Tien jaar geleden. Een consultatiebureau bij het Vondelpark in Amsterdam. Spreekuur met veelal hoogopgeleide, welgestelde ouders, pasgeborenen op schoot. Het gespreksonderwerp: vaccinaties. Jeanne-Marie Hament, toen nog jeugdarts, herinnert zich de groeiende berg kritische vragen die ouders haar stelden: wat zit erin? Zijn ze veilig? Ruimt het immuunsysteem een virus niet op? En dat ze aan het eind van een spreekuur dacht: wat gebeurt hier? De helft van de ouders wil niet meer vaccineren.
Inmiddels is ze programmamanager van het rijksvaccinatieprogramma bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Bezorgde of kritische ouders zitten niet meer voor haar neus, maar zijn wel onderwerp van onderzoek binnen het instituut: wat beweegt mensen om zichzelf of hun kinderen niet te vaccineren? En hoe bereik je ze het best?
In Nederland kunnen kinderen vaccinaties krijgen tegen twaalf besmettelijke ziektes zoals kinkhoest en de bof. Nadat de vaccinatiegraad vanaf 2012 was gedaald, procentpuntje voor procentpuntje, met een kleine opleving vlak voor de pandemie, dook de vaccinatiegraad vorig jaar voor het eerst onder de 90 procent. Een keerpunt, zegt Hament. „Bij zulke getallen is de kans dat ziektes terugkeren groot.”
Vorige week bleek dat er in de regio Eindhoven een uitbraak van mazelen is, zeker twintig kinderen en één volwassene (allemaal niet gevaccineerd) raakten besmet. Op dezelfde dag liet het RIVM weten dat het aantal meldingen van kinkhoest stijgt. De afgelopen twee maanden zijn tenminste vier baby’s aan de ziekte overleden.
Hament: „Een mazelenuitbraak zien we zo eens in de tien jaar. Op plekken waar de vaccinatiegraad altijd al lager was, zoals in de Biblebelt. Nu moeten we constateren dat ook steden kwetsbaar geworden zijn.”
In Den Haag bekeek de GGD de cijfers op wijkniveau, en publiceerde vorige week de „zorgwekkende” bevindingen: in de hele stad zakte de vaccinatiegraad met 10 procentpunt. Als het om de bof, mazelen en rode hond gaat zijn er wijken waar minder dan 65 procent van de kinderen tegen die ziektes is ingeënt.
Lees ook
Hoe gevaarlijk is kinkhoest? Hoe herken je de mazelen? Deze en zes andere vragen over twee ‘vergeten’ ziektes
Artsen maken zich zorgen: groepsbescherming en groepsimmuniteit nemen af, waardoor jonge kinderen, kwetsbare en niet-ingeënte mensen meer risico lopen.
Maar wat vertelt die daling ons nu eigenlijk? Bij het RIVM loopt onderzoek naar beweegredenen en twijfels. Een „flitspeiling” in 2022 liet al zien dat iets meer ouders negatief denken over vaccinaties voor hun kinderen dan tien jaar geleden. Europees onderzoek legt bloot dat het vertrouwen in vaccins en vaccineren is afgenomen.
Het vermoeden is dat de pandemie daarbij een belangrijke rol speelt. De Nederlandse Vereniging Kritisch Prikken (NVKP), opgericht in 1994, ziet „sinds de coronatijd” het ledenaantal en de interesse in de nieuwsbrief groeien.
Maar de vaccinatiegraad daalt niet pas sinds de pandemie, die daalt al veel langer. Volgens Hament leven nog altijd bezwaren binnen bepaalde levensbeschouwelijke groepen. Onder christenen in de Biblebelt bijvoorbeeld. En van de groep die nu omschreven wordt als „wellness-rechts”, zag zij tien jaar geleden de contouren al. De hoogopgeleide ouders die de nadruk leggen op een antroposofische leefstijl, „die van de één op de andere dag kritische vragen begonnen te stellen”.
Bij het RIVM vermoeden ze dat de bezwaren die bij bepaalde groepen bestonden zich steeds een beetje verder hebben verspreid. Sociale media spelen daarbij een rol, zegt Hament. Daar komen gelijkgestemden elkaar makkelijk tegen, maar is veel minder overheidscommunicatie te vinden. En dan is er nog een groep mensen met een migratieachtergrond. Nog altijd weet de overheid die niet goed te bereiken.
Prikangst
Jeugdarts Caroline Schouten heeft ook geen eenduidig beeld: dé anti-vaxxer, zegt ze, bestaat niet. Schouten werkt in het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) in Leiden, en als er één plek is waar twijfels, standpunten en vragen over vaccinaties voorbij komen, dan is het in het CJG waar kinderen de meeste van hun vaccinaties krijgen. „Er kunnen allerlei kleine en grote factoren een rol spelen bij een besluit om wel of niet te vaccineren”, weet Schouten. „Ik word nog iedere dag verrast.”
Zo bespeurt ze regelmatig prikangst. Mensen die zo bang zijn voor naalden, dat ze hun baby’s een prik niet willen aandoen. Een onderbelicht thema, vindt Schouten, want over de vaccinatie zelf gaat het dan dus niet. Maar er zijn ook zorgen over bijwerkingen, soms hebben mensen akelige voorbeelden daarvan in hun sociale omgeving gehoord. Of vrienden en familieleden vaccineren niet, ook dat kan een reden zijn om af te haken, zegt ze. En het feit dat mensen sinds de pandemie meer kennis over infecties en vaccinaties hebben – termen als „mRNA” en „reproductiegetal” komen in de spreekkamer voorbij – kan tot extra verwarring en zorgen leiden.
