N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Column We moeten zo snel mogelijk af van fossiele brandstoffen. Daar moet de overheid ons bij helpen, schrijft Martijn Katan, die daarom meedoet met Extinction Rebellion.
Op het moment dat deze krant bij u in de bus valt zit ik in de trein naar Den Haag, waar Extinction Rebellion de A12 gaat blokkeren. Dat is in strijd met de wet; een advertentie met een oproep om naar die blokkade te komen werd daarom door de uitgever van NRCgeweigerd. Daar zit wat in; als mensen straffeloos hun zin kunnen doordrijven door het verkeer te blokkeren wordt het een chaos. Dus wat moet ik in die trein?
De blokkade heeft tot doel dat de belastingkortingen op brandstof voor grootverbruikers, zoals raffinaderijen, elektriciteitscentrales, vliegtuigen, schepen en kassen worden afgeschaft. Die kortingen bedragen dertien tot dertig miljard euro per jaar. Afschaffen ervan maakt gas, olie en kolen voor die bedrijven duurder; dan gaan ze er zuiniger mee om en bovendien worden benzine, fossiele stroom, vliegtickets en kaskomkommers duurder. Daardoor verkopen ze er minder van en daalt de uitstoot van CO2. Is het gerechtvaardigd om daarvoor de A12 blokkeren? Daarvoor moet volgens mij aan drie voorwaarden zijn voldaan. De eerste is dat het moet vaststaan dat gas, olie en kolen de oorzaak zijn van klimaatverandering, de tweede dat klimaatverandering een reëel gevaar vormt voor ons en onze (klein)kinderen en de derde dat er geen andere remedie is.
Fossiele brandstoffen zijn inderdaad de belangrijkste oorzaak van klimaatverandering. De hoeveelheid CO2 in de atmosfeer is sinds 1960 toegenomen met een derde. Die extra CO2 kwam uit gas, olie en kolen, niet uit vulkanen, oceanen, bomen of planten. Klimaatmodellen voorspellen al vijftig jaar hoeveel de aarde opwarmt bij een bepaalde toename van CO2 in de atmosfeer. Die voorspellingen kwamen iedere keer uit. Het vermogen om de toekomst te voorspellen is de ultieme test voor een wetenschappelijke theorie en de klimatologen zijn daarvoor geslaagd. We mogen ervan uitgaan dat hun voorspellingen voor de volgende vijftig jaar ook kloppen. Aan mijn eerste voorwaarde is daarmee voldaan.
Binnendringend zeewater
De tweede voorwaarde betreft de gevolgen van klimaatverandering. Die kennen we minder precies. Er komen meer hittegolven, langdurige droogtes, stortbuien en overstromingen, verzilting door binnendringend zeewater en misschien watersnood. Het wordt bij ons niet zo erg als in andere delen van de wereld. We zijn echter voor haast alles wat we nodig hebben, inclusief ons eten, afhankelijk van andere landen, inclusief de derde wereld waar de grote klimaatklappen gaan vallen. Als daar hongersnood, gevechten om drinkwater en grootschalige overstromingen uitbreken, economieën instorten en mensen massaal op de vlucht slaan, dan gaan wij dat voelen. De mislukte rijstoogst in India heeft voor ons nog geen grote gevolgen maar geeft wel aan waar het heengaat. Er is een gevaar dat bij verdergaande klimaatverandering onze kleinkinderen te maken krijgen met voedseltekorten, oorlogen en verwoesting. Dat beangstigt mij; wat doen we ze aan?
Helaas zijn de remedies die ons door bedrijven en overheid worden voorgespiegeld grotendeels gebakken lucht. Biomassa bijvoorbeeld. Hout stoot bij verbranden twee keer zoveel CO2 uit als aardgas. Nieuw geplante bomen kunnen die CO2 weer uit de lucht halen, maar dat kost twintig tot honderd jaar en tegen die tijd is het te laat. Beleidsmakers klampen zich ook vast aan het idee dat we CO2 uit fabrieksschoorstenen gaan opvangen en onder de grond opslaan. Dat is al vaak geprobeerd en meestal mislukte het geheel of gedeeltelijk. Bovendien weten we niet hoelang die CO2 blijft zitten; bij een Noors opslagproject in Algerije dreigde de rotsbodem erboven te barsten en daarom blazen ze de opgeslagen CO2 weer de lucht in.
