Column | Waarom zijn we niet blij met die goedkope groene zonnepanelen en stekkerauto’s uit China?

Column Westerse politici zijn bezorgd over de goedkope zonnepanelen en elektrische auto’s uit China, ziet Marike Stellinga. Maar wil Europa nu snel klimaatvriendelijk worden of niet?


Illustratie Liesbeth van der Zee

Bent u wel eens ontstemd dat een product te goedkoop is? Misschien bent u wel eens verbaasd: hoe kán dit zo goedkoop zijn? Misschien vermoedt u wel eens dat u ergens anders een prijs betaalt, bijvoorbeeld omdat u ongemerkt data weggeeft. Maar ontstemd ben je vaak toch eerder als bedrijven dure producten verkopen, niet goedkope.

Toch is dat wel het sentiment onder Amerikaanse en Europese politici nu zonnepanelen, elektrische auto’s en windmolens uit China steeds goedkoper worden. Zo goedkoop dat zonnepanelen in Duitsland en Nederland gebruikt worden als schuttingen en parkeerplaatsen bij havens volstaan met Chinese stekkerauto’s, bericht de Financial Times. Deze week maakte de Europese Commissie bekend te onderzoeken of windmolens uit China zo goedkoop zijn dankzij Chinese staatssteun.

Die uitsluitend zorgelijke stemming is gek. Vooral omdat je zelden hoort dat er ook een grote groep mensen is die juist profiteert: burgers. Voor hen worden hernieuwbare energie en stekkerauto’s goedkoper. Fijn! Dat is ook nog eens goed voor het klimaat en voor de luchtkwaliteit. Dubbel fijn! Elektrische auto’s stoten immers minder fijnstof uit.

De Amerikaanse minister van financiën Janet Yellen uitte haar zorgen over de groene industriële ‘overcapaciteit’ in China. Maar is dat niet gek als we nog maar aan het begin staan van het vergroenen van onze energie en ons vervoer? Hoezo zouden er te veel Chinese stekkerauto’s zijn als nog maar een paar procent van het Europese wagenpark elektrisch is?

En ja, de kans bestaat dat die spullen mede zo goedkoop zijn omdat de Chinese overheid deze bedrijven financiële voordelen geeft. Maar als dat zo is, subsidieert de Chinese overheid de vergroening van Europa. En neemt China zo een deel van de zorgen weg dat de vergroening burgers voor heel hoge kosten zal plaatsen.

Waarom dan toch al die sipheid? Omdat het natuurlijk niet zo simpel is. Allereerst zijn er legitieme zorgen over Chinese zonnepanelen: er is groeiend bewijs dat bij het delven van een grondstof Oeigoeren gedwongen aan het werk gezet worden.

Zorg dat je belangrijke grondstoffen en producten uit meer dan één land haalt

Het is ook niet oké als China tijdelijk een industrie zo intens subsidieert dat die Europese concurrenten wegvaagt met kunstmatig goedkope producten, die later duurder worden als de concurrentie is verdwenen. Daar heeft de EU procedures voor: als er sprake is van staatssteun kan de Unie importtarieven opleggen. Maar dit soort steun is moeilijk te bewijzen. Bovendien bevoordelen Europa en de VS ook hun eigen ‘groene’ bedrijven.

En dan is er nog de zorg dat we zo afhankelijk worden van China als we waren van het Russisch gas. Poetin zette die afhankelijkheid in toen hij Oekraïne binnenviel door de gaskraan dicht te draaien. China domineert de productie van essentiële mineralen die nodig zijn in groene producten zoals batterijen, zonnepanelen en windmolens. De EU wil daarom deals met andere landen sluiten over deze mineralen. Ook wil de EU „strategisch autonoom” worden in cruciale sectoren. En zélf groot worden in nieuwe groene industrieën. Dat maakt producten duurder, maar het draagt bij aan Europa’s weerbaarheid. Dat is ook wat waard.

Toch moeten we de risico’s van afhankelijkheid niet overdrijven, zegt Gerdien Meijerink van het Centraal Planbureau. Kijk maar naar hoe snel we zelf mondkapjes maakten toen de aanvoer uit China stokte. Echt bezwaarlijk is die afhankelijkheid maar op heel specifieke terreinen, zoals geavanceerde chips. Die worden zo breed ingezet dat het allerlei bedrijfstakken zou hinderen als de aanvoer stokt. En landen hebben chips nodig voor hun defensie. Bovendien zijn er maar weinig aanbieders en is een nieuwe fabriek niet snel gebouwd.

Voor essentiële mineralen hebben we weinig alternatieven. Maar die afhankelijkheid is niet te vergelijken met Russisch gas. „Daar gebruikten we veel van, maar er waren wél alternatieven, zoals vloeibaar gas. Van die mineralen gebruiken we niet zoveel, maar we hebben als alternatief eigenlijk alleen recycling.” Voor veel andere producten geldt als de aanvoer stokt: „Op korte termijn heb je problemen, maar op de wat langere termijn zijn er vaak wel alternatieven.” De beste strategie is dan ook: spreiden. Zorg dat je belangrijke grondstoffen en producten uit meer dan één land haalt.

Natuurlijk moet Europa niet naïef zijn. Nederland gaat misschien elektrolyse-eilanden bouwen in de Noordzee. Op die eilanden kunnen bedrijven windenergie omzetten in groene waterstof. Wil je dat die eilanden zelf – de grond dus – in handen komen van Shell? Of van China? Nee.

Maar dat is wat anders dan nu importtarieven op stekkerauto’s gooien om de Europese industrie te beschermen. „Als je snel wil vergroenen, moet je zeggen: China bedankt!”, zegt hoogleraar Sweder van Wijnbergen. „Het is totaal inconsequent om snel te willen vergroenen en niet blij te zijn met goedkope zonnepanelen en stekkerauto’s. Die Europese industrie moet gewoon als de wiedeweerga aan de slag.”

Is het eigenlijk niet heel raar dat het aanbod van stekkerauto’s zoveel sneller toeneemt dan de vraag? Europa zegt het meest ambitieuze klimaatbeleid ter wereld te voeren. Maar de vraag naar elektrische auto’s stagneert. Waarom? In Duitsland schroefde de overheid subsidies terug en in Nederland dreigen belastingvoordelen weg te vallen. In plaats van importtarieven te overwegen zou de EU ook de vraag naar stekkerauto’s kunnen stimuleren. Dan is er genoeg markt voor Chinese én Europese stekkerauto’s.

Na alle politieke bombarie over goedkope Chinese producten blijft toch vooral de vraag hangen: wil Europa écht snel klimaatvriendelijk worden of niet?