij hebben nu een synthese voor heel Nederland gemaakt.”
Pure propaganda
Abrahamse doelt op De Atlantikwall Atlas, die november 2024 is verschenen en waarvan hij een van de makers is. Hij zegt: „Aanleiding was het verzoek van de minister van OCW in 2019 om een visie op te stellen hoe in de toekomst met de resten van de Atlantikwall moet worden omgegaan.”
Wat die synthese vooral duidelijk maakt is dat dé Atlantikwall niet bestond en meer was dan alleen een eindeloze rij bunkers aan het strand.
Ja, Hitler gaf de verdedigingslinie die van de Pyreneeën tot aan de Noordkaap liep die ene naam, maar het idee van een 5.000 kilometer lang aaneengesloten ondoordringbaar betonnen verdedigingsfront tegen een geallieerde invasie was pure propaganda. Het was vooral een soort systeem van bunkers, veldversterkingen, versperringen en andere werken die in verbinding stonden met marinehavens, vliegvelden en commandoposten in het achterland. Het geheel was een gelaagd en complex stelsel van kust- en landverdediging, dat ook de oorlog op zee en in de lucht ondersteunde. De linie was er ook niet in één keer, maar werd gebouwd inverschillende fases.
Ondanks een grote mate van standaardisering vormde de Atlantikwall ook geen uniform geheel. Het wisselende landschap, de aan- of afwezigheid van bouwmaterialen en de kennis en voorkeuren van plaatselijke officieren zorgden voor regionale en lokale verschillen.
De geschiedenis van de Atlantikwall begint direct na de bezetting van Nederland, toen de Duitsers de Nederlandse kust gingen bewaken. Er verschenen loopgraven en mitrailleursnesten , gemaakt van houten planken en gevlochten wilgentakken. Oudere soldaten, ongeschikt om aan het front te vechten, patrouilleerden langs de kust om Engelandvaarders tegen te houden en te waarschuwen voor mijnen in het kustwater en kleinschalige aanvallen vanuit Engeland. De bewaking van de grote havens was in handen van de Duitse marine. Om en bij de havens verrezen al betonnen bunkers met geschut. Het luchtruim was de taak van de luchtmacht.
In de loop van 1941, toen de Duitse veldtocht in de Sovjet-Unie langer dan gepland ging duren, vond het Oberkommando van de Wehrmacht het verstandig om de westkust van continentaal Europa beter te beschermen tegen een mogelijke geallieerde invasie. Dat zou kunnen voorkomen dat in het westen een tweede front werd geopend. Om die reden werd van kustbewaking overgeschakeld op kustverdediging. Als voorbeeld diende de 630 kilometer lange Westwall (of Siegfriedlinie) met duizenden bunkers, die al vóór de oorlog was gebouwd als tegenhanger van de Franse Maginotlinie en die liep van de grens met Zwitserland tot aan Kleef, bij Nijmegen.
De Neue Westwall werd een duizenden kilometers lange linie van kustbatterijen en infanterieposities die economisch en militair belangrijke posities moesten verdedigen. In Nederland werden daartoe vanaf april 1942 de stranden en duingebieden tot Sperrgebiet verklaard. Duizenden mensen werden gedwongen hun huizen te verlaten, omdat die voor bunkers en open schootsvelden gesloopt moesten worden. De bouw, geïnitieerd door de Organisation Todt, vergde zoveel arbeidskracht, materieel, brandstof en bouwmaterialen dat in Nederland met ingang van 1 juli 1942 een algehele bouwstop voor civiele werken werd ingesteld.
In die zomer drong het ook tot Hitler door dat de militaire situatie zo was veranderd dat het zeker was dat op een dag de geallieerden vanuit het westen zouden aanvallen. Maar omdat niet bekend was waar en wanneer moest de hele 5.000 kilometer lange kuststrook nog beter verdedigd worden.
Voor wat Hitler de Atlantikwall doopte moesten niet alleen de kanonnen, maar ook de 300.000 benodigde manschappen in bunkers ondergebracht worden. In totaal waren 15.000 bomvrije bunkers nodig, die daken en muren van standaard twee meter dik dienden te krijgen. In Nederland werden zeshonderd van dergelijke bunkers gepland. Maar een jaar later moesten door gebrek aan materiaal en bouwcapaciteit de plannen al worden bijgesteld en kregen kleinere bunkers daken en muren van slechts anderhalve meter dik.
