Column | Wat als de overheid kwaadaardig is?

Of je als onderdaan, of burger, of ambtenaar, altijd de overheid moet dienen, ook als ze kwaadaardig is, daar had de apostel Paulus tweeduizend jaar geleden al een mening over. In zijn brief aan de eerste christenen in Rome schreef hij: „Iedereen moet het gezag van de overheid accepteren. Want de macht van de overheid komt van God.” En: „Verzet je dus niet tegen de overheid. Want (…) dan zal God je straffen.” Betaal je belasting en houd je aan de wet, anders wordt het een chaos.

Jajaja. Maar wat een ellende heeft Paulus daarmee aangericht. Racisme, fascisme, nazisme, alle vormen van overheidsterreur zijn er in het verleden mee goedgepraat. En het gebeurt nog steeds. In juni 2018 kreeg Jeff Sessions, minister van Justitie onder president Trump, kritiek van de kerk over zich heen vanwege zijn beleid om kinderen van hun illegaal geïmmigreerde ouders te scheiden. Wat zei Sessions? Dat illegaal de grens oversteken voor de wet een misdaad was. En hij verwees zijn church friends naar het „heldere en wijze” bevel van Paulus om de wetten van de overheid altijd te gehoorzamen. „God heeft ze voorgeschreven met het oog op de ordehandhaving.”

Op een avond in oktober 1940 ving wijlen mijn vader, een jongen van elf toen, een gesprek op tussen zijn vader, Jacob, en ene oom Jan, die geen echte oom was, maar wel zo werd genoemd. Jan werkte bij de BPM, later Shell. Jacob was politieman. Ze hadden het over een of ander fomulier dat ondertekend moest worden en mijn vader – zo ging zijn verhaal – was uit zijn bed vandaan naar de trap geslopen om beter te kunnen horen wat ze zeiden.

Jacob de politieman: „Het moet van de burgemeester en van de hoofdcommissaris.”

Jan van de BPM: „In opdracht van de Duitsers.”

Jacob: „Zij zijn het bevoegd gezag.”

Jan: „Het vijándig gezag, Jacob.”

Jacob: „Er is geen ander gezag dan dat van God, Jan. God heeft de Duitsers over ons gesteld.”

Jan: „En Mozes dan? Wou jij zeggen dat Mozes niet tegen de Egyptenaren in opstand had moeten komen?”

Jacob: „Mozes had een opdracht van God.”

Jan: „Wij hebben ook een opdracht van God.”

Jacob: „…”

Jan: „Dus jij tekent?”

Jacob de politieman vond dat Jan van de BPM gemakkelijk praten had. Die was niet in overheidsdienst. Die hoefde, want daar ging het om, geen Ariërverklaring tekenen. En dan nog wat. De predikant die vanaf de kansel had verkondigd dat de Duitse overheid uit den boze was en niet gehoorzaamd mocht worden – ook een interpretatie van Paulus’ brief – was geëindigd in Dachau.