De helft van de in Antwerpen aangehouden verdachten van zware drugscriminaliteit is de laatste jaren afkomstig uit Nederland. Dat vertelt Franky De Keyzer, die als procureur des Konings van parket Antwerpen aan het hoofd van het Openbaar Ministerie van de havenstad staat, tegen NRC. „Van de 150 personen die wij in 2023 in de haven gepakt hebben komt ongeveer 50 procent uit Nederland. Dat is al jaren zo”, zegt De Keyzer. Eind vorige week werden nog vijf Nederlandse ‘uithalers’ opgepakt op het Antwerpse haventerrein die op zoek waren naar een partij cocaïne.
Bij drugsgerelateerd geweld is dat beeld niet anders. Van de 151 arrestaties in 2023, onder meer wegens aanslagen op woningen, waren 69 verdachten van Nederlandse origine. Het jaar daarvoor gold dat voor 47 van de 95 gearresteerde verdachten. De Keyzer: „In 2022 was het op een gegeven moment zo erg, dat een volledige vleugel van de gevangenis van Antwerpen vol met Nederlanders zat.”
Nederlanders spelen ook bij zeer ernstige geweldsfeiten een belangrijke rol. In januari vorig jaar overleed de 11-jarige Ferdaous nadat de garagedeur van haar huis doorzeefd werd met een kalasjnikov. Antwerpen werd de afgelopen jaren wel vaker opgeschrikt door aanslagen die net zoals deze lijken samen te hangen met het drugsmilieu – het meisje is het nichtje van Othman El B., een grote, voortvluchtige Belgische drugshandelaar. Maar een onschuldig slachtoffer, notabene een kind, viel niet eerder.
Vorige week maakte De Keyzers parket bekend dat het strafrechtelijk onderzoek „een mogelijke link met Nederland” heeft. Na huiszoekingen in Amsterdam, Rotterdam en Breda werden een 24-jarige vrouw en 31-jarige man gearresteerd die aan België worden overgeleverd. „Het dossier van dit meisje dat is neergemaaid met een oorlogswapen, ligt mij bijzonder zwaar op de maag”, vertelt De Keyzer, die kantoor houdt in het Vlinderpaleis – het glazen gerechtsgebouw met puntige daken dat boven het zuiden van Antwerpen uitsteekt. „Ik kan niet over de zaak in detail treden zolang het onderzoek nog loopt, maar ik zal er echt alles aan doen alle daders te pakken en te zorgen dat zij een juiste vorm van berechting krijgen.”
Op verzoek van NRC spreekt de procureur des Konings over de drugscriminaliteit in en om Antwerpen, de rol die Nederlanders daarin spelen en de aanpak die hij voor ogen heeft. Het is niet voor het eerst dat vanuit Antwerpen wordt gewezen op de belangrijke rol van Nederland in de Europese drugshandel. De Antwerpse burgemeester Bart de Wever deed dat herhaaldelijk in stevige bewoordingen.
Herhaaldelijk worden Nederlanders in verband gebracht worden met ernstige drugsgerelateerde misdrijven in België. Afgelopen oktober werd een busje met zeven bewapende Nederlanders bij het Antwerpse haventerrein klemgereden. De mannen zouden met geweld een in beslaggenomen partij van 10.000 kilo cocaïne hebben willen terughalen. In 2022 en 2023 werden zes Nederlanders opgepakt wegens plannen om de Belgische minister van Justitie te ontvoeren.
Lees ook
Amsterdam is het hoofd van de georganiseerde misdaad, Antwerpen de benen
in beslag genomen, goed voor vele miljarden aan straatwaarde. De haven is met die van Rotterdam de belangrijkste toegangspoort voor cocaïne uit Latijns-Amerika. Het gros van de coke die in Antwerpen aan wal komt, gaat naar Nederland om van daaruit verder te worden gedistribueerd.
Kunt u die groep van Nederlandse verdachten omschrijven?
