Dat moederen doe je er als sportvrouw niet even bij

In de sportwereld ging het nieuws afgelopen mei als een lopend vuurtje. Zes maanden na de geboorte van haar dochter Pepper, eindigde de Canadese Stephanie Case (42) als eerste vrouw bij de grootste ultramarathon van Groot-Brittannië. Ze liep de Snowdonia trail in een tijd van 16.53,22, en gaf Pepper tussendoor drie keer borstvoeding.

Ik denk dat het verhaal niet alleen viral ging vanwege die indrukwekkende prestatie, maar ook omdat Case de schijnwerper richtte op iets wat veel sportvrouwen wegmoffelen: hun leven als moeder. We weten heus wel dat sportvrouwen soms ook moeder zijn, maar toch lijkt het alsof een topsportlijf niets te maken heeft met het lichaam dat zo veel doorstaat als het nieuw leven draagt, een kind baart, door een hormonale achtbaan gaat en voeding geeft.

Een goed evenwicht vinden tussen topsport en moederschap is niet makkelijk, wees een recente studie onder Noorse topsportvrouwen eerder uit. Niet omdat vrouwen die combinatie niet aankunnen, maar omdat ze te weinig ondersteuning krijgen van sponsoren en sportfederaties. „Er is behoefte aan duidelijk beleid met betrekking tot zwangerschap en zwangerschapsverlof in de topsport, evenals verder onderzoek naar intensief trainen tijdens zwangerschap en een veilige rentree in de sport na de bevalling”, schrijven de onderzoekers. Ze stellen dat moederschap met kundige begeleiding goed te combineren is met topsport, en dat moederschap een sportcarrière zelfs een lift kan geven. „Met de juiste ondersteuning hoeft moederschap de carrière van een sporter niet vroegtijdig af te kappen.”

Ik zocht contact met Case, en vroeg haar wat ze het moeilijkste vindt aan de combinatie topsport en moederschap. Haar antwoord sluit aan bij wat de vrouwen in het Noorse onderzoek ook zeggen: „Het gevoel dat ik als sportvrouw met een kinderwens aan mijn lot werd overgelaten.” Omdat er zo weinig wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar deze thematiek, zei ze, zeggen artsen vaak tegen sportvrouwen dat ze het rustiger aan moeten doen als ze kinderen krijgen, of een punt achter hun carrière moeten zetten. „We worden gedwongen te kiezen tussen het moederschap en onze passies. Dat zou niet zo moeten zijn.”

Niet iedereen kon het waarderen, vertelde Case, dat ze tijdens de race haar kind aan de borst legde. „Mensen zeiden dat ik egoïstisch was of thuis had moeten blijven bij mijn baby, en sommige vrouwen klaagden dat mijn verhaal andere moeders alleen maar meer onder druk zette om ‘alles te doen’. Ik denk dat er nog veel werk moet worden verzet om de druk, de controle en het oordeel over nieuwe moeders te verminderen, en ook om te beseffen dat moeders multidimensionaal zijn. Het is volkomen acceptabel – en het zou aangemoedigd moeten worden – dat nieuwe moeders hun passies en dromen blijven nastreven.”

Veel sportvrouwen lijden in stilte onder de problemen die ze (in aanloop naar) het moederschap ervaren, zegt Case. Ze spreken zich niet uit omdat ze bang zijn hun kansen op sponsoring te vergooien, en vanwege schaamte, „want er is nog steeds sprake van een stigma”.

Heeft Lizzie Deignan, de succesvolle Britse wielrenster die vorige week stopte met koersen, omdat ze in februari haar derde kind verwacht, soortgelijke ervaringen? In 2018 beviel Deignan (36) van een dochter, in 2022 van een zoon. Sindsdien won ze onder meer Luik-Bastenaken-Luik (2020), La Course (2020) en Parijs-Roubaix Femmes (2021).

Deignan zegt dat het haar verbaasd heeft hoe zwaar het was om het wielrennen te combineren met de zorg voor een kind. Zwaarder dan bijvoorbeeld het fysieke herstel na een bevalling. Niet zo zeer omdat ze vaak op de kinderen paste – dat deed haar man, oud-wielrenner Philip Deignan, als zij races reed – maar omdat ze na trainingen niet meer onbezorgd van de fiets kon stappen om te herstellen. Dan ging alle aandacht meteen naar de kinderen uit.

Net als Case begrijpt Deignan niet waarom er zo weinig wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan naar topsport en moederschap. Hoe zit het bijvoorbeeld met intensieve inspanning tijdens de zwangerschap? „Vaak zat ik in mijn eentje te Googlen, omdat er geen experts waren die me door het proces konden leiden.”

Tegenwoordig kunnen wielrensters die een kind krijgen, terugvallen op clausules in UCI-contracten, maar waarom worden die clausules niet in de contracten van mannelijke collega’s opgenomen, vraagt Deignan zich af. „Zolang dat niet het geval is, draag je uit dat de zorg voor kinderen de verantwoordelijkheid van vrouwen is.”

Als er één sportbond is die veel oog heeft voor moederschap in topsport, dan is het tennisbond WTA. Via het Maternity Fund Program krijgen speelsters tot maximaal een jaar financiële ondersteuning bij zwangerschap (bedragen worden niet genoemd) . Ze kunnen ook een bijdrage krijgen voor behandelingen in een vruchtbaarheidskliniek, en hebben recht op een beschermde ranking als ze meer dan 10 weken op rij uit de roulatie zijn wegens een behandeling in zo’n kliniek.

Oud-tennisster Maria Sharapova (38) is een van degenen die zich hard heeft gemaakt voor deze regelingen. Ze voelt zich zó betrokken bij het onderwerp, dat ze recent besloot te investeren in Cofertility, een Amerikaans bedrijf dat onder meer eicellen invriest. Is dat het antwoord op de soms lastige combinatie van topsport en moederschap? En wie moet de kosten (zo’n 15.000 dollar in de VS) betalen?

„Ik denk dat elk team, elke competitie of elke sportorganisatie die daartoe in staat is, het invriezen van eicellen aan sportvrouwen moet aanbieden”, mailt Sharapova, die zelf op haar 35ste een kind kreeg. „Het is voordelig voor beide partijen: sporters kunnen hun carrière verlengen zonder hun kinderwens op te hoeven geven, terwijl teams, competities en sportorganisaties langer van hun talent kunnen profiteren dan anders het geval zou zijn.”

Sharapova is het met me eens dat het invriezen van eicellen niet iets is waar sportvrouwen openlijk over praten. „Er rust nog steeds een stigma op vruchtbaarheid en reproductieve gezondheid”, zegt ze. En al helemaal in de sportwereld, waar speelsters er voortdurend op gewezen worden dat ze taai moeten zijn. Ze noemt het „cruciaal” dat dat verandert.