Schouten: „Ik vind het een goede ontwikkeling dat mensen veel willen weten. Je spuit iets in een gezond kind, dan is het volkomen logisch dat een ouder daar vragen bij heeft.” Maar in de beschikbare kennis vindt niet iedereen altijd een antwoord op zijn vraag. „Dan voeren we een gesprek over vertrouwen. Ik weet ook niet precies hoe een vliegtuig werkt, maar ik stap wel in.”
Schouten is ook bestuurslid van de AJN, de wetenschappelijke vereniging voor jeugdartsen, en in die functie spreekt ze collega’s die net als zij tegen de meest uiteenlopende bezwaren en twijfels aanlopen. Het werkt meestal niet om meteen je eigen kennis over de ander uit te storten, leerde ze. Wie eerst goed luistert, hoort dat er vaak angst aan een besluit ten grondslag ligt. „In de kern komt het er op neer dat ouders bang zijn om het verkeerde te doen. En dan is het soms makkelijker om niets te doen.”
Ze herinnert zich een echtpaar dat twijfelde over de prik tegen de bof, mazelen en rode hond (BMR). Hun neefje bleek op latere leeftijd epilepsie te hebben, vertelt Schouten, en de familie was ervan overtuigd dat dat aan de BMR-vaccinatie te wijten was. Schouten weet dat dat niet klopt, en heeft dat uitgelegd. Toch begrijpt ze waarom die ouders van vaccinatie afzagen. „Zij moeten de kans op een levenslang schuldgevoel afwegen tegen het risico op een besmetting.” Toen ze het stel later opnieuw zag, bleek ook hun eigen kind met epilepsie belast.
Zo’n casus laat het belang zien van een vrije keuze, vindt Schouten. Schouten vindt dat ouders overtuigd moeten zijn van de voordelen van vaccinatie en daar niet toe moeten worden gedwongen. Ook vanwege de vertrouwensrelatie met hun arts. „Ik wil dat ouders ook voor andere problemen bij ons blijven aankloppen.”
Lees ook
Na dalende vaccinatiegraad en uitbraak mazelen: mag kinderopvang ongevaccineerde kinderen weigeren?
Twijfeltelefoon
Schouten en Hament wijzen op het belang van zorgvuldige communicatie. Niet de nadruk leggen op het middel (de vaccinatie) maar op het doel: kinderen beschermen tegen ernstige ziektes. In het krachtenveld van twijfel en angst, zien zij, kan ieder detail de doorslag geven. Zo werd de uitnodiging voor de HPV-vaccinatie, bedoeld voor negenjarigen, vorig jaar tegelijk met de uitnodiging voor een coronaprik verstuurd. Hament hoorde van jeugdartsen dat die enveloppen soms direct de prullenbak ingingen. „Het idee bestond dat je tegelijk met de HPV-vaccinatie ook de coronaprik zou krijgen.”
Bij de Twijfeltelefoon van het Erasmus MC in Rotterdam stuiten ze ook veelvuldig op verwarring. De hulplijn is in 2021 opgericht voor vragen over coronavaccins, maar inmiddels kun je er ook voor informatie over het HPV-vaccin terecht. Internist Robin Peeters vertelt dat zijn indruk na twee jaar is dat „een kleine vocale groep anti-vaxxers online verwarring zaait”, waardoor een grotere groep mensen met vragen achterblijft. „De groep creëert zoveel ruis, dat mensen aan alles beginnen te twijfelen.”
Vragen beantwoorden en informatie verstrekken helpt, zegt Peeters. En daarbij doet ook de afzender er toe. Vanwege de dalende vaccinatiegraad lopen er op dit moment gesprekken met het RIVM om de Twijfeltelefoon open te stellen voor vragen over het rijksvaccinatieprogramma. „Zodat mensen hun vragen ook bij een instantie kwijt kunnen die niet aan de overheid verbonden is.”
Daarnaast komen er extra vaccinatierondes, in regio’s waar nu mazelen en kinkhoest heersen. En kunnen kinderen buiten hun eigen stadsdeel worden gevaccineerd. Want ook praktische drempels zijn reden voor de daling van de vaccinatiegraad, denken Schouten en Hament. Hament: „Als je één keer per half jaar terecht kunt in een sporthal, maar je kind heeft die middag ook voetbaltraining, dan laat een deel van de mensen zo’n groepsvaccinatie schieten.”
Zodra ziektes uit het vaccinatieprogramma rondwaren, loopt de urgentie op, constateren verschillende GGD’s. De GGD in Amsterdam werd afgelopen week door verschillende ouders gebeld, omdat ze hun kinderen alsnog tegen mazelen of kinkhoest willen laten vaccineren.
Om de vaccinatiegraad te verhogen, wordt ook het vaccinatieschema aangepast. Op dit moment krijgen kinderen de BMR-vaccinatie als ze veertien maanden oud zijn, op het consultatiebureau. De tweede prik volgt op hun negende, tijdens een groepsvaccinatie-ronde. Hament: „Bij de tweede prik ligt de opkomst veel lager.”
Op advies van de Gezondheidsraad wordt die tweede prik naar voren gehaald: vanaf volgend jaar krijgen kinderen die rond hun derde verjaardag. De interval verkleinen helpt, denkt Hamet. Op die leeftijd komen de meeste kinderen nog op het consultatiebureau.