„Die jongens komen hoofdzakelijk uit Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Het zijn onder meer personen van Surinaamse en Antilliaanse origine die in jongerenbendes zitten en met wie men in Nederland ook problemen heeft. Stilaan krijgen wij die trouwens in de provincie Antwerpen ook.”
Bedoelt u dat zij hier ook wonen?
„Met name mensen uit Suriname vestigen zich hier in de regio. We hebben de Nederlandse ambassade erop aangesproken, omdat wij denken dat de ambassade in Suriname een strenger visabeleid zou kunnen voeren.
Op dit moment wordt er misbruik van die visa gemaakt. Men landt op Schiphol en binnen de kortste keren staat men hier. Het begon met overlast in de publieke ruimte en bij stationsbuurten, maar wij treffen ze nu ook in drugsgerelateerde criminaliteit aan.”
Worden de Nederlandse criminelen hier in Antwerpen berecht?
„Minderjarigen dragen wij over aan de Nederlandse autoriteiten omdat bij hen resocialisatie het uitgangspunt is, heropvoeden gaat moeilijk als je familie in Amsterdam of Rotterdam woont.
„Meerderjarigen vervolgen wij allemaal zelf en houden we liever hier. Dat heeft een aantal redenen. Door hier het strafrechtelijk onderzoek te doen verzamelen wij puzzelstukken om de grote jongens te pakken. De slachtoffers spelen ook een rol, ik vind het als Belgische magistraat moeilijk te verkroppen dat slachtoffers van drugsgerelateerd geweld naar Amsterdam zouden moeten reizen om hun recht te halen. Maar wat ook absoluut meespeelt in de overweging, is de strafmaat: er wordt hier in België behoorlijk pittig gestraft. Je krijgt hier vrij snel zeven, acht, negen jaar opgelegd voor een drugsdelict.”
Geldt dat ook voor uithalers die zonder drugs betrapt worden in de haven? In Nederland krijgen zij als first offender alleen een taakstraf opgelegd.
„Dat is bij ons helemaal niet het geval. Dan spraken we al snel over twee, drie, vier jaar gevangenisstraf. Indringen in de haven is in België een apart misdrijf waarvoor je in hechtenis kan worden genomen en meer dan een jaar celstraf kan krijgen. Uithalers worden bij ons gearresteerd, voorgeleid, moeten bij de onderzoeksrechter komen en blijven na hun arrestatie vastzitten tot de zaak voorkomt – wat maanden kan duren. En dan krijgen ze ook nog eens straf. Dat is dus een vrij repressief beleid. Ook kunnen wij een havenverbod opleggen van maximaal twintig jaar. Dat is een plaats- en beroepsverbod ineen, waarbij je nergens in België in de haven mag werken of komen.”
U zwaait nu vijf jaar de scepter bij het Antwerpse parket. Hoe heeft u de drugscriminaliteit zien veranderen?
„Hier in het gerechtsgebouw hebben wij tegenwoordig alle werkdagen, maar dan ook echt alle, zittingen waar drugs een rol speelt. Het wisselt van kleinere zaken van criminele gebruikers die overlast veroorzaken en een hulpverleningstraject ingaan tot zware georganiseerde criminaliteit. Er is een toename op allerlei vlakken: van geweldsfeiten tot inbeslagnames. Omdat de cocaïneproductie in Latijns-Amerika en dus de toestroom toeneemt, vechten wij nog altijd tegen de bierkaai.
„Ook is de samenstelling van criminele groeperingen veranderd. Als ik thuis nieuwe ramen wil bestellen, vraag ik een offerte aan bij verschillende aannemers. Bij criminelen zie je hetzelfde: men gaat shoppen. Wij hebben grote jongens die in de Emiraten, Turkije of Marokko zitten en vandaar cocaïnetransporten organiseren. Zij kunnen terugvallen op brokers: een soort uitzendkantoren die over een legioen aan handlangers beschikken. De een kan uithalers leveren, de ander duikers en ga zo maar door. Afhankelijk van wie de beste prijs en specialiteit biedt, gaat men daarmee in zee. We zitten nu dus met een heel volatiele en snel wisselende criminaliteits-scene waar flexibiliteit in het bedrijfsmodel zit ingebakken. Dat is een gigantische uitdaging.”
