De Britse complotdenker David Icke is zondag niet welkom om via een videoverbinding te spreken bij een demonstratie op de Dam in Amsterdam. Burgemeester Femke Halsema heeft het gebruik van een beeldscherm verboden, meldt persbureau ANP zaterdagavond. De kans op wanordelijkheden zou volgens de burgemeester te groot zijn.
Icke, een verspreider van notoire complottheorieën en antisemitische ideeën, zou virtueel aanwezig zijn bij een ‘vredesdemonstratie’ op de Dam. Halsema heeft echter besloten dat alleen sprekers die fysiek aanwezig zijn gebruik mogen maken van een geluidsinstallatie voor versterking. Icke mag Nederland niet meer in.
Halsema vreest voor onaangekondigde tegenprotesten bij een speech van Icke. Dat zou in combinatie met drukte in de stad kunnen leiden tot „onbeheersbare situaties”, waarbij de politie moet ingrijpen, aldus Halsema. „Gezien de onrust en protesten die zijn antisemitische gedachtegoed en de uitingen die hij in het verleden heeft gedaan teweegbrengen, is de verwachting dat ook zijn online aanwezigheid dit keer (spontane) tegengeluiden kan oproepen”, schrijft de burgemeester volgens ANP in een brief aan de organisatie van de demonstratie.
Icke heeft sinds november 2022 een inreisverbod voor het hele Schengengebied. De Brit wilde in dat jaar spreken op een demonstratie van anti-overheidscoalitie Samen voor Nederland in Amsterdam. Kort daarvoor werd hem de toegang ontzegd. Icke was toen al onderweg, maar maakte rechtsomkeert.
De organisatie van de demonstratie verwacht zondag ongeveer 1500 mensen. Bij de demonstratie zijn verschillende sprekers uitgenodigd, onder wie Tweede Kamerlid Gideon van Meijeren (Forum voor Democratie). Het protest begint op de Dam, daarna lopen de deelnemers een mars naar het Museumplein.
Lees ook
Complotdenker David Icke spreekt al jaren over ‘reptielen’
Met een oliebol in de hand schuifel je door de waterkoude, kerstverlichte straten van Utrecht. Op weg naar weer een volgende kerk waar, alsof het niks is, een paar musici van wereldklasse zomaar steengoede kamermuziek spelen. In een bomvolle Geertekerk, onder écht kaarslicht, zit de koningin te rijk, omringd door muzikale vrienden, violist Janine Jansen, oprichter en artistiek leider van het Internationaal Kamermuziek Festival Utrecht.
Of ze zelf wel mee kon spelen op haar eigen festival bleef nog tot het laatst onzeker. Een ongelukkige uitglijder bezorgde haar vorige maand een polsblessure. Ze moest er verschillende recitals in binnen- en buitenland voor afzeggen, tot aan de New Yorkse Carnegie Hall aan toe.
Maar in Utrecht is er goed nieuws: ze spéélt! Niet alle geplande stukken, om overbelasting te voorkomen. Een aantal onderdelen is verschoven en in sommige concerten wordt Jansen (gedeeltelijk) vervangen.
Vervangen klinkt bijna oneerbiedig, alsof je er tweederangsmusici voor terugkrijgt. Dat is hier niet het geval: Janine Jansen nodigt sinds 2003 goede vrienden uit op haar kamermuziekfestival. Stuk voor stuk grote musici met een internationale carrière. Wíé er spelen is vaak meer leidend dan wát er precies gespeeld wordt. Een rode draad qua muziekprogrammering heeft Jansen in al die jaren nooit gehad, vertelde ze vorig jaar in NRC.
Lees ook
Janine Jansen is terug bij ‘haar’ Kamermuziekfestival Utrecht
Volmaakte harmonie
Als er dit jaar misschien toch een voorzichtig lichtrood kleurend draadje door het programmaweefsel loopt, dan is het de muziek van Johannes Brahms. Hij is met vier belangrijke stukken goed vertegenwoordigd. Met het Eerste pianotrio trapt Jansen vrijdagavond het openingsconcert af, naast Pablo Ferrández op cello en met Denis Kozhukhin achter de vleugel. Opvallend is de volmaakte harmonie tussen het drietal – hoe lieflijk ze melodieën van elkaar overpakken en weer doorgeven. Niemand eist ten koste van de anderen de spotlights op, het fijngevoelige pianospel van Kozhukhin fungeert als cement tussen de twee strijkers. In het zeer langzaam gespeelde Adagio geven ze de uitverkochte Grote Zaal van TivoliVredenburg heel eventjes de intimiteit van een huiskamer. Niemand durft de zachte muziek met gehoest te verstoren.
