Dabanga, radiostation en reddingslijn voor het vrije woord in Soedan, dreigt ten onder te gaan

Het fluit, het piept en soms vallen de Arabische woorden op de korte golf nauwelijks te verstaan, maar het is een zeldzaam geluid van de rede en tevens een reddingslijn in Soedan. Nu dreigt het radiostation Dabanga ten onder te gaan, niet als gevolg van de vernietigingsoorlog in Soedan, maar door de bezuinigingen die de Verenigde Staten uitvoert op hulpprojecten in het buitenland.

Net zoals het wegvallen van USAID-geld in menig Afrikaans land gezondheidsprojecten in gevaar brengt, loopt nu ook het vrije woord gevaar. De helft van de sponsering voor Dabanga’s budget van 2,5 miljoen euro kwam van het Amerikaanse State Department. Sinds het verdwijnen van deze fondsen in januari zag Dabanga zich genoodzaakt minder uit te zenden en kregen freelancers ontslag. Zweden is bijgesprongen en ook Nederland zal vermoedelijk besluiten het ontstane financiële gat te helpen vullen, zodat het station niet onmiddellijk hoeft te sluiten. Maar tegen het einde van het jaar is ook dat geld op.

De oorlog in Soedan is niet alleen een strijd gevoerd met wapens, maar ook met (mis)informatie. Nepnieuws, haatradio en het afsluiten van internet door de twee vechtende partijen – de militie de RSF van generaal Hemedti en het regeringsleger van generaal Burhan– hebben Soedan meer dan ooit gepolariseerd. Het regeringsleger heeft inmiddels de zwaargehavende hoofdstad Khartoem zo goed als ingenomen. Leugens en gevoelens van wraak blijven rondzingen en het vrije woord verschijnt niet aan de horizon. „Met Burhan weer in controle over Khartoem komt er een aanval op de vrije media, met alleen toestemming voor regeringsmedia,” voorspelt Mohamed Abdulrachman, voormalig medewerker van Dabanga en korte tijd hoofd van het Soedanese persbureau Suna. „Daarom is Dabanga belangrijker dan ooit.”

Nederlandse steun

Dagelijks volgen drie miljoen mensen Dabanga, via de korte golf, satelliet of de website. Ook diplomaten zijn ervan afhankelijk voor hun informatie. En het Internationale Strafhof in Den Haag gebruikt info van Dabanga bij de rechtsvervolging van vermeende Soedanese oorlogsmisdadigers. Dabanga werd in 2008 opgericht met Amerikaanse, Europese en Nederlandse steun. Soedan zuchtte toen onder het islamitisch fundamentalistische bewind van president Bashir (1989-2019) dat de Westerse landen maar al te graag wilden ondermijnen. Het radiostation zond uit vanuit een kantoor aan het IJ in Amsterdam, met Soedanese verslaggevers in het veld, vooral in de westelijke regio Darfur. Hoewel Soedan na zijn onafhankelijkheid in 1956 een traditie had opgebouwd van relatief goede journalistiek, bestond er onder Bashir al geen vrije pers meer en ondermijning van zijn dictatuur paste in de geopolitieke belangen van de Verenigde Staten.

„Dabanga heeft enorm veel invloed,” vertelt de Soedanese mensenrechtenactivist Mona Malik. „Het bereikt het publiek in de lokale gemeenschappen, met nadruk op plaatselijke initiatieven die daar worden ondernomen om de oorlog te stoppen en vrede te bewerkstelligen. Ook voor mijn werk om schending van mensenrechten aan te kaarten is Dabanga cruciaal.” Als inwoners van dorpen en stadjes de RSFuit de buurt hielden en zelf een alternatief bestuur opzetten, dan was een Dabanga reporter ter plaatse om over deze bijzondere vorm van zelfhulp te berichten.

Dabanga’s rol werd nog belangrijker toen na het uitbreken van de oorlog twee jaar geleden de RSF-militie het overgrote deel van Darfur innam. Het station ging ook fungeren als reddingsmiddel. Het enige nieuws vanuit het door de RSF omsingelde ontheemdenkamp Zam Zam kwam van Dabanga. „We zijn van jullie afhankelijk om te weten welk gebied er nog over is om naar toe te vluchten,” vertelden kampbewoners aan journalisten van het radiostation.

Zelfhulp voor Dabanga is echter geen optie. „In oorlogsgebieden kan een onafhankelijk medium niet op eigen kracht een verdienmodel opzetten. In tijden van oorlog zijn er geen advertenties”, vertelt Ruth Kronenburg van Free Press Unlimited. Tachtig radiostations en zestig stations in Oost-Europa ondervinden ernstige gevolgen van de stopzetting van Amerikaanse hulp, sommige hebben hun deuren al moeten sluiten. Kronenburg: „Het is een olievlek die niet alleen Dabanga aangaat, maar overal in de wereld komt het vrije woord onder druk te staan.”