Een tikje compulsief is ze wel, bekent performer en (dans-)maker Courtney May Robertson (32). Voor ze daadwerkelijk aan het lichaam toekomt in de solo’s die ze tot nu toe voor zichzelf heeft gemaakt, graaft ze zich een weg door een berg bronnenmateriaal. „Meestal begint het bij literatuur. Dan raak ik geobsedeerd door een thema of boek. Vervolgens werkt het als een olievlek. Ik lees boeken die door de auteur worden genoemd en bekijk de films waaraan hij refereert. Het eerste half jaar van het creatieproces is dus kijken, lezen, luisteren, bronnen verzamelen. Pas dan begint het visualiseren. Al die informatie tezamen bepaalt de manier waarop ik mijn lichaam gebruik. Ik hou ervan langzaam te werken en zou nooit zomaar bewegingen kunnen maken. Om authentiek te kunnen zijn, moet ik weten waarom ik beweeg.”
Ook bij Jan Martens, de Belgische choreograaf met wie ze regelmatig werkt, voelt zij de ruimte om als danseres zichzelf te zijn. Hij is een van de Europese makers met wie Robertson graag werkt. Ook met een radicaal-feministische shockchoreografe als Florentina Holzinger bijvoorbeeld en binnenkort is zij op de Nederlandse podia te zien in Peekaboo van Maxime Dreesen, een voorstelling over de wereld als seksspeeltuin waar de personages ongebreideld kunnen experimenteren en zichzelf opnieuw uitvinden. „Ik hou van kunstenaars die de extremen opzoeken. Dat wil ik zelf ook.”
Van een paard stappen
De drie solo’s die ze tot nu toe heeft gemaakt verschillen dan ook sterk van vorm. the pleasure of stepping off a horse when it’s moving at full speed (2020) is een multimediale mix met poëzie, dans, zang, home video’s, YouTube-beelden, documentaires en oude films, waarin controledrift stuit op het verlangen naar wilde zelfexpressie. Het korte werk leverde haar een plaats op bij de Twenty22 van Aerowaves, hét Europese promotieplatform dat jaarlijks twintig aanstormende talenten selecteert en van een aantal internationale speelbeurten verzekert.
In THE WOMAN DESTROYED (2022) onderwerpt ze zich aan een digitaal script dat ze op de computer met een compositieprogramma heeft geschreven. De uiterst precieze, strak afgemeten bewegingen die daarin worden voorgeschreven, smoren elke individualiteit maar langzaamaan neemt ze de controle over door live op het toneel verstorende teksten in het programma te tikken. Opnieuw draaide het dus om discipline en onderwerping versus verzet, hier in het bijzonder tegen een patriarchale maatschappij.
Al die repeterende thema’s – controle, macht, overheersing, discipline, verzet, feminisme – zijn terug te voeren op haar jeugd in Schotland. Daar groeide ze op in het kleine kustplaatsje Arbroath, vlak bij de basis van de Royal Marines waar haar vader, een marinier, was gestationeerd. „Voorbeeldige discipline was dus dichtbij en fysieke training zat big in mijn familie. Als kind ging ik met mijn vader naar de gym op de basis. Van hem heb ik geleerd koppig en toegewijd te zijn. Maar ik was al jong óók geïnteresseerd in punk en de underground muziekscene. Door de week discipline, in het weekend totaal losgaan, tussen die extremen oscilleer ik nog altijd.”
Ik hou van kunstenaars die de extremen opzoeken. Dat wil ik zelf ook
Andere lijnen hebben eveneens hun oorsprong in haar jonge jaren. Net toen zij op haar twintigste voor een stage naar Nederland was gekomen, kwam haar moeder in de terminale fase van kanker. Robertson maakte rechtsomkeert en bleef in Schotland tot het overlijden. „Zo raakte ik gefascineerd door rouw, trauma door verlies en het zieke, aftakelende lichaam. Dat proces en die emoties hebben mij gevormd.”
Het katholieke milieu waarin zij opgroeide heeft zijn sporen achtergelaten, vooral het verzet tegen het door de Kerk gepropageerde beeld en de verwachtingen ten aanzien van genderrollen. „Als vrouw moest je jezelf klein maken, vooral beleefd, welgemanierd en gehoorzaam zijn. Dat is iets waar ik altijd mee geworsteld heb.”
Transsubstantiatie
Het ritualistische van de Kerk vond ze als kind wel fijn, de communie, de zang, de biecht, de theatraliteit. Vooral de transsubstantiatie intrigeerde haar; het moment dat de priester tijdens de communie de woorden ‘lichaam van Christus’ spreekt als hij de hostie uitdeelt. „Ik vind het een romantisch idee dat hij zijn lichaam heeft gegeven en dat wij het opeten. Waarschijnlijk is het een van de dingen die mijn interesse in horror en subversieve thema’s heeft aangewakkerd.”
In haar laatste solo, Hunter (2024), komen alle lijnen samen. Het is een gewaagde creatie vol ongemakkelijke beelden. Robertson treedt erin op met een doppelgängerpop, net als zijzelf gekleed in zwart en met blauwzwart haar in een staart. Wat begint als een tedere ontmoeting, ontwikkelt zich naar een complexe relatie (met het Zelf), waarin Robertson met gedurfd heftige beelden diverse taboes rond lichamelijkheid en erotiek adresseert: het genot en de rust die de pijn van bdsm geeft, het plezier over de lichaamscontrole in een wederzijdse ‘deep throat training’ (uittesten hoe ver iemand de hand van een ander in de mond verdraagt zonder een kokhalsreflex te krijgen), de sappen die door en úít ons lijf vloeien. Voor Hunter ontving ze de Mimeprijs van de Vereniging voor Schouwburg- en Concertgebouwdirecties. De jury beschreef de solo treffend als een „verkenning van schoonheid in het perverse” waarin Robertson „het publiek laat navigeren tussen afkeer en fascinatie”.
„In mijn werk voel ik me veilig om al die lijnen in mezelf te deconstrueren. Hunter is heel persoonlijk, maar heeft ook een sterk theoretisch fundament. Dat fungeert als beschermende muur voor het persoonlijke. Mensen zeggen na afloop vaak: ‘wat dapper!’ Maar zo voelt het niet. Ik heb geen moment getwijfeld over wat ik wilde laten zien.”
NRC presenteertDe rijzende sterren van 2025