CU-leider Gert-Jan Segers vertrekt: ‘Ik heb met hart en ziel in de politiek gewerkt, maar dit is niet mijn leven’

Gert-Jan Segers: „Ons politieke systeem is veel kwetsbaarder dan ik dacht.”


Foto Bram Petreaus

Interview

Gert-Jan Segers Niet te lang blijven zitten, nam ChristenUnie- leider Gert-Jan Segers zich ooit voor. Nu vertrekt hij uit de politiek, om tijdig plaats te maken voor zijn opvolger. Macht moet geen gewoonte worden, „macht moet dienstbaar zijn.”

Gert-Jan Segers (53) stond in de coulissen van Carré. Het was 11 september 2012, de avond van het slotdebat voor de Tweede Kamerverkiezingen en hij was de campagneleider van de ChristenUnie. Nog net geen Kamerlid. Bij de schmink was hem het gespannen gezicht opgevallen van PvdA-lijsttrekker Diederik Samsom. Nu zag hij zijn eigen partijleider, Arie Slob, in zijn eentje door de gang lopen, op weg naar het podium. „Ik dacht”, zegt hij in de woonkamer van zijn huis in Amersfoort, „oh my goodness. Wat is dit verschrikkelijk. De eenzaamheid van Arie, de studiolampen, de arena waar je kapotgescheurd kon worden. Wat jij daar zegt als leider, hoe je overkomt… er hangt zoveel van af voor je partij. Ik deed een schietgebedje: Heer, laat míj deze gang nooit hoeven maken.”

Drie jaar later was Gert-Jan Segers fractievoorzitter, en lijsttrekker. Maar een debat in Carré had hij nooit. Hij lacht. „Dat gebed is dus misschien toch verhoord.”

Arie Slob stapte in 2015 op, anderhalf jaar voor de volgende Tweede Kamerverkiezingen, en Gert-Jan Segers volgde hem op. Die doet nu hetzelfde als Slob: hij vertrekt uit de politiek, midden in een kabinetsperiode – als Rutte IV niet eerder valt, zijn de verkiezingen pas over twee jaar. Tweede Kamerlid Mirjam Bikker neemt het van hem over. In het gesprek valt de naam van Arie Slob vaak. Zoals Slob ruim op tijd plaats maakte voor een opvolger, zo wil Segers dat nu doen voor Bikker.

Ik ga de stilte in. De woestijn. Daarna komt er vast iets nieuws

Segers schrijft er op vrijdag een e-mail over aan de CU-leden en geeft twee interviews: aan het Nederlands Dagblad en NRC. In de e-mail staat dat hij „gegeven heeft” wat hij „te geven had”. Hij wil meer tijd voor zijn gezin en noemt het „heilzaam” om „na een zeker aantal jaren plaats te maken voor een ander”. Segers gaat, zegt hij, in het „schrijfhuisje” in zijn achtertuin een boek schrijven, over zijn tien jaar in de politiek. En als er nog tijd over is: een roman. „En ik ga de stilte in. De woestijn. Daarna komt er vast iets nieuws.”

Waarom gaat u weg?

„Leiderschap is altijd tijdelijk en bij de verkiezingen in 2021 wist ik al dat dit mijn laatste periode zou worden. Dan moet je iemand hebben klaarstaan om het over te nemen. Piet Adema, nog als partijvoorzitter, en ik hebben het er in het voorjaar van 2020 over gehad met Mirjam. Zij was beschikbaar voor de lijst en we hadden het toen ook al over dit perspectief: om het van mij over te nemen. Daarna was het zo hectisch, door de formatie, de stikstofcrisis, de energierekening, dat ik er niet rustig over kon nadenken. In het najaar gingen de golven minder hoog, toen kon het wel.”

In 2021 stond u als nummer 1 op de lijst voor de Tweede Kamerverkiezingen maar u wist toen al dat u eerder zou stoppen?

„Ja. Ik heb zelf ook tijd gehad om de plek van Arie in te nemen. Kiezers moeten je leren kennen, je moet je verhaal kunnen vertellen.”

U doet dit voor Mirjam Bikker? Dat klinkt als een rationeel besluit.

„Dat is het ook. Ik doe het voor haar en voor de partij. En sorry dat ik toch even over Egypte begin, waar ik zendeling was en zo vaak over praat: aan het einde van de zeven jaar daar voelde het ook als rond, het was af. Het afscheid van de mensen daar was dankbaar, harmonieus.”

U bent gekozen voor vier jaar. U denkt niet dat u uw kiezers nu teleurstelt?

„Dat speelde ook wel bij de wissel van Arie naar mij, destijds. Maar toen kon het niet anders, net als nu. Ik ben gekozen om het goede te doen en ik ben dienstbaar. Dat zullen veel kiezers denken.”

