Ik ben geen Bashar al-Assad-kenner, maar ik ben in zijn goede tijd wel in het National Museum in Damascus geweest waar het bestaan van Bashar al-Assad in meerdere ruimtes werd gevierd. Het was in 2006 en hij moet toen al wel meedogenloos zijn geweest want onze reisleidster bleef bij alle felrealistische schilderwerken ongevraagd maar doorhameren op de prettige kanten van ’s mans karakter, terwijl haar gezicht een ander verhaal vertelde.
Op het moment van schrijven zijn er massagraven geopend waar naar schatting 100- tot 150.000 tegenstanders van zijn regime in liggen. Volgens omwonenden reden de koelwagens met lijken af en aan.
Mijn broer is slechtziend, bijna blind. Hij gaf me ooit de tip, geen aanrader overigens want het is in de praktijk niet te doen, om bij een eerste kennismaking met iemand de ogen te sluiten. Aan de stem zou je veel beter kunnen horen of iemand een lul of trut is. Hoed u voor de eerste indruk, iedereen kent wel een wolf in schaapskleren.
Ik heb de afgelopen dagen naar de geweldige BBC-documentaireserie House of Assad gekeken, over de familie Assad die Syrië runde als haar eigen bedrijf. De focus ligt op de nu naar Rusland uitgeweken ex-dictator en zijn vrouw, die antwoord geeft op de vraag hoe ze zo zijn geworden. Ze komen op de archiefbeelden over als beminnelijke, vriendelijke mensen. Een onhandige, slissende oogarts, een stoethaspel. Zijn vrouw Asma – door Vogue in 2011 tot „woestijnroos” gedoopt – sprak over hem als „iemand bij wie je altijd terechtkunt”. Het was nooit de bedoeling dat hij president werd. Er zitten beelden in van de begintijd, op bezoek bij koningin Elizabeth, tegen wie hij schutterig vertelde dat hij in zijn Londense tijd gebruikmaakte van een metrohalte in de buurt van het paleis. Je denkt geen seconde: hier staan een massamoordenaar en zijn al even meedogenloze vrouw, maar het beest moet er toen al in gezeten hebben.
Het is niets nieuws, in de Tweede Wereldoorlog barstte het van vriendelijke nazi’s. Albert Speer overleefde op karakter de Neurenberger processen, over Konrad Gemmeker, de commandant van Westerbork, werd gezegd dat hij de Joden niet naar Polen trapte, hij lachte ze naar Polen.
Aardige mensen, knappe mensen, vriendelijke mensen en fatsoenlijke mensen kunnen net zo goed een onmens zijn. Andersom is het overigens niet zo, mensen die eruitzien als meedogenloze beulen zijn meestal gewoon ook meedogenloze beulen.
In de praktijk valt het nooit mee.
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.