
In Amsterdam Oud-West kwam ik Mary Zeldenrust tegen, althans haar gezicht, zoals ik me dat nog goed herinnerde. Met een brede glimlach keek ze me aan vanaf het omslag van een boek met de titel Gesprekken met Mary Zeldenrust. Het bleek in 1984 uitgekomen en lag nu gratis in een doos met afgedankte boeken.
Wie was Mary Zeldenrust, willen nu natuurlijk mijn jongere lezers, ademloos van nieuwsgierigheid, weten. Mary Zeldenrust-Noordanus (1928-1984) was een bekende Nederlander die regelmatig op tv verscheen, vooral in haar belangrijkste functie: voorzitter in de jaren zestig van de NVSH, de Nederlandse Vereniging Voor Seksuele Hervorming, die zich toelegde op hulpverlening en voorlichting over anticonceptie en seksualiteit. Ze stierf op 55-jarige leeftijd aan kanker.
Ik herinner me haar als een welbespraakte, bevlogen vrouw. Zo werd ze een boegbeeld in „de bevrijding van het geslachtsleven uit de hypocrisie van een burgerlijk-religieuze moraal”, zoals in het voorwoord wordt gesteld. Ze beschouwde zich niet als een volbloed feministe. „Het feminisme heeft enkele goeie dingen”, zei ze tegen Bibeb van Vrij Nederland, „maar als totaliteit kan ik het niet uitstaan”. Ze ergerde zich aan „die te grote heftigheid en te grote eenzijdigheid”.
Het boek bevat tal van uitgebreide interviews. Wat mij verbaasde was een macabere overeenkomst van de jaren zestig met de huidige tijd: ook Zeldenrust werd in haar functie van NVSH-voorzitter al ernstig bedreigd. „Als ik ergens gezegd had dat de pil aan minderjarigen verstrekt moest worden (…) werd ik onmiddellijk met de dood bedreigd. Met scheldkanonnades over de telefoon, met dreigbrieven.” Ze besloot daarom haar kinderen nooit alleen thuis te laten.
Toen ze zei dat de NVSH ook over homoseksualiteit moest nadenken, beet een Kamerlid haar toe dat daarmee de subsidie voor de consultatiebureaus niet zou doorgaan. Wat ze vooral bepleitte: meer vrijheid om strijd te kunnen voeren. „Vrijheid in jezelf, vrijheid om je kinderen te plannen, financiële vrijheid, om op andere fronten überhaupt een gevecht te kunnen aangaan.”
Ook in haar eigen privéleven zocht en vond ze die vrijheid, al wilde ze zich daarover in deze interviews niet uiten. Wel komt herhaaldelijk het feit ter sprake dat zij en haar echtgenoot Dick met een bevriend echtpaar, Jaap en An Muijlwijk, samenwoonden in Rotterdam.
„Jullie commune bestaat nu vijf jaar”, zegt Bibeb in 1975 tegen haar. Zeldenrust reageert geïrriteerd en wil het geen commune noemen: „We leven als één gezin, maar de kinderen en allebei de echtparen hebben een eigen kamer. Je moet je kunnen afzonderen.” Ze weidt uit over het praktische nut, niet over de intieme oorzaak.
Larissa Pans, die aan een in 2026 te verschijnen biografie van Mary Zeldenrust werkt, zei daarover in Biografieportaal: „Ze werd verliefd op een getrouwde vrouw die met haar man en twee kinderen bij hen introk. Ze hadden een open relatie, ook hun mannen konden er andere contacten op nahouden.”
Daarmee rijzen vragen over haar eigen seksuele geaardheid. Dat zij als ex-NVSH-voorzitter daarover wilde zwijgen, was uiteraard haar goed recht, maar het bewees ook dat de strijd voor meer seksuele vrijheid nog lang niet voltooid was.
