Hoewel de VVD in haar 76-jarige bestaan ten minste drie intellectuele fractievoorzitters heeft gehad – Oud (1948-1963), Voorhoeve (1986-1990) en Bolkestein (1990-1998) – is het politieke denken in de liberale volkspartij altijd pover ontwikkeld geweest. Vergeleken met CDA en PvdA, waar de meeste partijleiders geen planken vol boeken schreven maar de ideologie wel hoog op de agenda stond, leed de VVD vaak aan conceptuele bloedarmoede.
Partijleider Yesilgöz verzet nu de bakens. Onverhoeds heeft ze een fundamenteel debat geopend, dat kan leiden tot een breuk met het aloude uitgangspunt van de VVD om het geloof, ingebed in de scheiding van kerk en staat, een plek in de maatschappij te gunnen.
Op een bijeenkomst in Artis zei Yesilgöz: „Religie hoort in een seculiere samenleving geen controlerende invloed en zeker geen druk uit te oefenen op de maatschappij. […] Geloof zorgt voor saamhorigheid. Tot het moment dat geloof een georganiseerd karakter krijgt […]. Dan gaat het mis. Of het nu gaat over orthodoxe stromingen binnen het jodendom en het christendom, of over de islam: in de basis moet het geloof zich aan onze vrije samenleving aanpassen. In plaats van dat onze vrije samenleving zich aan het geloof moet aanpassen.”
Dit was geen vrijblijvende mijmering, maar staat haaks op de principes van haar eigen partij. In het laatste beginselprogramma van de VVD uit 2008 staat namelijk: „De Nederlandse samenleving vindt haar oorsprong in de joods-christelijke traditie, het humanisme en de Verlichting. Deze beschavingsfundamenten vormen [samen met taal, geschiedenis en grondwet, red.] de grondslag voor onze nationale identiteit”.
Driekwart eeuw al is dit het uitgangspunt van de VVD: meestal expliciet, soms impliciet.
In 1948 formuleerden de oprichters van de VVD het zo: „De partij is diep overtuigd, dat de grondslagen der Nederlandse beschaving wortelen in het christendom, al moge dit door de onderscheidene groepen des volks nog zo verschillend worden verstaan.” Ook in 1966, toen secularisering en democratisering over de ontzuilende natie vaardig werden, was de VVD er nog steeds van overtuigd dat onze „zedelijke beginselen” door de „geest van christendom en humanisme” moesten worden gedragen.
Het beginselprogramma van 1980 – de tijd van partijleider Wiegel die een broertje dood had aan ingewikkeld gedoe – maakte weliswaar slechts indirect gewag van „naastenliefde en menselijke waardigheid” als „beste voorwaarden voor de verwezenlijking van het liberale mensbeeld”. Maar mede op aandringen van Bolkestein keerde de VVD op haar oude schreden terug.
Waarom heeft Yesilgöz zich bekend tot de radicale Verlichting en opteert ze nu voor drastische secularisering? Ook op lager ideologisch niveau zijn de consequenties immers groot.
Als het geen opportunistisch praatje voor de vaak was – het feit dat Yesilgöz álle orthodoxie tot gevaar bestempelt, doet vermoeden dat zulks niet het geval is – moet ze nu snel met concrete voorstellen op de proppen komen om de vrijheid van onderwijs aan banden te leggen. Sinds de onderwijspacificatie van 1917 is het geen enkele regering gelukt om het grondwettelijke artikel 23 in zijn kern te ontmantelen.
Maar ook met het idee alleen al verbrandt de VVD-leider enkele schepen achter zich die ze nog nodig kan gaan hebben. Zonder bijvoorbeeld de SGP, een partij die hoog scoort in de alarmfase van Yesilgöz („als religie een georganiseerd of politiek karakter krijgt, dan kan het wel degelijk gevaarlijk worden”, wierp ze CU-fractievoorzitter Bikker op X voor de voeten), heeft de regeringscoalitie geen meerderheid in de Eerste Kamer.
Yesilgöz heeft in de dierentuin de verkeerde slapende honden gewekt. Alsof ze zich met haar omarming van de onreligieuze PVV niet genoeg problemen op de hals heeft gehaald.
Hubert Smeets is journalist en historicus. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.