Gert-Jan Segers: „Leiderschap is altijd tijdelijk en bij de verkiezingen in 2021 wist ik al dat dit mijn laatste periode zou worden.”
Foto’s Bram Petreaus

U vult dat zelf in voor uw kiezers?

„Bij ons is de missie belangrijker dan de mensen die ’m uitvoeren. En de missie gaat door.”

In 2015 had het partijbestuur van de ChristenUnie aan hem én Carola Schouten gevraagd om erover na te denken of ze Slob wilden opvolgen. Schouten, zegt Segers, zei eerst: „Als ik het nu zou moeten zeggen, denk ik niet dat ik nee zeg.” Segers zelf neigde naar nee. Maar in de weken erna veranderde dat bij hem. En, zegt hij, ook bij Carola Schouten. „Zij zei: ik denk toch niet dat het iets voor mij is. Carola en ik keken elkaar in de ogen en ik zei: als het aan de orde komt, ligt het in de rede dat jij een kabinetspost krijgt, want jij bent meer een bestuurder, en ik meer een politicus.’ Het voelde voor mij wel als een zwaar besluit. Wat ik nu doe, weggaan, is veel lichter.”

Heeft u nog vaak aan die gang in Carré gedacht?

„Heel vaak ja, maar toen ik zelf aan die debatten meedeed, had ik veel meer rust dan toen ik Arie zag gaan. In het slotdebat in 2017 stond ik eerst tegenover Rutte, daarna tegen Wilders. Het was in de oude Tweede Kamer. Toen we op moesten liet ik Wilders voorgaan, ik legde even een hand op zijn schouder, ik zag de beveiligers in zijn buurt en besefte hoe heftig de voortdurende beveiliging voor hem is. Hij was op het podium erg rustig. Het ging over de islam, hij sprak mij aan op mijn geloof. Maar ík had de laatste woorden van het hele debat. Het werd daardoor een soort pastoraal einde, dus de gemeente kon getroost naar huis.”

In de kabinetsformatie van 2017 vonden uw collega’s van de andere partijen – D66, VVD, CDA – u nogal naïef. Dat hoor je nu nooit meer over u. Wat is er gebeurd?

„Misschien hebben ze me toen onderschat en overschatten ze me nu? Ik weet het niet. Ik heb wel veel geleerd. Er was een moment dat ik een politiek varkentje moest wassen. Over CETA, het handelsverdrag met Canada. Daar waren we heel kritisch over, maar we moesten in de coalitie een draai maken. Dat is stap voor stap gelukt, zonder veel gedoe, maar we zeiden tegen elkaar: hier moeten we niet te goed in worden. Het is natuurlijk ons vak, maar dit moet géén routine worden.”

Want? Wat gebeurt er dan?

„Politiek moet ongemak blijven, ongemak met het compromis. Het moet niet zo gaan: je hebt een probleem, je gaat door een storm, als coalitie, en héé, wat verrassend, we komen dáár uit. Politiek begint bij je overtuiging. Je moet als partij niet gaan denken: we rule this country.”

Politiek moet ongemak blijven, ongemak met het compromis

Dacht u weleens: we gaan wél zo denken? In 2017, bij het begin van Rutte III waar u aan meedeed, ging het nog veel over de ‘meloenen’ die de ChristenUnie moest slikken. Compromissen sluiten gaat de partij steeds makkelijker af.

„Die meloenen gingen ons de keel uithangen. Het ging er zo vaak over dat het een maniertje leek te worden. Moeilijk, moeilijk, worsteldeworstel. Dat voelt bijna vies ja.”

In het najaar kwam er de asieldeal, waar uw achterban een probleem mee had omdat de gezinshereniging voor erkende vluchtelingen werd uitgesteld. Daar zagen we toch ‘worsteldeworstel’?

„Jawel en dat moet zo blijven. Ook als het gaat om medische ethiek of het bestrijden van armoede. Maar hoe je duidelijk maakt dat je ergens mee worstelt, dat kan een maniertje worden. We hebben tegen elkaar gezegd: het woord ‘meloen’ spreken we niet meer uit.”

En toen haalde Sven Kockelmann eind 2021 op tv een meloen uit zijn tas en leek u daar in de studio te denken: o nee…

„Ja. Maar volgens mij dachten alle andere aanwezigen dat toen ook.”

Hoort dat openlijk ‘worstelen’ niet ook bij een getuigenispartij zoals de ChristenUnie?

