De aarde is beter aan toe dan je zou denken, schrijft Hannah Ritchie

Hannah Ritchie houdt van cijfers. En ze is er heel erg goed in. De Schotse datawetenschapper gebruikt haar rekentalent in het boek Niet het einde van de wereld om aan te tonen dat het beter gaat met de planeet dan veel mensen denken. Met data laat ze zien dat de mensheid voor het eerst in de geschiedenis in staat is om luchtverontreiniging, klimaatverandering, ontbossing, en andere grote milieuvraagstukken succesvol te bestrijden, en de aarde écht te verduurzamen. Want, schrijft ze, vergis je niet: de wereld is nooit duurzaam geweest, het verleden was minder rooskleurig dan ons vaak wordt voorgespiegeld. Het heden is zo slecht nog niet – wat de activisten van Extinction Rebellion ook beweren.

Voorbeelden zijn er genoeg, vindt Ritchie. Zo is haar eigen CO2-voetafdruk ondanks alle gadgets en elektronica een stuk kleiner dan die van haar grootouders toen die ongeveer haar leeftijd hadden. Ritchie is net de dertig gepasseerd en de gemiddelde uitstoot van broeikasgassen in het Verenigd Koninkrijk bedraagt nu zo’n vijf ton per hoofd van de bevolking. In de jaren vijftig lag de uitstoot op ongeveer elf ton – meer dan het dubbele. Dat komt niet alleen doordat zwaar vervuilende steenkool is vervangen door duurzamere energiebronnen, maar ook doordat apparaten efficiënter zijn geworden, doordat auto’s tegenwoordig zuiniger rijden dan de barrel van haar ouders, doordat huizen beter geïsoleerd zijn.


Lees ook
Hebben klimaatoptimisten gelijk?

Hebben klimaatoptimisten gelijk?

Lagere voetafdruk

Het is een trend die niet alleen zichtbaar is in het Verenigd Koninkrijk, schrijft Ritchie, maar in alle rijke landen. Slimmeriken zullen meteen tegenwerpen: die lagere voetafdruk komt doordat rijke landen hun vervuilende industrie aan lagelonenlanden hebben uitbesteed. Wie zijn consumptiegoederen laat produceren in China, Vietnam of Bangladesh heeft in eigen land minder vervuiling. Maar zo is het niet, legt Ritchie uit. ‘De reductie van emissies is echt’. De Britse economie is sinds 1990 met 50 procent gegroeid, terwijl de uitstoot van broeikasgassen is gehalveerd. De uitstoot als gevolg van consumptie is met een derde gedaald, een getal dat volgens Ritchie is gecorrigeerd voor ‘verplaatsing naar het buitenland’.

Ritchie’s boek staat vol met dit soort eyeopeners. Met een overvloed aan data haalt ze allerlei vooroordelen over klimaat en duurzaamheid onderuit. Het meest gebruikte zinnetje in haar boek is: ‘Dat is niet waar’, of varianten daarop. Dat oceanen halverwege deze eeuw leeggevist zijn, ‘is niet waar’. Dat we afstevenen op een opwarming van wel vier graden, ‘is gelukkig niet zo’. Beweringen dat de bodem bijna uitgeput raakt ‘zijn onzin’. Dat er niet genoeg voedsel is om tien miljard mensen te voeden en tegelijkertijd de natuur te sparen, ‘klopt gewoon niet’. Dat de snelheid waarmee planten en dieren uitsterven onveranderlijk hoog zal blijven, ‘is onjuist’. Plastic afschaffen ‘zou een vergissing zijn’.

Ritchie mengt haar analyse van wetenschappelijke milieudata met haar persoonlijke geschiedenis. Niet alleen haar grootouders figureren in voorbeelden, maar ook haar broer – een ouderwetse vleeseter en niet geïnteresseerd in het milieu – haar studiegenoten, leraren en collega’s. Ze schuwt het niet om over haar eigen blunders te vertellen. Zoals die keer dat ze op de Amerikaanse radio een verkeerde interpretatie gaf van de Living Planet Index van het Wereldnatuurfonds – ‘Het is gênant dat ik zo vreselijk stuntelde’. Het maakt haar boek ondanks een overvloed aan data toch gemakkelijk leesbaar.

Dat is precies haar bedoeling. Ze wilde een optimistisch boek schrijven, iets dat ze graag zelf had gelezen toen ze milieukunde studeerde en bijna bezweek onder sombere verhalen over vervuiling en klimaat. Intussen is ze hoofdonderzoeker mondiale ontwikkeling aan de Universiteit van Oxford en werkt ze als data-analist bij het veel geprezen online-platform Our World in Data. Ze beschouwt zichzelf als een vertegenwoordiger van een generatie jonge mensen ‘die wil dat de wereld verandert’.

