N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Loonstijging Gemiddeld stegen de door vakbond FNV uitonderhandelde cao-lonen het afgelopen halfjaar met 7,1 procent. Stakingen, of de dreiging ervan, speelden vaak een rol.
Vuilnismannen, distributiemedewerkers, kaasmakers: het was een voor Nederlandse begrippen hete lente op de barricaden voor een hoger loon. 45 maal stelde vakbond FNV een ultimatum tegen een werkgever in de strijd om inflatiecompensatie, 32 keer mondde het uit in een staking. Soms duurde die kort, soms dagen tot weken – zoals in het streekvervoer of bij vloerenfabriek Forbo in Assendelft.
Daarmee ligt het aantal door de vakbond georganiseerde stakingen nu al hoger dan in 2022, en het zal ongetwijfeld verder oplopen. Niet dat FNV van staken een doel maakt, benadrukt FNV-vicevoorzitter Zakaria Boufangacha. Liever een snel resultaat aan de onderhandelingstafel, dan langdurige onzekerheid voor werknemers. „Maar helaas kan onze inzet niet altijd op draagvlak rekenen van werkgevers. Dan is het knokken voor iedere cent en iedere vaste baan.”
Tijdens de tussenevaluatie van het cao-seizoen klonken dinsdag optimistische geluiden bij FNV. Sinds december zijn de cao-lonen in de 187 afgesloten akkoorden met gemiddeld 7,1 procent gestegen. Daarmee krijgen werknemers compensatie voor het verlies aan koopkracht als gevolg van de snelle prijsstijgingen die sinds 2022 plaatsvinden. Ook viert de bond de verbetering van arbeidsvoorwaarden, zoals bij het distributiecentrum van Albert Heijn. Daar krijgen uitzendkrachten nu bijvoorbeeld eerder duidelijkheid over hun roosters.
Maar Boufangacha is niet alleen positief. „Het gat met de inflatie is nog niet gedicht”, stelt hij, wijzend naar de looneis van 14 procent die de bond voor dit cao-seizoen vaststelde. „In volgende onderhandelingsrondes is nog een stevige inhaalindexatie te realiseren.” Bovendien stamt nog steeds een deel van de cao’s van voordat de prijzen door het dak gingen, als gevolg van de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis. „Het gaat om miljoenen werknemers die nog geen looncompensatie hebben gehad, zoals in de zorg en de bouwsector.”
Vrees voor loon-prijsspiraal
De vasthoudendheid van de vakbonden aan de stevige looneis leidde de afgelopen tijd tot flinke kritiek. DNB-president Klaas Knot, VNO-NCW, MKB Nederland en werkgeversvereniging AWVN: allemaal riepen ze op tot een matiging van de inzet tijdens de onderhandelingen, uit vrees voor een loon-prijsspiraal. AWVN noemde het huidige niveau van de loonafspraken maandag een „reden tot zorg”. De organisatie denkt dat veel organisaties hun stijgende kosten als gevolg van hogere lonen niet kunnen doorberekenen en dat ze zelfs zullen leiden tot „kostenbesparende maatregelen”.
„Ik vind het chantage”, reageert Boufangacha op de houding van de werkgevers. „Er is geen objectieve onderbouwing dat hogere lonen de inflatie hebben aangewakkerd, of dat deze zullen leiden tot reorganisaties.” Liever zou hij zien dat werkgevers de looneisen omarmen: „Dit hebben werknemers nodig. De houding van de organisaties zie ik als een staaltje anti-strategie tegen een rechtvaardige loonstijging.”
De uitspraken zijn tekenend voor de verharde verhoudingen tussen werkgevers en de bonden. Die monden overigens niet altijd uit in stakingen, zegt Boufangacha. „Er zijn ook werkgevers die geen onrust willen en snel met een hoog loonbod komen. Voorheen was er vaak sprake van vertragingstactieken, door als werkgever erg laag in te zetten. Daar kom je nu niet meer mee weg.” Het staken loont, becijfert hij: gemiddeld kwam de uiteindelijke loonafspraak 104 euro per maand hoger uit dan in eerste instantie was geboden.
Terwijl duidelijk is hoeveel stakingen er plaatsvinden, zegt de vakbond geen cijfers paraat te hebben over het aantal mensen dat deelnam – en daarmee het gestaakte aantal uren. Dat hangt samen met de impact van stakingen op de stakingskas van de vakbond. De omvang daarvan is een groot geheim voor buitenstaanders, omdat die werkgevers inzicht geeft in de eventuele mogelijkheden om een staking uit te zitten tot de kas leeg is. Een staker krijgt tussen de 70 en 100 euro per stakingsdag om te compenseren voor het loon dat hij misloopt.
Ook over de precieze ledenaantallen houdt Boufangacha zich op de vlakte. Wel ziet hij het aantal leden als gevolg van de vele acties stijgen – „voor het eerst in zes jaar”. Gemiddeld schreven zich in de afgelopen tien maanden zo’n 5 à 6.000 mensen per maand in. Daartegenover stond een daling door vergrijzing en uitschrijvingen van 3 à 4.000 „Al met al denk ik dat we er zeker 8.000 leden bij hebben gekregen”.
UvA-hoogleraar Agnes Akkerman, expert op het gebied van arbeidsverhoudingen, is niet verrast dat het aantal stakingen toeneemt. „Ze hoeven niet lang te duren of veel deelnemers te hebben om effectief te zijn. Soms is zelfs een dreigende staking al genoeg voor een beter onderhandelingsresultaat.” Ze ziet vakbonden bij de organisatie van een staking strategisch inzetten op werknemers die essentieel zijn voor de productie, zoals orderpickers die in een distributiecentrum van Albert Heijn de boodschappen bij elkaar verzamelen. Ook bestaande personeelstekorten spelen een rol in het stakingsucces: „Gaten die door stakingen ontstaan kunnen minder snel opgevuld worden”.
De verharde toon van de onderhandelingen kan volgens Akkerman ook na het sluiten van een cao-akkoord nog lang een rol spelen op de werkvloer. Stakers kunnen de niet-stakers verwijten te hebben geprofiteerd van de risico’s die zij hebben genomen, het cao-akkoord telt immers voor iedereen. Andersom zijn niet-stakers soms verontwaardigd over het extra werk dat zij tijdens de acties moesten uitvoeren, bleek uit onderzoek van Akkerman. „Mensen gaan elkaar sterke verwijten maken. Het effect wordt groter naarmate de staking langer duurt.”
Verziekte sfeer na een staking
Boufangacha zegt oog te hebben voor de verdeeldheid die acties op de werkvloer teweeg kunnen brengen. „Je hebt soms bedrijven waar de sfeer een jaar na een staking nog niet goed is.” Volgens hem is het lastig om hier als vakbond tijdens het organiseren van de staking rekening mee te houden. Door „zo feitelijk mogelijke informatie te verspreiden en uit te leggen dat staken een grondrecht is”, probeert de vakbond polarisatie te voorkomen. Maar, erkent hij, „het is altijd een verhit debat. Ook de werkgever zit niet stil en probeert werknemers soms te overtuigen om niet deel te nemen.”
De verdeeldheid op de werkvloer kan weer leiden tot langdurig productiviteitsverlies. Akkerman heeft daar een oplossing voor: „Je kunt als werkgever werknemers beter niet tegen elkaar uitspelen. Het is nog altijd beter dat iedereen staakt, dan dat een deel wel en een deel niet het werk neerlegt. Het verlies op de korte termijn staat vaak niet in verhouding tot de financiële gevolgen op lange termijn, als de werkvloer uit elkaar gespeeld is na een staking. Die zijn niet te overzien.”