„Een getuigenispartij ben je als je geen verantwoordelijkheid neemt. Als je prekend door het leven gaat. Maar wij hebben een stap gezet naar het hart van de besluitvorming. Dat was ook voor mijzelf een ontwikkeling. Toen ik in 1994 afstudeerde en als jongste bediende ging werken voor André Rouvoet, die nog Kamerlid was, zaten we in een uithoek van de Tweede Kamer niet heel relevant te zijn. Misschien was het referendum over de Europese Grondwet (waar de ChristenUnie succesvol campagne tegen voerde, red.) wel het omslagpunt. Ik kom zelf uit de bevindelijk gereformeerde hoek en daar gaat het er vooral om dat je zuiver blijft en niet komt waar de beslissingen vallen, en waar dus de gebrokenheid is.”

In de kabinetsformatie van 2017 kon u nog oprecht verbaasd en geraakt zijn door het harde politieke spel. U liet zich een keer door Alexander Pechtold van D66 van de formatietafel duwen.

„Er was toen meer theater dan nu. Er was veel meer een corporale sfeer dan bij de formatie van Rutte IV.”

Dat kwam door Pechtold?

„Niet alleen, nee. Het was breder.”

Pechtold en Sybrand Buma van het CDA? Die zijn nu allebei weg.

„Vul dat zelf maar in, daar ga ík niks over zeggen. De dynamiek was anders en ik had mentaal een grotere afstand tot de mensen van de andere partijen aan tafel dan later. Misschien ook omdat mijn politieke zeggingskracht is toegenomen. Nu kan ik putten uit vijf jaar coalitie-ervaring.”

Of u kreeg een dikkere huid?

„Dat zou ik dan niet voor mezelf vinden pleiten. Als iemand een streek levert, wen ik daar nooit aan.”

Pechtold deed in de formatie van 2017 alsof hij met u ging praten om u te laten meedoen, en kreeg u zover dat u állebei zei dat het tussen de ChristenUnie en D66 nooit zou lukken. Was dat de vuilste streek die u meemaakte in de politiek?

„Dat was puur theater. Naspelen wat je ziet in de Deense politieke dramaserie Borgen. En ik houd niet van politiek theater. Zeg gewoon tegen mij: joh, nu even niet met jullie erbij maar misschien wel over een paar weken. Want zo ging het.”


Lees ook deze reportage die van binnenuit beschrijft hoe de ChristenUnie koos voor kabinetsdeelname in 2017

U wilde in 2021, na het 1 april-debat over de ‘functie elders’ voor Pieter Omtzigt, niet meer met Mark Rutte in een coalitie. Dat zei u in het Nederlands Dagblad.

„Dat was te snel en te absoluut. Daarna heb ik gezegd: laat anderen maar, wij hoeven niet. Dat was oprecht. Er kwam toch een beroep op ons, toen Johan Remkes als informateur advies gaf over een ‘meerderheidscoalitie’… en ik dacht o nee… ‘van VVD, D66, CDA en ChristenUnie’. Kees van der Staaij van de SGP zei tegen mij: fijn hè. En ik dacht: ja, voor jou misschien.”

Was dat interview over Rutte uw grootste fout?

„Ik heb meer fouten gemaakt, maar dat had ik anders moeten doen ja.”

Wat vond u in al die jaren het moeilijkst?

„Ik denk de coronatijd, en de stikstofcrisis. Er knapte iets bij mensen. Ze vervreemdden van elkaar, het wantrouwen ging de boventoon voeren. Ook bij redelijke, normale mensen, en ja, ook in onze eigen achterban.”

Dat kwam toch ook door de politiek?

„Ja, de politiek was vaak te technocratisch. Er werd gezegd: ‘Dit is het model. Dit zegt het Outbreak Management Team.’ Maar je moet zeggen: dit zijn de overwegingen en dilemma’s en nu gaan we praten.”

„Bij ons is de missie belangrijker dan de mensen die ’m uitvoeren. En de missie gaat door.” Foto Bram Petreaus

In 2019 zei u in NRC dat uw ‘politieke opdracht’ was: hoe kunnen wij elkaar weer gaan vertrouwen. Dat is niet heel erg gelukt, toch?

„Met vallen en opstaan. In de coronacrisis hebben we recht willen doen aan het virus, maar ook aan wat mensen konden dragen. Ik heb al heel snel achter de schermen gezegd, tegen Hugo de Jonge en Rutte: 2G (dat je als ongevaccineerde geen QR-code meer kreeg om ergens binnen te komen, red.), dat gaan wij niet doen. Dat creëert een tweedeling, hoe gevaccineerd ik zelf ook ben: dit kunnen we niet van mensen vragen. Het is niet doorgegaan.”

Het vertrouwen in de politiek is achteruitgegaan door technocratisch handelen, dat is wat u zegt…

„Ja.”

…maar die periode rond 1 april (functie elders) heeft toch ook veel kapotgemaakt? En dat had niets met technocratie te maken.