Waterstof is geen oplossing
Zo gaat het maar door. Compensatie van je voetafdruk door te betalen voor aanplant van bomen is nep. Vliegtuigkerosine maken uit frituurolie leidt tot meer palmolieplantages en minder oerwoud. Alleen wind en zon lijken een succes – tot je naar de cijfers kijkt. Ze leveren een flink deel van onze stroom maar slechts 5 procent van ons totale energieverbruik. Als we wind- en zonne-energie zouden verdubbelen komt nog steeds 90 procent van onze energie uit brandstoffen die CO2 uitstoten. Ook waterstof is geen oplossing; bij het omzetten van groene stroom in waterstof en weer terug wordt twee derde van de elektriciteit verspild, en we hebben al zo weinig groene energie.
Wie de cijfers belangeloos bekijkt kan daarom maar tot één conclusie komen: willen we onze kinderen en kleinkinderen beschermen tegen de gevaren van klimaatverandering dan moeten we zo snel mogelijk af van fossiele brandstoffen. In mijn eentje breng ik dat niet op. Autorijden is zo gemakkelijk dat ik het niet wil missen, het is heerlijk om in onze druilerige winter naar een warm land te vliegen en de verwarming op vijftien graden zetten valt ook niet mee. Daarom vraag ik de overheid om mij te helpen door gas, benzine en fossiele elektriciteit flink duurder te maken. Dat vereist zwaardere druk dan alleen een demonstratie op het Malieveld. Vandaar dat ik straks op het asfalt zit van de A12 in Den Haag.
Martijn Katan is biochemicus en emeritus hoogleraar voedingsleer aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Voor cijfers, bronnen en belangen zie mkatan.nl.
Een meerderheid van de Tweede Kamer wil toch dat het kabinet zo snel mogelijk werk maakt van een lobbyregister voor bewindspersonen. Dat bleek woensdag in een Kamerdebat met minister Judith Uitermark (Binnenlandse Zaken, NSC), die afgelopen vrijdag nog aan de Kamer had geschreven dat een lobbyregister „niet proportioneel” zou zijn.
Met het lobbyregister moet worden vastgelegd welke lobbygroepen, zoals organisaties of bedrijven, in gesprek zijn met bewindslieden.
In de brief naar de Kamer van afgelopen vrijdag stelde Uitermark dat zij op dit moment „geen aanleiding” ziet om een lobbyregister door te voeren. Eerst wil het kabinet naar andere mogelijkheden kijken om besluitvorming van bewindslieden transparanter te maken voor het publiek, bijvoorbeeld door het verbeteren van de openbare agenda’s van bewindspersonen. Uitermark sprak in het Kamerdebat van een „optelsom”. „We kijken met de bestaande instrumentaria waar we nog stappen kunnen zetten.”
Geen genoegen
De Kamer nam daar geen genoegen mee, inclusief NSC, de partij van Uitermark die van ‘goed bestuur’ en transparantie eerder een kernthema maakte. Volt-leider Laurens Dassen wil dat Uitermark alsnog binnen drie maanden met een wetsvoorstel voor een lobbyregister komt. „Anders zullen wij samen met NSC een nieuwe motie indienen, om de minister daartoe te bewegen”, aldus Dassen.
Uitermark zei in het debat dat zij het idee van een lobbyregister niet volledig naast zich neer wil leggen. „Geef mij enige ruimte”, vroeg ze de Kamer. Zo wil de minister eerst met betrokken partijen rond de tafel zitten om te bespreken hoe een lobbyregister er in Nederland uit kan komen te zien. Ook heeft ze verwachtingen van de Europese Unie, waar gewerkt wordt aan wetgeving om corruptie bij bewindspersonen in EU-landen te voorkomen. Deze richtlijn is meer gericht op het tegengaan van buitenlandse beïnvloeding, maar volgens de minister „kan niet worden uitgesloten dat de richtlijn uiteindelijk een breder doel krijgt”.