Na de pauze zit Jansen als luisteraar in de zaal; violist Stephen Waarts springt voor haar in. Je kunt je alleen maar inbeelden hoe Jansens handen moeten jeuken om zelf mee te kunnen spelen in het Pianokwintet van Sergej Tanejev – een uitdagend en fascinerend werk.
De relatief onbekende Tanejev (1856-1915) kreeg nog les van Tsjaikovski en was zelf leraar van onder meer Skrjabin en Rachmaninoff. Maar zijn muziek omschrijven als een bruggetje tussen die stijlen doet hem tekort: Tanejev had een heel eigen stem. Die kun je bepaald stormachtig noemen, maar meer als een storm die woedt in je eigen hoofd dan eentje die guur om het huis slaat. Ruminerend gedram rond steeds één noot of akkoord, plotselinge gedachtepauzes, soms een mistflard als een zoete inval. Een dramatisch unisono in het derde deel gaat naadloos over in een wonderlijk vredige, haast Pachelbel-achtige passacaglia. De overdadige ‘Finale’ krijgt het publiek uitzinnig.
Appeltaartconcerten
Behalve de ‘grote namen’ zijn er op het IKFU bijvoorbeeld appeltaartconcerten in buurthuizen en woonzorgcentra, en recitals met jong talent. Ook het financieel geplaagde ensemble Camerata Trajectina treedt op. Onder de noemer ‘De klank van de stad’ brengen ze zaterdagmiddag muziek uit het Utrecht van Jacob van Eyck, ‘de bekendste Utrechtse componist ter wereld’.
Van Eyck toog in de zeventiende eeuw met zijn blokfluit naar het Utrechtse Janskerkhof, toen nog meer een park dan een plein, om er lustig te variëren op populaire deuntjes. Sopraan Klaartje van Veldhoven en tenor Max Bruins zingen liederen uit die tijd: over een hitsige Apollo die Daphne achternazit, of een couplet over ‘moy Aeltjen’, die na een nacht met Floris in de stal een gezwel krijgt dat ‘haer neghen maenden sweeren sal’. Een sympathiek concert, dat niettemin een beetje stijfjes blijft doordat de uitvoering moeilijk los wil komen van de bladmuziek.
De steevast uitverkochte Kerkenmarathon, beloond met oliebollen en glühwein, biedt mooie concerten op drie sfeervolle locaties. In de Nicolaïkerk betovert het Nationaal Vrouwen Jeugdkoor als ze, verspreid opgesteld door het publiek, de kersthymne In dulci jubilo laten galmen. Het Leeuwenbergh Gasthuis wordt opgetild door een ijzersterke vertolking van Brahms’ Eerste pianokwartet – met onder anderen toppianist Alexandre Kantorow.
Apocalyptische wanorde
Eindbestemming van de marathon is de Geertekerk. Daar klinkt het Quatuor pour la fin du temps – een kwartet voor het einde der tijden. Olivier Messiaen schreef het werk als krijgsgevangene in een Duits kamp, voor hemzelf en drie andere opgesloten musici. Dat verklaart de ongewone bezetting: piano, viool, cello en klarinet. Muziek die balanceert tussen apocalyptische wanorde en vrome meditatie.
De lange klarinetsolo, Abîme des oiseaux, schildert een eenzame vogel in een desolaat landschap, zijn bonte verendek bedekt onder een asgrauwe laag fijnstof. Het lijkt wel alsof klarinettist Martin Fröst zijn kwinkelerende klarinetschreeuwtjes uit een andere dimensie tevoorschijn tovert. Ze beginnen steeds zo onwaarschijnlijk zacht dat je de trillingen eerder vóélt dan dat je ze hoort.
In de Vocalise schaatsen Janine Jansen en Pablo Ferrández over het dunne ijs van Denis Kozhukhins vluchtige pianoakkoorden. Met de dansende vlammetjes erbij van écht kaarslicht in de kroonluchters boven je is een indrukwekkender uitvoering moeilijk denkbaar. Van Jansens blessure is trouwens niks te horen: haar toon bezit die karakteristieke, onverminderd mooie klankrijkdom, vooral in haar lange slotsolo. Ook hier weer een publiek dat daar ademloos naar luistert.
