Column | Wat was de betekenis van politicus Van Agt?

Klaar voor een titanenstrijd tussen twee hakkelende oude mannen? Heel Amerika is in de ban van het haperende geheugen van de 81-jarige Joe Biden – met media die als vogelaars met telelenzen spieden naar sporen van dementie. Ondertussen verhaspelt zijn tegenstrever Trump (77) onbekommerd namen van presidentskandidaten die hij versloeg en de volgorde van wereldoorlogen.

Erger, intussen dreigt de balans van vier jaar Biden – economische groei, infrastructurele investeringen – achter de horizon te verdwijnen. Waarom saaie cijfers uitpluizen als je geinige versprekingen kunt afvinken?

Iets soortgelijks was hier te zien in de tv-talkshows over oud-premier Dries van Agt, maar dan omgekeerd: veel over de „kostelijke” en „kleurrijke” persoon, zo goed als niets over de (povere) prestaties van zijn kabinetten. Anekdotes over Van Agts ontspannen arbeidsethos, zijn „relativering” van politiek en – natuurlijk – zijn gekunsteld archaïsche taalgebruik kregen een zweem van nostalgisch ontzag. Een olijke premier op de racefiets, in plaats van eentje die al van een skateboard kukelt. Zelfs bij links, dat hem met kompaan Wiegel ooit aanzag voor een sigaarrokende As van het Kwaad, zette sympathie de toon, door Van Agts jarenlange, emotionele engagement met de Palestijnse zaak.

Uiteraard kwamen de rellen uit zijn eerdere periode als minister van Justitie langs – de Drie van Breda, de zaak-Menten, de Bloemenhove-kliniek – maar de vraag bleef: wat was nu de balans van zijn drie kabinetten, waarvan één de rit uitzat? En wat is de politieke betekenis geweest van deze „mysticus” in de politiek (aldus Joop den Uyl)? Was hij met zijn onthecht dédain voor Haagse ernst een gewiekste scepticus of een populist avant la lettre?

Zijn eerste kabinet (1977-1981) geldt bij sommige kenners als een van de zwakste na de oorlog. De site Parlement.com stelt vast dat het financieel-economisch beleid, in de zwaarste crisis sinds de jaren dertig, compleet „ontspoorde” en het kabinet „een van de slechtst presterende” is geweest van de afgelopen halve eeuw. De heren hadden het gezellig, maar daadkracht stond op een waakvlammetje.

De prestaties die er nog wél waren zijn trouwens ook de moeite waard om nog eens te bezien. Zo zette Van Agts vicepremier Wiegel een ‘minderhedenbeleid’ op de rails met als inzet ‘wederzijdse aanpassing en emancipatie’. Ja, later weggehoond als linkse multiculti-gekte. Grondwetsherziening, ingezet door eerdere kabinetten, werd verder op weg geholpen. En er kwam een Nationale Ombudsman.

Nauwelijks een woord erover. Na jaren ideologische leegte blijft het kennelijk lastig politiek te zien als een democratische ideeënstrijd die iets moet opleveren, en niet als een personality-competitie, die op zijn best kan amuseren.

Sjoerd de Jong schrijft elke donderdag op deze plek een -column.