Vooruitschuiven
De Kamer zag hierin pogingen van de minister om het vraagstuk voor zich uit te schuiven. Kamerleden wezen op meerdere rapporten en onderzoeken van onder meer de Universiteit Leiden en de anti-corruptie waakhond Greco, die de afgelopen jaren al zijn uitgebracht en waarin voor de komst van een lobbyregister is gepleit.
Volt en NSC kondigden een nieuwe motie aan voor een lobbyregister die in elk geval op steun kan rekenen van GroenLinks-PvdA, D66 en SP. Voor een meerderheid is ook steun van bijvoorbeeld de PVV nodig. PVV-Kamerlid Marco Deen wilde niet op het concrete voorstel ingaan, maar zei dat het als „een paal boven water staat” dat PVV voor een lobbyregister is.
De toon van het debat was soms opvallend hard. Zo kondigde Volt-leider Dassen voorgaand aan het debat aan een motie van wantrouwen te hebben overwogen, omdat hij „geen vertrouwen meer in de minister had”. Aangezien een meerderheid van de Kamer voor het lobbyregister is, zegt hij er vanuit te gaan dat de minister het voorstel niet opnieuw naast zich neerlegt.
Een middelvinger naar het onderwijs, reageren leraren in maart 2020 op Twitter, tegenwoordig X. Wie dat met de bril van nu leest, zal denken dat ze het hebben over de eerste schoolsluiting vanwege het coronavirus. Maar nee, het gaat over de beslissing van het kabinet op 12 maart 2020 om de basisscholen en middelbare scholen voorlopig open te houden, terwijl toenmalig premier Mark Rutte (VVD) die dag Nederlanders oproept om zo veel mogelijk thuis te werken. Kinderen zijn niet de groep met het meeste risico, zegt hij tijdens de persconferentie. Hogescholen en universiteiten moeten wel dicht.
Al gauw verschijnen allerlei online petities die oproepen om de scholen wél te sluiten, zoals ‘Sluitscholen.nu’ en ‘Sluit scholen en dagverblijven tegen het coronavirus’. Leraren en ouders maken zich zorgen over hun gezondheid en die van de kinderen.
Ik kwam pas nog een foto tegen waarop ik zo’n plastic spatscherm voor mijn gezicht had. Nu denk ik: deden we dat echt?
Ze krijgen vrij snel hun zin. Op 15 maart besluit het kabinet tot een schoolsluiting. De volksgezondheid is beter beschermd, maar al na krap een maand ontstaan zorgen over de gevolgen. Op 14 april schrijft NRC: „Na ruim vier weken thuisonderwijs is de stemming in veel huiskamers omgeslagen: de combinatie thuisonderwijs en werk is zwaar en kinderen missen de structuur van de klas en hun vriendjes. Ook zijn er zorgen over kinderen met wie leraren niet of nauwelijks contact krijgen.”
De zorgen worden gedurende de pandemie alleen maar groter, want uiteindelijk moeten scholen twee keer hun deuren langdurig sluiten. Die eerste keer duurt de sluiting ruim twee maanden voor basisscholen en ruim drie maanden voor middelbare. In december 2020 moeten ze wéér respectievelijk twee en drie maanden dicht. En in het schooljaar 2021-2022 wordt de kerstvakantie een week vervroegd. Buiten de schoolsluitingen wordt het onderwijs ook vaak beperkt, bijvoorbeeld doordat leerlingen soms niet allemaal tegelijk naar school mogen van het kabinet, leraren regelmatig thuiszitten met coronaklachten, en door corona-uitbraken in de school.
Studenten in het hoger onderwijs en het mbo zitten nog veel vaker thuis. Zij hebben het grootste gedeelte van de coronapandemie onderwijs op afstand. Er zijn wel periodes waarin ze volgens het kabinetsbeleid fysiek onderwijs mogen krijgen, maar dan geldt de anderhalvemetermaatregel en die is voor onderwijsinstellingen lastig te handhaven.