Het wonder van Messiaen is hoe je zulke muziek kunt componeren terwijl je de dood in de ogen staart. Voorvoelde hij dat hij een paar maanden na de première van zijn Quatuor zou vrijkomen uit het kamp en nog vijftig jaar zou leven? Gevoelens van totale absurditeit en uitzichtloosheid gaan in deze muziek vergezeld van een haast banale nuchterheid. Of, in de woorden van een festivalvrijwilliger op het IKFU: muziek voor het einde der tijden, en morgen is weer een dag.
Janine Janssen (56) is niet iemand die al haar eieren graag in één mandje stopt. Ze vervult vier parttime functies: ze is hoogleraar criminologie en rechtsantropologie aan de Open Universiteit, lector geweld en afhankelijkheid aan Avans Hogeschool, lector aan de Politieacademie en hoofd onderzoek bij het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG) van de Nationale Politie. En ook inhoudelijk is ze „niet iemand die heel gelukkig wordt als het altijd op dezelfde postzegel moet”, zoals ze het zelf formuleert.
De afgelopen paar jaar publiceerde ze onder meer over het gebrek aan opvang voor de huisdieren van slachtoffers van huiselijk geweld, over de relatie tussen huiselijk geweld en narcisme, over mensenhandel, online geweld, milieucriminaliteit, het strafbaar stellen van psychisch geweld, eergerelateerd geweld, seksueel geweld en criminele uitbuiting van scholieren. „Ik kan me voorstellen dat je denkt: dat zwabbert alle kanten uit”, zegt ze tijdens een Teams-gesprek (ze kon dit jaar geen tijd meer vinden om persoonlijk af te spreken). „Maar er zit absoluut een lijn in.” En die lijn is de relatie tussen geweld en afhankelijkheid.
Begin deze eeuw was Janssen betrokken bij de oprichting van wat later het LEC EGG zou worden. „Ik vroeg me af: wat zijn de overeenkomsten tussen eergerelateerd geweld – dus geweld bij het kiezen en verlaten van partners waar de familie zich mee bemoeit, problemen als besnijdenis van meisjes, huwelijksdwang, huwelijksgevangenschap – en andere vormen van geweld. En dan zie je dat heel veel geweld in Nederland wordt gepleegd door een dader die het slachtoffer niet alleen kent, maar van wie het slachtoffer emotioneel of materieel afhankelijk is. We hebben met zijn allen lang gedacht: vrouwen hebben last van enge mannen die in de bosjes staan. Maar ik zeg altijd: in Nederland hebben we helemaal niet genoeg groen om al dat geweld te kunnen verklaren.”
De nieuwe Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag 2024 van het CBS kwam in november uit. Janssen citeert: „Er zijn meer dan 1,3 miljoen slachtoffers van alleen al huiselijk geweld in Nederland, op een bevolking van 18 miljoen. Dat is nogal wat! Van mensenhandel weten we minder, maar ook daar zitten daders vaak in het sociale netwerk van het slachtoffer.”
We denken als mensen vaak dat we zo bijzonder zijn in vergelijking met andere dieren. Nou, ik denk dat we vooral bijzonder zijn in de brokken die we kunnen maken
Waarom vind je juist geweld in afhankelijkheidsrelaties zo belangrijk?
„Als je naar het dier de mens kijkt, hoe wij opgroeien en leven, dan moet het in een gezin en in relaties veilig zijn. Daar moet je energie kunnen opdoen om de wereld in te gaan; daar moet je bescherming vinden tegen een buitenwereld die niet altijd zachtzinnig is. En als het dan misgaat in de intiemste relaties die mensen hebben, dan is dat zó bedreigend. Daar zit voor mij de motivatie.”
Janssen heeft het niet zomaar over „het dier de mens”. Zelf is ze opgegroeid naast de boerderij van haar opa op het Limburgse platteland. Dieren waren „decorstukken”, vertelt ze, waar ze verder niet over nadacht. Maar eind jaren negentig interviewde ze voor haar promotieonderzoek mannen die korte gevangenisstraffen moesten uitzitten over het leven voor, tijdens en na detentie, en één van hen maakte zich heel veel zorgen over wat er met zijn hond gebeurde terwijl hij vastzat.