„Nee, dat had met politiek leiderschap te maken en omgangsvormen, en daarna met de wil om er samen uit te komen. En dat bleek niet vanzelfsprekend te zijn. Er kan ook iets kapotgaan. Dat was uiteindelijk mijn motivatie om toch mee te doen aan de formatie van Rutte IV. Democratie is kostbaar en kwetsbaar, die staat of valt met de bereidheid om met elkaar te praten en die bereidheid was even weg. Ook bij mij en bij andere hoofdrolspelers.”

Rutte is blijven zeggen dat hij niet gelogen heeft. Gelooft u dat?

„Hij moet voor zichzelf spreken, ik moet rekenschap geven van míjn woorden. Ik heb toen gezegd… maar dan ga ik het 1 april-debat overdoen en dat wil ik niet. Hij moet staan voor zijn eigen woorden, ik voor die van mij. Dat is het.”

Is de ChristenUnie veranderd onder uw leiding?

„Ik denk dat we in Den Haag betere vakmensen zijn geworden, als je kijkt: lukt het ons om staande te blijven in het harde spel. Daar zijn we misschien in veranderd. Waar ik me zorgen over maakte: ik wil niet dat wij een bestuurspartij worden. Dat vind ik het grootste risico. Je wordt lid van de ChristenUnie omdat je wilt werken aan idealen en dus was ik blij met het ongemak over migratie en stikstof, landbouw. Bij ons bewindspersonenoverleg op donderdagavond zie ik bolides voorrijden met chauffeurs en daar zitten dan onze mensen in. Ik weet dat zij niet veranderd zijn, en toch… Het voelt ongemakkelijk, dat is de calvinist in mij. Dit moet onze wereld niet zijn.”

Wat bedoelt u?

„Op zo’n ministerie wordt alles voor je geregeld, je natje en je droogje. Een meneer vraagt wat je wil en je krijgt een maaltijd voorgeschoven. Ik ben ooit lid geworden van de RPF en dat was een houtje-touwtjepartij. Ik ben van een houtje-touwtjeclub. Als ik bij Landbouw door de gang loop denk ik: al dat marmer, dat past meer bij een Oost-Europese machthebber…”

Gaat u af op dat soort uiterlijke dingen?

„…en deep down zit dan het gevoel: hier hoor ik níét bij. Ik heb dat hardop gezegd, ook op die donderdagavonden. Macht moet dienstbaar zijn, mensen zitten tijdelijk in de politiek en doen dienend werk. Ik heb altijd gezegd: ik blijf twee kabinetsperiodes, en daar heb ik nog twee jaar bijgesmokkeld. Maar dan is het ook goed, en dat is heilzaam. Mensen gaan zich voegen naar de macht, naar comfort, hun positie. Dat moet gewoon niet.”

Dat is uw boodschap aan de VVD? Met de langstzittende premier van Nederland ooit?

„Ik heb mijn handen vol aan mijn eigen club. Anderen moet het zelf uitzoeken, maar wíj zijn geen bestuurderspartij. Er zijn partijen die ongemak voelen als ze niet in het centrum van de macht zitten, bij ons is het juist andersom. Dat moet zo blijven.”

De ChristenUnie kan na de volgende verkiezingen het beste in de oppositie gaan?

„Ik ga niet over mijn graf heen regeren.”

Het kan toch iets zijn wat u zegt tegen Mirjam Bikker?

„Mirjam heeft dat ook. Daarom ben ik zo enthousiast over haar. Ze is dienstbaar en benaderbaar.”

Politiek kan destructieve krachten een megafoon geven. Dat is een enge gedachte

Ziet u nooit zelfgenoegzaamheid in uw partij?

„Nee… ik zie lokaal weleens een bestuurlijke neiging. Dat een fractie in een gemeente ontzettend gericht is op doorgaan met een coalitie of eraan meedoen en dan zeg ik: relativeer dat een beetje, wij waren ook effectief in de oppositie.”

Wat leerde u over politiek, in tien jaar?

„Ons politieke systeem is veel kwetsbaarder dan ik dacht. Je ziet in de VS dat de politici die wel willen samenwerken het niet redden. Daar zeggen politici: ik ga geen compromis sluiten, laat het maar kapot gaan. Dat kan bij ons ook gebeuren. De samenleving zelf is grosso modo nog net zo redelijk of onredelijk als eerder. Maar politiek kan destructieve krachten een megafoon geven. Dat is een enge gedachte.”

Arie Slob leek na zijn vertrek de politiek enorm te missen. Gaat u dát voorbeeld ook volgen, denkt u?

„Ik ben in mijn leven één keer heel paniekerig geweest, na mijn afstuderen. Het was toen alsof alles wat mij zekerheid bood, mijn studentenhuis, de studentenvereniging, wegviel. Ik voelde me ontheemd en ontredderd. Dat hoop ik nooit meer mee te maken. Ik heb met hart en ziel in de politiek gewerkt, maar dit is niet mijn leven.”