Ook over studenten ontstaan steeds meer zorgen. Waar het bij basisschoolleerlingen en scholieren vooral gaat over onderwijsachterstanden, zijn de zorgen bij studenten vooral gericht op hun mentale welzijn.
In mei 2021 roept de toenmalige Kinderombudsvrouw, Margrite Kalverboer, in NRC op om middelbare scholen, mbo en het hoger onderwijs weer volledig te openen. Op dat moment zitten scholieren gemiddeld drie dagen per week thuis en krijgen studenten ongeveer één dag per week fysiek les. Kalverboer: „Er voltrekt zich een stille ramp. Over een jaar, of misschien pas over vijf jaar, zullen we zien wat we aangericht hebben met een coronabeleid dat totaal gefixeerd is op de ontwikkeling van het virus en weinig oog heeft voor kinderen.”
Zijn er vijf jaar later nog brokstukken te zien van die ramp?
1Onderwijsachterstanden
In mei 2020 voorspelde socioloog Thijs Bol in NRC dat de eerste schoolsluiting de toch al groeiende ongelijkheid tussen scholieren zou vergroten. Hij had net een vragenlijstonderzoek gedaan naar de mate waarin ouders hun kinderen hielpen bij hun schoolwerk in de maand april, tijdens de eerste schoolsluiting dus. Er was een groot verschil te zien. „Simpel gezegd: hoe hoger opgeleid de ouder, hoe beter het kind werd begeleid.”
Als het gaat om de effecten van de coronacrisis op de leercurve, zijn die het beste in kaart gebracht voor basisschoolleerlingen. Basisscholen zijn namelijk verplicht om bepaalde toetsen af te nemen voor het leerlingvolgsysteem. Middelbare scholen, mbo en het hoger onderwijs hoeven dat niet. Het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs (NCO) maakt gebruik van die toetsgegevens van basisscholen voor onderzoek naar de leergroei van leerlingen sinds het begin van de coronacrisis.
De voorspelling van Thijs Bol kwam uit. „In de zomer van 2020, na de eerste lockdown, zagen we echt schrikbarende cijfers”, zegt onderzoeksleider Carla Haelermans, hoogleraar onderwijseconomie aan de Universiteit Maastricht. „Gemiddeld genomen was in de gehele lockdown praktisch niks geleerd door de kinderen. En dat was het ergst bij kinderen van laagopgeleide ouders, in die groep gingen sommigen zelfs áchteruit.”
Bij metingen na een jaar en na anderhalf jaar corona was de vertraging iets ingehaald, maar waren de cijfers nog steeds „schrikbarend”, volgens Haelermans. En de kloof bleef.
Daarna gebeurde er iets opmerkelijks: na twee jaar, dus in het voorjaar van 2022, haalden leerlingen met laagopgeleide ouders hun achterstand sneller in dan leerlingen met hoogopgeleide ouders. Na drie jaar was dat nog steeds het beeld.
In de zomer van 2020, na de eerste lockdown, zagen we echt schrikbarende cijfers
Dat verschil, zegt Haelermans, komt mogelijk door het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) dat in 2021 in het leven werd geroepen om leerlingen en studenten met corona-achterstanden te steunen. In totaal stelde de overheid 8,5 miljard euro beschikbaar. Onderwijsinstellingen mochten zelf weten waar ze het geld aan uitgaven. Ze konden het bijvoorbeeld gebruiken voor bijles. Zo kwam het geld wellicht vooral terecht bij de ‘kwetsbaarste’ leerlingen. De subsidie mag nog worden besteed tot en met juli 2025.