„Die hond was alles wat hij had”, vertelt ze. „Dat trof mij enorm. Binnen het recht beschouwde men dieren toen als dingen die je kunt stelen of stropen of als wapen kunt gebruiken. Maar toen ik me verder verdiepte in dieren in de criminologie ging er een wereld voor me open.”
Ze las de boeken van criminologen als Geertrui Cazaux en Piers Beirne, die voor dierenwelzijn opkomen. En ze leerde het woord speciësisme kennen: discriminatie op grond van diersoort. In 2019 publiceerde ze het boek Waarom de criminologie mij dierbaar is. Daarin bespreekt ze heel uiteenlopende onderwerpen die allemaal met dieren en criminologie te maken hebben: van dierenrechten tot onverdoofd slachten en van dierenmishandeling tot therapie- en politiedieren.
De grote kracht van dieren, op een aantal vogels na, is: ze zeggen niks terug. Dus je kunt alles tegen ze zeggen waar je behoefte aan hebt
Je noemt dat boek een persoonlijk pleidooi voor non-speciësisme.
„Ja, we denken als mensen vaak dat we zo bijzonder zijn in vergelijking met andere dieren. Nou, ik denk dat we vooral bijzonder zijn in de brokken die we kunnen maken. Veel klimaatproblemen die nu spelen, hebben te maken met de zelfoverschatting van mensen. De wereld zou er anders uitzien als we meer zouden beseffen dat we dieren onder de dieren zijn. Dat we niet aan de top van het hele systeem staan, maar er onderdeel van zijn. Hoe wij met de planeet omgaan, is voor mij de ultieme vorm van geweld in afhankelijkheid. Blijkbaar hebben we niet door dat we die planeet nodig hebben.”
Een van je interessegebieden, schrijf je op LinkedIn, is ‘groene criminologie’. Wat is dat?
„Vroeger hadden mensen het wel over victimless crime. Als iemand illegaal een gevaarlijke stof stond te lozen, dan was dat slachtofferloze criminaliteit. Daar denken we nu anders over, want van zoiets hebben we allemaal last: als samenleving, maar ook in de ecosystemen. Groene criminologie gaat dus uit van een breder slachtofferbegrip en kijkt ook naar de gevolgen van menselijk handelen op andere soorten en de natuur. Neem mensen die drugs produceren. Dat zijn doorgaans geen types die hun afval gescheiden inleveren. En omdat ze niet bij de chemokar komen, vinden de afvalproducten van hun drugsproductie helaas een weg naar het milieu.
„Het gebied van groene criminologie is volop in ontwikkeling in Nederland. De Nederlandse Vereniging van Criminologie, waar ik op dit moment voorzitter van ben, heeft ook een divisie groene criminologie, onder leiding van Daan van Uhm. En mijn collega’s van de Open Universiteit en ik zijn erg geïnteresseerd in het juridische aspect. We begeleiden nu een promovenda die onderzoekt: stel dat de Waddenzee een rechtspersoon zou worden, kunnen we die dan beter beschermen?”
Nog even naar de dieren. In je boek formuleer je ‘de wet van Jansen’: hoe minder verwachtingen mensen hebben van hun medemensen en de toekomst, hoe meer dieren ze in huis hebben. Hoe verklaar je dat?
„Ik denk dat die mensen een soort alternatieve community om zich heen creëren. Je hebt zo’n spreekwoord: als je de mensen leert kennen, ga je van dieren houden. De grote kracht van dieren, op een aantal vogels na, is: ze zeggen niks terug. Dus je kunt alles tegen ze zeggen waar je behoefte aan hebt en ze zullen het niet ontkrachten.”
Als student ben ik naar Colombia geweest. En ik kom zelf van het platteland, maar dan kom je daar bij boeren en dan zie je: deze mensen hebben echt helemaal niks aan mij
Je sprak onlangs op het congres van Mendoo, een stichting die zich bekommert om huisdieren van slachtoffers van huiselijk geweld. Veel slachtoffers hebben dieren en omdat die vaak niet mee kunnen naar de opvang, blijven vrouwen langer bij hun gewelddadige partner.
