N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Een nieuw jaar, een nieuw begin. Zo noemen we het graag, en we symboliseren het ook. Vlak ervoor met terugblikken en jaaroverzichten, met een diner, een toast, en vlak erna met feest en wellicht een nieuwjaarsduik. Vervolgens stappen we, als herboren, de ongewisse toekomst in. Natuurlijk weten we ook wel dat het niet écht zo werkt. Maar het idee van een nieuwe start, een nieuwe kans, is belangrijk. Al was het maar om de kwesties die zijn blijven liggen met frisse moed te lijf te gaan. Wat betreft klimaatverandering is dat extra belangrijk, want zoals de vorig jaar overleden Franse denker Bruno Latour liet zien, is er daar van een wegwassen van schuld geen sprake – zelfs niet in de verbeelding.
Latour stelde de moderne mens voor als Gregor Samsa, de held uit Kafka’s novelle Die Verwandlung. Samsa wordt op een ochtend wakker om te merken dat hij is veranderd in een gigantische zwarte kever. Bewegen lukt, maar gaat moeizaam, tastenderwijs. Het schild dat Samsa met zich meetorst is een allegorie voor de CO2’s die de mens – de westerse mens met name – de voorbije tweehonderd jaar de atmosfeer heeft ingejaagd, en dat een nieuw regime heeft ingeluid: het Klimaatregime.
Dit stelt beperkingen op onvoorziene manieren, op manieren die helemaal nooit de bedoeling waren ook. Denk alleen aan de hittegolven die ons continent afgelopen zomer teisterden, de brandende bossen, de opgedroogde rivieren. Maar die CO2’s krijgen we de grond niet zo gemakkelijk meer in. Daarom sprak Latour niet van een crisis, maar van een mutatie.
We zijn een nieuwe, onaangenamere wereld binnengetreden. Kunnen we dan tenminste voorkomen dat we niet nog meer CO2’s produceren, dat het schild nóg zwaarder wordt? Dat is weliswaar geen nieuwe start, maar het is wel hoop. Is er hoop? In elk geval is er een wijdverspreid gevoel van urgentie. Het gesprek over klimaatverandering wordt overal en constant gevoerd. Vijf jaar geleden had niemand nog gehoord van Greta Thunberg of Extinction Rebellion, en hadden we het niet over ambitieuze Green Deals. Het geluid van ‘klimaatsceptici’ is de afgelopen jaren vrijwel verstomd.
Als mensen razend worden op jonge activisten die zich aan het beveiligingsglas van waardevolle schilderijen vastplakken betreft dat toch eerder de vorm – niet de inhoud. Met de boodschap van de activisten zijn ze het goeddeels eens. Ben van Beurden, de ceo van Shell, zit ineens, en tot zijn eigen verbazing, in de verdediging. La peur a changé de camp, zeggen de Fransen, de angst is van kamp veranderd. Gebruikers hebben wat uit te leggen, maar ook de dealers gaan niet langer vrijuit.
Tegelijk: de Russische invasie in Oekraïne en de sancties legden genadeloos bloot hoezeer onze economie drijft op fossiele brandstoffen. Olie en gas stromen erdoorheen als bloed door een lichaam. Hoopvol is dat de kosten van wind- en zonne-energie zozeer zijn gedaald dat wetenschappers de energietransitie niet langer zien in termen van kosten, maar van winst. Ondertussen is een stille voedselrevolutie gaande waarvan de voorstanders claimen dat die binnen nu en twintig jaar de koe overbodig zal hebben gemaakt.
Of het genoeg is? „We leven in een toekomst die we niet hadden kunnen verzinnen”, merkte de Amerikaanse schrijfster Rebecca Solnit onlangs op. Juist uit deze ‘radicale onzekerheid’ putte ze hoop. Dat we nu inzien dat het zo niet verder kan, betekende nog niet dat er geen pad was. „Het betekent dat de wereld verder gaat, niet zoals hij is, maar in een nog niet voor te stellen, getransformeerde toestand.”
Geruststellen doet mij dat niet, maar vandaag doe ik het ermee.