Dat lukt volgens haar alleen met een positieve boodschap. Lezers moeten niet het gevoel krijgen dat het onbegonnen werk is om alle milieuproblemen op te lossen. Maar haar optimisme is niet onvoorwaardelijk. Het idee dat ‘dingen vanzelf beter zullen gaan’, noemt ze dom en zelfs gevaarlijk. In plaats daarvan pleit Ritchie voor ‘conditioneel optimisme’, een optimisme dat op zoek is naar inspiratie en actie. Ze beseft heel goed dat haar verhaal misbruikt kan worden door mensen die zeggen dat het wel meevalt met de wereld en dat er geen reden is voor snelle veranderingen.

Over het algemeen slaagt Ritchie er goed in dat optimisme over te dragen. Alleen in het hoofdstuk over biodiversiteit lukt dat niet. Over krantenkoppen waarin het einde van de insecten wordt aangekondigd, schrijft ze niet dat die onjuist zijn, maar dat het niet zo eenvoudig ligt. Als ze vervolgens uitlegt dat we zonder bestuiving door insecten heus niet omkomen van de honger, klinkt dat nauwelijks als een opluchting. Even later schrijft ze: ‘Ik vind het vreselijk om toe te geven, maar ik denk dat het verlies van sommige insecten onvermijdelijk is.’


Lees ook
Biologen ruziën over verdwenen insecten

Een ecoloog controleert een malaiseval waarmee vliegende insecten zijn gevangen. Dergelijke vallen zijn ook gebruikt in de beroemde ‘Krefeldstudie’, waarbij werd gekeken naar de insectenbiomassa.

Van veel dier- en plantensoorten nemen populaties af, erkent Ritchie. Maar hoe ‘tragisch’ dat volgens haar ook is, het is iets heel anders dan ‘het complete verlies van een soort’. Bovendien, schrijft ze, moeten we niet vergeten dat uitsterving altijd een natuurlijk onderdeel van de evolutie van de planeet is geweest. Op dat moment klinkt ze even als de scepticus die beweert dat er geen reden is om ons druk te maken over de opwarming van de aarde ‘omdat het klimaat nou eenmaal altijd verandert.’

Daarin schuilt de beperking van haar analyse. Het optimisme gaat steeds over feiten, maar het conditionele optimisme waar ze voor pleit zou juist moeten gaan over de weg naar een duurzame planeet. Het is geruststellend om te horen dat de milieucrisis waarin de mensheid zich bevindt geen onvermijdelijkheid is, maar de vraag is wel hoe we eruit komen. Haar veel te simpele antwoord luidt: dat is gewoon een kwestie van ‘betere besluiten nemen’.

Verschuilen achter cijfers

Zo probeert Ritchie weg te blijven van de politiek door zich achter haar cijfers te verschuilen. Als ze over klimaatbeleid constateert dat rijke landen hun financiële beloftes aan arme landen niet nakomen, schrijft ze: ‘Hier moet verandering in komen, en dat moet snel gebeuren.’ Ze pleit voor gentechnologie als een oplossing voor voedseltekorten in arme landen. Maar ze negeert de discussie over patenten van westerse biotechbedrijven als Monsanto en Syngenta waardoor zaden juist voor boeren in ontwikkelingslanden onbetaalbaar zijn. En je kunt gemakkelijk zeggen dat iedereen die dat nodig heeft toegang tot airconditioning ‘zou moeten hebben’, zoals Ritchie doet. Maar hoe dan?

Een mogelijk grondstoffentekort, volgens menig wetenschapper een van de grootste problemen van de energietransitie, stipt Ritchie alleen zijdelings aan. ‘De voorraad raakt niet uitgeput’, schrijft ze zonder veel uitleg, zeker als we grondstofwinning combineren met recycling. We kunnen volgens haar al die zonnepanelen, windturbines en batterijen steeds opnieuw gebruiken, zonder de vraag naar materialen te laten toenemen. Dat opent de weg naar oneindige groei. Krimp (zowel van de wereldbevolking, als van de economie) is volgens haar onnodig, welvaart herverdelen helpt niet. Zelfs als iedereen op aarde genoegen zou nemen met 30 dollar per persoon per dag, moet de mondiale economie nog steeds verdubbelen – om iedereen op het welvaartsniveau van Denemarken te brengen is een vervijfvoudiging nodig. ‘De wereld is te arm om nu iedereen louter door herverdeling een hoge levensstandaard te geven’, schrijft Ritchie. Dan rest alleen de hoop dat oneindige groei niet strijdig blijkt te zijn met de duurzaamheid die ze bepleit. Uitgerekend die stelling wordt niet met data onderbouwd.