
Toen Geert Wilders vorige week tijdens een met veel bombarie ingelaste persconferentie verkondigde dat „de handschoenen van de PVV uitgingen” en hij zijn coalitiegenoten onverwachts confronteerde met een eisenpakket over asiel en migratie met de titel ‘De grens is bereikt’, moet dat gebeurd zijn in het besef dat hij zichzelf daarmee veroordeelde tot de zijlijn van de politiek. En dit keer waarschijnlijk voorgoed. De kans is reëel dat de PVV in het geval van nieuwe verkiezingen opnieuw de grootste wordt. Maar twee van zijn coalitiegenoten, NSC en BBB, zijn inmiddels in de peilingen verschrompeld. De VVD zal het opnieuw „weglopen van verantwoordelijkheid” door Wilders breed uitmeten. Wilders heeft links vrijspel gegeven! De partij in opkomst, het CDA van Henri Bontebal, heeft al laten weten niet met de PVV in zee te gaan – vanwege de hatelijkheid, vanwege het gedweep met Poetin, Orbán en Trump, vanwege het constante ruziezoeken, vanwege alles, kortom, wat je van te voren al zag aankomen.
Wat Wilders na eventuele nieuwe verkiezingen rest is hooguit het vuur van de vertrouwde verontwaardiging over „het uitsluiten van x-miljoen kiezers”. Zelf is hij inmiddels 61 jaar oud. Een opvolger heeft hij niet. Niks heeft hij opgebouwd. „Zijn” kabinet, het kabinet -Schoof, heeft het elf maanden uitgehouden. Het was vanaf het begin een kansloos kabinet.
Het is ook niet verwonderlijk dat het praktisch niks voor elkaar heeft gekregen. Allereerst was er de misvatting dat de kiezer voor een „rechts beleid” gekozen had, alsof er op rechts meer politieke consistentie te verwachten viel dan van een kabinet van middenpartijen. Niets was minder waar. Politiek rechts is ideologisch onderling veel meer verdeeld dan de centrumpartijen.
Dat een partij als het NSC van Pieter Omtzigt, die het vertrouwen van de burger in de rechtsstaat wilde terugwinnen, ervoor koos in een kabinet te stappen met een veel grotere radicaalrechtse partij – die geen partijdemocratie kent – waarvan de leider het wantrouwen tegen diezelfde rechtsstaat dag in dag uit aanwakkert, is een even domme als tragische misstap geweest. Je hoefde echt geen visionair te zijn om te zien dat Omtzigt zijn eigen ondergang tegemoet ging op het moment dat hij met Wilders in zee ging.
Wilders’ retoriek dient zijn gebrek aan bestuurlijke kwaliteiten uit het zicht te houden
Dat het ene rechts het andere rechts niet is, bleek ook uit de radicaal verschillende opvattingen over steun aan de Oekraïne. Waar het kabinet volmondig achter de NAVO en Oekraïne stond, daar heeft Wilders – in navolging van zijn geestverwant Viktor Orbán – er echt alles aan gedaan om die eensgezindheid te ondermijnen. Dat dit weggemoffeld werd, zegt al genoeg.
Om die ideologische spagaat van het kabinet onder leiding van de aarzelende ambtenaar Dick Schoof te verhullen, werd vanaf het begin gedaan of het een louter praktisch kabinet was, dat geheel en al gericht was op „problemen oplossen”. Er zou van alles eindelijk aangepakt worden. Schoof zelf sprak van een „bevlogen pragmatisme”.
Het werd niet bevlogen en ook niet pragmatisch. Juist in zijn praktische bijdrage aan „zijn” kabinet bleek dat fatale zwakte van de politicus Wilders – hij leverde vooral politieke amateurs, zoals Marjolein Faber en Reinette Klever, die zijn nietsontziende retoriek lieten doodlopen in bestuurlijke onmacht en knulligheid. De PVV-bewindslieden die hun functie wel serieus wilden nemen, kwamen al snel in aanraking met een weerbarstige werkelijkheid, waarin de dwingende eisen van „onmiddellijkheid” van Wilders retorische fata morgana’s bleken.
De mooiste illustratie blijft de botsing tussen Kamerlid Emiel van Dijk en staatssecretaris Ingrid Coenradie, beiden PVV. De laatste zag zich door het chronische cellentekort gedwongen gedetineerden eerder vrij laten, de eerste eiste daarop – in navolging van Wilders zelf – dat er desnoods acht man met elkaar staande in een cel werden gezet. Meer hoef je over dit kabinet niet te weten.
Dat politieke retoriek en de politieke praktijk twee verschillende dingen zijn, geldt voor iedere politicus. Maar bij Geert Wilders dient zijn retoriek zijn echt afzichtelijke gebrek aan bestuurlijke kwaliteiten uit het zicht te houden. Zijn vaste aanhangers zullen blijven smullen van zijn jennerige hoon, zijn agressieve verongelijkheid, zijn twitter-visioenen van bedreiging en ondergang van ons mooie landje. Dat is fijn voor hen, want daar zullen ze het voortaan mee moeten doen.
Bas Heijne is redacteur van NRC.