Valt die drugscriminaliteit überhaupt wel te bestrijden?
„Wij slagen daar wel degelijk in. Na het kraken van de versleutelde communicatiedienst SKY ECC hebben wij hier in Antwerpen al een kleine 400 strafzaken voor de rechter gebracht. Dat succes zorgt voor onrust in het milieu.
„Tegelijkertijd is het probleem enorm gelaagd. Een aantal jongens vindt het fantastisch met Rolex-horloges te lopen en in dikke patserbakken rond te rijden, maar er zijn ook mensen die een leven proberen te leiden en minder kans dan u en ik hebben gehad op onderwijsgebied.
„Daarom ben ik voorstander van een holistische benadering van de criminaliteitsvormen rond drugs. Daarbij moet je zowel een hard repressief beleid voeren als sociale problemen als armoede en huisvesting aanpakken. Onder de noemer ‘Stroomplan 2.0’ lopen nu 29 projecten om de cocaïneproblematiek in de haven terug te dringen. Dat wisselt van het opwerpen van technologische barrières tot het op verschillende manieren afpakken en opsporen van drugsgeld. Het heeft er ook voor gezorgd dat iedereen alert is op waar de hiaten in de wet zitten.”
Wat is volgens u het grootste hiaat?
„De moeilijkheden om informatie te delen. Als ik het in een overleg met politiemensen of OM’ers heb over een databank, dan trekt iedereen bleek weg en krijg je binnen de kortste keren honderd argumenten te horen waarom data niet gedeeld mogen worden.
„We leven in een tijd waarbij mensen hun hele leven op sociale media gooien. Als ik dit weekend een fruitpers in de Mediamarkt koop en iets te lang voor het vak met de stofzuigers sta, krijg ik die avond allerlei advertenties van stofzuigers te zien omdat mijn gsm dit registreert. Om commerciële redenen laat Europa het toe dat allerlei gegevens gedeeld worden. Maar als het gaat om de strijd tegen georganiseerde drugscriminaliteit, die ongelooflijk gewelddadig is en almaar driester en driester wordt, moet ik op mijn knieën vragen of ik alsjeblieft informatie mag uitwisselen. Ik begrijp dat het uit mijn mond verdacht klinkt, want ik ben onderdeel van een repressief apparaat, maar voor de aanpak van criminele structuren en activiteiten is het essentieel een goed beeld te kunnen vormen en informatie-uitwisseling hoort daar bij.”
Lees ook
Nederland is de draaischijf voor de mondiale cocaïnehandel
Bent u tevreden over de samenwerking met Nederland?
„We hebben een goede traditie om elkaar te vinden. Ik heb een hele goede verstandhouding met de Rotterdamse hoofdofficier Hugo Hillenaar en ik zie hetzelfde bij burgemeesters Ahmed Aboutaleb en Bart De Wever. Op operationeel niveau is die samenwerking er ook. Als wij hier Nederlanders een aanslag op een woning zien plegen en dit doorgeven, worden die personen als ze bijvoorbeeld eenmaal terug in Den Haag uit de auto stappen, door de Nederlandse politie gepakt. Dus op operationeel niveau zijn er korte lijnen, maar op tactisch en strategisch niveau is er nog veel ruimte voor verbetering van de samenwerking.”
Wat moet er op dat vlak gebeuren?
„De Rotterdamse en Antwerpse haven liggen 75 kilometer uit elkaar. Voor drugscriminelen is dat één gebied. Dat geldt in mindere mate ook voor Hamburg en Le Havre. In een ideale setting werken we met gemengde teams van politieagenten en magistraten, vanuit een gezamenlijk plan. Dan brengen we informatie samen, waarmee onze analisten samen aan de slag gaan. Criminele organisaties bewegen zich heel vlot in een Europese markt die geen grenzen meer kent. Op het gebied van opsporing zouden die grenzen nog veel meer dan nu mogen worden weggenomen.”