Lees ook
In Bunkermuseum IJmuiden kun je kiezen tussen de waanzin en de euforie
Tot de laatste man standhouden
De Atlantikwall was hiërarchisch opgebouwd. De belangrijkste strategische punten kregen in 1944 de status van Festung. Dat betekende niet alleen dat ze voorrang kregen bij bevoorrading van proviand en munitie maar ook dat ze bij aanvallen tot de laatste man moesten standhouden. Dat gold in Nederland voor Vlissingen, Walcheren, Hoek van Holland, Scheveningen, IJmuiden en Den Helder.
Verder waren er vele Stützpunkte, die bestonden uit bunkers, barakken, geschutsopstellingen, loopgraven en schuttersputten. Zij hadden de functie van infanteriestelling, luchtafweer, radarpost, batterij of commandocentrum. Steunpunten in de buurt van havens, industrie en belangrijke infrastructuur konden door middel van tankgrachten, tankwallen, versperringen en mijnenvelden verbonden worden tot een Stützpunktgruppe met een eigen commandant. De kleinste eenheid binnen de Atlantikwall was het Widerstandsnest: een veldversterking met licht geschut en bouwwerken voor manschappen, omgeven door prikkeldraad en loopgraven.
Achter de verdediging langs de kustlijn lag nog een Landfront, dat de linie beveiligde tegen luchtlandingen en omtrekkende bewegingen van eventueel doorgebroken landingstroepen. Het Nederlandse hoofdkwartier van de Atlantikwall lag in Hilversum. Alles stond met elkaar in verbinding door een wijdvertakt telefoonnetwerk met tot bunker omgebouwde schakelpunten en versterkte kabelmantels.
In de Atlas gaat het om de Atlantikwall als abstract militair geheel. Persoonlijke verhalen van Duitse soldaten die in en om de bunkers dienden of Nederlanders die met de Atlantikwall te maken kregen ontbreken. John Heideman is vanaf 2007 regelmatig naar Duitsland gereisd om nog net op tijd juist die verhalen vast te leggen. „Bernard Scholz [1921-2010] was waarnemer bij radarstation Roma aan de Geversweg in Castricum. Ze gaven hun waarnemingen door aan IJmuiden, waar grote luchtafweerkanonnen stonden. Hij vertelde ook over zijn zwarte handel en dat ze schapen hielden. Hij kreeg verder een Nederlandse vriendin, met wie hij in 1950 is getrouwd. Zijn schoonmoeder en haar dochters, geen van allen NSB’ ers, zijn na de oorlog nog korte tijd geïnterneerd geweest.”
En het oorlogsdagboek van Mien van Buuren-Kolff vertelde Heideman hoe zij en haar buren, toen de Duitsers eind 1942 beslag legden op hun woningen en huisraad aan de duinrand, ’s nachts de complete inboedel stiekem verhuisden.
Speelterrein van de lokale jeugd
Het grootste deel van de Atlantikwall in Nederland bleef gedurende de oorlog buiten de strijd. Na de Duitse capitulatie is slechts een beperkt deel opgeruimd, omdat het te kostbaar was om alle bunkers op te blazen. In plaats daarvan werden ze onder het zand bedolven of hergebruikt, bijvoorbeeld als tijdelijke woning of opslag. Ook werden ze het speelterrein van de lokale jeugd.
Heideman vond ook het verhaal van luitenant Horst Schützendübel (1921-2008), commandant van de zestig meter hoge radartoren Elefant. „Hij stond onder meer in verbinding met een vliegveld van nachtjagers waaraan hij de komst van bommenwerpers kon doorgeven. Tot zijn verbazing kreeg zijn radartoren pas aan het einde van de oorlog met luchtaanvallen te maken. Na de oorlog hoorde hij van een Amerikaanse vliegenier dat de geallieerden de toren bewust hadden gespaard: overdag was hij voor bommenwerpers naar Duitsland een ideaal navigatiemiddel geweest.”
Houten bloembakken sierden de ingang van een bunker bij Hoek van Holland
Pas in de jaren zeventig werden de overblijfselen van de Atlantikwall onderwerp van wetenschappelijk onderzoek, weet RCE-onderzoeker Abrahamse. „Architectuurhistoricus Rudi Rolf, drie jaar geleden op 74-jarige leeftijd overleden, keek met een kunsthistorische blik naar de bunkers. Hij promoveerde ook op het onderwerp, onderscheidde een typologie en stelde dat de architectuur van de marinebunkers was afgeleid van de opbouw van marineschepen. Later ging hij zich bezighouden met de vormgeving van verdedigingswerken in het algemeen.”
Rolfs werk vond in die tijd weinig navolging in de academische wereld, maar wel bij amateurhistorici.