Het laatste NCO-onderzoek uit december 2024 liet zien dat de kwetsbare leerlingen hun achterstand nog steeds sneller aan het inhalen zijn dan de andere leerlingen. Haelermans: „Maar hoe langer het geleden is, hoe moeilijker het is om de achterstanden nog alleen maar aan corona te wijten. Het liefste zou je een leerling daarom heel lang door de tijd volgen, maar dat kan niet omdat die op een gegeven moment naar de middelbare school gaat en dan niet meer op deze manier getoetst worden. Het zorgwekkende is dat uit internationaal onderzoek blijkt dat het in Nederland slechter gaat dan in andere landen, dus het zal niet alleen aan corona te wijten zijn.”
Vanuit het NPO verschijnt om de zoveel tijd een voortgangsrapportage. Uit de laatste, van december 2024, blijkt dat ook in de onderbouw op middelbare scholen nog steeds sprake is van een achterstand. In schooljaar 2023-2024 hadden leerlingen op Nederlands en rekenen-wiskunde een „aanzienlijk” lager vaardigheidsniveau dan in schooljaar 2018-2019.
Het rapport wijst ook op de gedaalde PISA-score. PISA is een internationaal onderzoek waarbij vijftienjarigen uit tientallen landen worden getest op leesvaardigheid en wiskunde. Volgens de voortgangsrapportage is de gedaalde Nederlandse score deels te koppelen aan de pandemie. „In landen waar scholen relatief kort (circa 20 weken deels of volledig) dicht waren, vinden onderzoekers een leerverlies van gemiddeld 4-6 maanden. In landen met een gemiddelde schoolsluiting is dit 7 maanden. Landen met de langste schoolsluiting (circa 110 weken deels of volledig) zien een leerverlies tussen de 9-12 maanden.”
Loes Vissers en Marjolein Lamers – beiden lerares op Daltonschool De Evenaar in Oss van respectievelijk groep acht en groep zeven – merken nog dat sommige kinderen in hun klas wat moeite hebben met „automatiseren” als het gaat om lezen en rekenen. „Dat betekent dat je bijvoorbeeld vlot sommen kunt maken en snel woorden ziet staan”, zegt Vissers. „Deze kinderen zaten tijdens corona in groep drie, maar we kunnen natuurlijk niet met zekerheid zeggen dat het door corona komt.” Ze zeggen dat ze verder niets meer merken van eventuele corona-achterstanden.
Ze zien wel dat kinderen digitaal handiger zijn geworden. „Maar van dat Teams-geluidje krijgen ze nu echt de kriebels”, lacht Lamers. „Laatst moest ik een leerling inbellen in de klas en toen zeiden ze: ‘Oh, juf, we kunnen het niet meer hóren!’” Vissers: „Ze waren destijds ook zó blij en dankbaar om weer naar school te mogen.”
2Mentaal welzijn
Studenten presteerden in het begin van de coronacrisis juist béter dan daarvoor. Ze behaalden meer studiepunten en zowel in het mbo als in het hoger onderwijs waren er minder studenten die voortijdig stopten met hun studie. „De winst van de eenzaamheid”, zo noemde Hans Schilderman, hoogleraar religie en gezondheid aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, dat, november 2020, in NRC.
Door de coronamaatregelen waren studenten aan huis gekluisterd. De vraag of dat ook een blijvend effect heeft gehad op hun mentale welzijn, is lastig te beantwoorden. Onderzoeken wijzen dat niet eenduidig uit. Dat heeft mogelijk te maken met verschillende onderzoeksmethoden en verschillende definities van ‘mentale gezondheid’.
Volgens Jolien Dopmeijer, onderzoeker bij het Trimbos-instituut, hadden studenten het al voor de coronacrisis steeds moeilijker. Dat bleek uit metingen die onderwijsinstellingen vanaf 2012 zelf deden. De lockdowns lijken die problemen te hebben vergroot, zegt ze. Bij onderzoek van het Trimbos-instituut onder dertigduizend hbo- en wo-studenten in 2021 meldde meer dan de helft psychische klachten, zoals angst en somberheid. In een tweede meting, in 2023, leek de mentale gezondheid van studenten iets verbeterd. Die kwam weer meer op het niveau van voor corona.
