‘Dan ben je blij dat je nog bestaat’, zegt Fabio Jakobsen

Recensie

Fabio en Julius Een zware val in Polen kostte wielrenner Fabio Jakobsen in 2020 bijna het leven. Het boek Fabio en Julius plaatst zijn bizarre verhaal in perspectief.

Wielrenner Fabio Jakobsen toont de gouden medaille na zijn sprintoverwinning bij het Europees kampioenschap in München, half augustus van dit jaar.
Wielrenner Fabio Jakobsen toont de gouden medaille na zijn sprintoverwinning bij het Europees kampioenschap in München, half augustus van dit jaar.

Foto Leonhard Simon / EPA

Inmiddels weet je dat het goed is afgelopen. Dat wielrenner Fabio Jakobsen in 2021 alweer drie ritten plus de puntentrui won in de Ronde van Spanje. Dat hij dit jaar de snelste was in een massasprint in de Tour de France, de semiklassieker Kuurne-Brussel-Kuurne en het Europees kampioenschap op zijn naam schreef. Dat hij eind oktober trouwde bovendien. Hoe anders had het allemaal kunnen lopen, die dramatische eerste etappe van de Ronde van Polen, vijf augustus 2020 even voor half zeven aan de finish in Katowice.

Auteur Menno Haanstra wist nog niet van de horrorcrash die Jakobsen bijna het leven kostte, toen hij in het voorjaar 2015 begon aan Fabio en Julius, het jongensboek van Fabio Jakobsen en Julius van den Berg. Hij raakt gefascineerd door twee jonge wielrenners met een tomeloze ambitie om prof te worden en begint ze te volgen. Een bijzonder ‘coming of age-verhaal’, dat is de bedoeling. Tot de rit naar Katowice. Het ene moment zwaaien ze nog vrolijk naar elkaar, het volgende moment gaat het gruwelijk mis. „Op heel wrange wijze verbeeldde Fabio’s bijna fatale crash in Polen het extreme leven dat de jongens leiden”, schrijft Haanstra in zijn inleiding.

Vriendschap en tegenslag

Ongeluk en herstel van Jakobsen hadden een boek op zichzelf kunnen zijn. Toch koos Haanstra, eerder biograaf van schaatser Jan Ykema en voetbaltrainer Foppe de Haan, er voor zijn oorspronkelijke idee aan te houden. Een chronologisch verhaal, van de eerste ontmoeting tussen Jakobsen en Van den Berg bij de nieuwelingen in 2012 tot hun meest recente successen in 2022. En alles wat daartussen zit aan succes, twijfel, vriendschap en tegenslag. Die keuze werkt. Als lezer maak je juist door het bredere perspectief van binnenuit mee hoe profwielrenners denken en doen, ook op de meest dramatische momenten. Dichterbij kun je niet komen.

Romantisch lijkt het nog in het begin. Jongens zijn ze, maar aardige jongens. Dondersteen Fabio van Rennersclub Jan van Arckel uit de Betuwe en de ongecompliceerde Julius van Zaanlandse Wielerclub DTS en later Viking Waterland. Trekdrop en knakworst mee naar de koers, meelevende familie, eerste succesjes. Hun wegen kruisen in de opleidingsploeg van SEG, waar ze huisgenoten en vrienden worden. Boeiend contrast tussen de snelle doorbraak van ‘killer’ Jakobsen en de strijd om een contractje van de ‘gepatenteerde hardrijder’ Van den Berg. Hun droom om prof te worden komt uit, maar direct is daar ook de druk: per se moeten winnen (Fabio), een jong gezin thuis (Julius).

„Mama, niet hier komen, niet doen… O god, hij is gevallen… je moet níét kijken…! Het is echt niet goed…” De zinnetjes van zus Marloes Jakobsen snijden door de ziel. Je ziet het zo weer voor je, die rampzalige dag in de coronazomer 2020, als Dylan Groenewegen in een gevaarlijke eindsprint afwijkt van zijn lijn waardoor Jakobsen de hekken invliegt. Haanstra beschrijft het ongeluk vanuit de keuken van de familie Jakobsen in Heukelum. Vanuit Zuidland, waar de vriendin van de renner zichzelf dwingt om keer op keer naar de herhaling te kijken, op zoek naar iets positiefs. Dan krijgt ze het eerste telefoontje uit Polen, teamarts Yvan Vanmol, nee, het is niet goed. „Als hij maar niet doodgaat… als hij maar niet doodgaat”, prevelt ze.

‘Verlammende paniek’

Julius van den Berg wendt zijn hoofd af van de ravage als hij twee minuten na het peloton over de finish komt in Katowice. Doet hij altijd bij een valpartij. Vorig jaar had hij in Polen meegemaakt hoe de jonge Belg Bjorg Lambrecht verongelukte. Pas in het rennershotel hoort hij dat zijn vriend Fabio levensgevaarlijk gewond is. Haanstra beschrijft zijn ‘stille, verlammende paniek’, de bijkomende angst over zijn eigen hartkloppingen, een ‘onbedaarlijke huilbui’ in de armen van een ploegleider. De volgende dag gaat hij meteen in de aanval voor de bolletjestrui. Na afloop op het podium, op tv met op een papier die tekst: ‘FORZA FABIO STAY STRONG MATE’.

‘Oorlogsverslag van Renaat Schotte’ heet het hoofdstuk over de Belgische journalist die als een van de weinigen (coronaregels) ter plekke is bij het ongeluk. „Overal waar je keek, was totale ontreddering”, vertelt Schotte. Het blijft aangrijpend om te lezen, juist door de manier waarop Haanstra de verschillende perspectieven met elkaar verweeft. Vriendin, familie, ploeg, Julius, Schotte. Hun opluchting als levensgevaar is geweken, als Jakobsen uit coma ontwaakt, zijn eerste stapjes naar herstel, 150 hechtingen die uit zijn gehemelte worden gehaald. Intussen overwint Van den Berg de angst voor zijn eigen hartprobleem. Dramatiseren is onnodig, het is allemaal zo bizar als het is.

Voor je het weet koersen de vrienden weer, met hun alledaagse tegenslagen en successen. Harde wereld, expliciteert Haanstra misschien net een keer te vaak. Want het verhaal van Fabio en Julius zelf spreekt al boekdelen. ‘Ik ben trots Lekker maatje’ appt Jakobsen aan Van den Berg als zijn vriend op de Amerongse berg de bergtrui in de Vuelta pakt. Domweg gelukkig als profwielrenner. Zoals Jakobsen het zelf zegt: „Ik ben zo bang geweest en angstig dat ik het niet zou halen. Omdat ik ja … gewoon echt heel vaak het idee heb gehad dat ik dood zou gaan. Dat raakt je zo in je ziel en dan ben je zo blij met alles wat er nog is, dat je nog bestaat, zeg maar.” Wat een vak.

Menno Haanstra: Fabio en Julius, het jongensboek van Fabio Jakobsen en Julius van den Berg Uitgeverij De Muur, 224 blz. € 21,99

●●●●