„Je moet je voorstellen: in zo’n huiselijkgeweldsituatie wordt je leefwereld heel klein. Je houdt het geheim voor de buitenwereld, je raakt geïsoleerd. Een huisdier kan dan een van de weinige waardevolle contacten zijn die je nog hebt, ook voor kinderen trouwens. Het is dramatisch als je dat dan ook nog kwijtraakt.
„En ik vind natuurlijk dat dieren net zo goed recht hebben op veiligheid. Ze worden vaak mee mishandeld, dus je moet ze mee redden. Het zijn geen gebruiksvoorwerpen, je bent er verantwoordelijk voor.”
Iets anders nog: je hebt geen politieacademie of rechten gedaan, maar culturele antropologie gestudeerd, én je propedeuse Spaanse taal- en letterkunde gehaald én een lerarenopleiding maatschappijleer gedaan. Wat wilde je vroeger worden?
„Ik dacht dat ik de ontwikkelingshulp in wilde. Als student ben ik naar Colombia geweest. En ik kom zelf van het platteland, maar dan kom je daar bij boeren en dan zie je: deze mensen hebben echt helemaal niks aan mij. Als ik hier wat wil betekenen, had ik naar de landbouwuniversiteit in Wageningen moeten gaan.
„In Colombia kwam ik tot het besef dat ik graag iets wilde doen in mijn eigen samenleving. Dus toen ik terugkwam, ben ik als een gek allemaal verschillende vakken gaan volgen. Dat is hoe ik werk: in de breedte. Dan heb ik ruimte voor associaties en verbanden. Die relatie tussen geweld en afhankelijkheid en milieu, bijvoorbeeld, die kan ik alleen zo zien omdát ik zo breed werk.”
Het neerstorten van het passagiersvliegtuig deze week in Kazachstan is volgens de president van Azerbeidzjan veroorzaakt door Rusland. De crash was volgens hem het gevolg van een Russische beschieting vanaf de grond, die niet als doel had het toestel te raken. Dat zei president Ilhan Aliyev van Azerbeidzjan zondag in een verklaring op staatstelevisie.
„Ons vliegtuig is per ongeluk neergeschoten.” Aliyev, die altijd nauwe banden heeft gehad met de Russen, beschuldigt het Kremlin ervan de waarheid te willen verhullen en vraagt Moskou diens verantwoordelijkheid voor de crash te erkennen.
Vlucht J2-8243 van Azerbeidzjan Airlines zou volgens hem op 25 december te maken hebben gehad met een elektrische storing en daarna beschoten zijn toen het de Zuid-Russische stad Grozny naderde. Daardoor moest het een noodlanding maken dichtbij de stad Aktau in Kazachstan. Bij die landing kwamen 38 passagiers om het leven.
„Absurde” theorieën
Waar Aliyev nu openlijk met zijn vinger naar Rusland wijst, gingen er de afgelopen dagen verschillende theorieën rond over de redenen achter de noodlanding in Kazachstan. Zo zou het vliegtuig op een groep vogels kunnen zijn ingevlogen. Ook zou het slechte weer of een explosie van een zuurstoftank aan boord mogelijk de oorzaak zijn geweest. Aliyev noemt deze theorieën „absurd” en beschouwt ze als pogingen vanuit de Russen „om de zaak te verdoezelen”.
Rusland beweerde vrijdag dat er in Grozny een drone-aanval door Oekraïne werd uitgevoerd, waardoor de piloot genoodzaakt zou zijn af te wijken van de route en in Aktau een noodlanding te maken. Later op dezelfde dag gaven functionarissen van de Verenigde Staten en Azerbeidzjan afzonderlijke verklaringen waarin ze suggereerden dat het vliegtuig mogelijk door wapenvuur was neergehaald. Dit komt overeen met de verklaringen van luchtvaartexperts die de crash toeschreven aan Russische luchtafweersystemen reagerend op een Oekraïense aanval.
Volgens de minister van Transport van Azerbeidzjan, Rashad Nabiyev verklaarden alle overlevenden dat ze drie explosies hoorden toen het vliegtuig boven Grozny vloog. President Vladimir Poetin van Rusland had Aliyev al zijn excuses aangeboden. Verantwoordelijkheid voor het neerhalen van het incident nam Poetin niet, volgens het Kremlin was er slechts sprake vaneen „tragisch incident” dat had plaatsgevonden in het Russische luchtruim.
Lees ook
Vliegtuig van Azerbaijan Airlines stort neer in Kazachstan, meerdere overlevenden