Hans Sakkers was één van hen. „Ik ben in 1958 geboren in Middelburg. De achtergebleven bunkers in de omgeving waren reuzespannend. Een vriend van mij vond er zelfs een keer het stoffelijk overschot van een Duitse soldaat.” Na de mulo, een toenmalige middelbare school, werkte Sakkers in de geestelijke gezondheidszorg, maar de belangstelling voor de Atlantikwall bleef: hij heeft intussen ruim twintig boeken geschreven over bunkers en wat er rond de Atlantikwall in Zeeland is gebeurd. Rolf heeft hem op pad geholpen, vertelt hij. „Ik mocht bij hem langskomen in Amsterdam, hij attendeerde me op het bestaan van het Bundesarchiv in Freiburg, waar originele kaarten en documenten waren, en stimuleerde me onderzoek te gaan doen. Sindsdien ben ik regelmatig in Freiburg geweest. Soms kwam ik terug met voor 800 euro aan kopieën.”
Lees ook
Waarom de slag om de Schelde nodig was
Profiterende bouwbedrijven
Terwijl amateurs, vaak verenigd in lokale bunkerverenigingen en -musea, zich volop met het onderwerp bezighielden, gebeurde er aan de universiteiten en onderzoeksinstituten de afgelopen jaren weinig tot niets. „In 2010 was er een internationaal congres in Zeeland met amateurs en professionals”, zegt Abrahamse. „En aan de VU ging architectuurhistoricus Koos Bosma zich bezighouden met de Atlantikwall als erfgoed. Maar na zijn onverwachte dood in 2015 kwam een einde aan zijn onderzoeksproject.”
Begin 2024 heeft Geert-Jan Mellink in zijn proefschrift over de Nederlandse bouwwereld tijdens de Tweede Wereldoorlog duidelijk gemaakt welke Nederlandse bouwbedrijven van de bouw van de Atlantikwall hebben geprofiteerd. Zeven jaar eerder was hij mede-auteur van Verdreven voor de Atlantikwall, over de ontruiming en afbraak van de Nederlandse kuststreek. Maar hij is niet verbonden aan een universiteit of onderzoeksinstituut. Dat geldt ook voor Jeroen Rijpsma, een van de makers van de Atlas, vertelt Abrahamse. „Van huis uit planoloog heeft hij zich als zelfstandig onderzoeker in de Atlantikwall gespecialiseerd. Zoveel kennis als hij heeft hadden we bij de RCE niet in huis, en dus hebben we hem bij de Atlas betrokken.”
Lees ook
Hoe de Nederlandse bouw zonder scrupules de oorlog doorstond
Diezelfde Rijpsma heeft onlangs met archeoloog Nick Warmerdam Gewapend met karabijn en camera gepubliceerd. Warmerdam: „Jeroen en ik verzamelen allebei al jaren amateurfoto’s die Duitse militairen indertijd van hun leven bij de Atlantikwall hebben gemaakt. Die hebben we nu voor Zuid-Holland gebundeld.” De foto’s belichten een aspect dat in de Atlas niet aan de orde komt. „Ze geven een beeld van hoe de militairen van de stellingen iets eigens maakten.” Houten bloembakken sierden bijvoorbeeld de ingang van een bunker bij Hoek van Holland en bij Noordwijk poseerde een Luftwaffe-militair naast een perkje waarin met zand en stenen een adelaar en een swastika waren afgebeeld.
Warmerdam is een van de weinige archeologen die onderzoek doen naar de Atlantikwall. „Terwijl groepen amateurs al jaren op zoek gingen naar verborgen bunkers, was de officiële archeologie er laat bij. In 2014 heb ik met het archeologisch bedrijf RAAP in Zuid-Holland voor het eerst een inventarisatie gemaakt van de ‘zachte’ resten van de Atlantikwall: loopgraven, schuttersputjes en veldversterkingen.” Later heeft hij met een ander bedrijf (BAAC) opgravingen gedaan. „Dan zie je hoe de Duitsers op zo’n plek hebben geleefd. En de gebruikte materialen vertellen dat bij de bunkerbouw steeds meer compromissen zijn gedaan.” Tegenwoordig werkt Warmerdam bij het Erfgoedhuis Zuid-Holland. „Ik doe nog wel onderzoek naar de Atlantikwall, maar graaf niet meer op.”
Onafhankelijk van elkaar zijn Heideman, Abrahamse, Sakkers en Warmerdam het erover eens dat er ergens een instituut zou moeten zijn dat richting geeft aan toekomstig onderzoek en de resultaten bundelt. Het liefst in Europees verband. De vraag die geen van de vier meteen kan beantwoorden is: wie in binnen- of buitenland zou zo’n onderzoeksproject moeten initiëren?