Het had meer effect op mij toen de crisis was afgelopen
Het RIVM begon in 2021 met grootschalig onderzoek naar de langetermijneffecten van corona. De onderzoekers keken daarbij niet specifiek naar studenten maar naar een brede groep jongeren van 12 tot 25 jaar. Omdat de metingen pas tijdens de pandemie begonnen, is daaruit niet af te leiden of hun mentale gezondheid voor corona beter was dan erna. „Wel was tijdens de laatste lockdown een dip te zien die na de opheffing van de maatregelen niet meer herstelde”, zegt projectleider Elske Marra.
Michel Dückers, bijzonder hoogleraar Crises, Veiligheid en Gezondheid aan de Rijksuniversiteit Groningen, die meewerkte aan het onderzoek, keek ook naar internationale langetermijnstudies. Daarin zag hij net als het Trimbos-instituut dat de mentale gezondheid van jongeren al jaren voor de pandemie verslechterde. De helft van deze internationale onderzoeken stelt dat deze trend tijdens corona doorzette, de andere helft stelt dat het niveau stabiel bleef.
Andere onderzoekers – zoals orthopedagoog Levi van Dam, bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam – zien niet dat het vóór de coronacrisis bijzonder slecht ging met jongeren. „Een derde van de jeugd worstelt af en toe met mentale problemen,” zegt Van Dam, „maar dat is al decennialang zo.” Van Dam en promovenda Naomi Koning vonden bovendien geen significant effect in hun onderzoek naar de invloed van de coronamaatregelen op het mentale welzijn van jongeren. „Jongeren die kwetsbaar waren, hadden extra last van de coronatijd, maar het beeld dat een hele generatie depressief was, is veel te zwaar aangezet.”
De coronacrisis heeft jongeren geholpen makkelijker en meer over hun mentale problemen te praten, zegt Van Dam. „De mental health awareness and literacy, zoals dat heet, is toegenomen. Maar we zijn nog wel een beetje zoekende naar het juiste taalgebruik. Als ik nu zeg dat ik depressief ben, wat bedoel ik daar dan eigenlijk mee? Ben ik depressief volgens de criteria van de DSM-5, het handboek voor psychiatrie? Of ben ik gewoon een beetje depressed, zoals mijn dochters dat noemen.”
Ook Ruud Verhagen, studentenpsycholoog aan de Radboud Universiteit, betwijfelt of je kunt zeggen dat corona heeft gezorgd voor een mentale crisis onder jongeren. „Corona was natuurlijk schokkend, maar duurde relatief kort. De prestatiemaatschappij, individualisering en het idee dat het leven maakbaar is, zie ik als veel belangrijkere factoren.” Ook sociale media spelen volgens hem een rol. Studenten worstelen met verwachtingen, ziet hij. „Van de maatschappij, van zichzelf. Misschien heeft corona gezorgd voor een verdere toename van digitalisering en schermtijd en op die manier een extra duit in het zakje gedaan.”
Jongeren die kwetsbaar waren, hadden extra last van de coronatijd, maar het beeld dat een hele generatie depressief was, is veel te zwaar aangezet
Verhagen ziet onder de nieuwe generatie studenten een groep die de middelbare school niet heeft afgesloten met een regulier eindexamen. „Die hebben het gevoel een soort corona-diploma te hebben en daarom twijfelen ze meer aan hun eigen capaciteiten.” Er is ook een groep die al studeerde, maar lang online college heeft gehad. „Die zegt: ik heb niet alles uit mijn studentenleven kunnen halen.”
Een overblijfsel van corona is dat onderwijsinstellingen studenten meer mentale ondersteuning zijn gaan bieden. Op Zuyd Hogeschool, een hbo-instelling met twaalf locaties locaties in Heerlen, Sittard en Maastricht, is de NPO-subsidie onder meer ingezet voor extra studentenpsychologen en groepstrainingen op het gebied van welzijn. „We zagen de behoefte daaraan al voor corona toenemen”, zegt Kim Hulsen, teamleider coaching bij de dienst studentenzaken. Er zijn meer inloopspreekmomenten gekomen en op wc-deuren hangen QR-codes die als je ze scant, leiden naar een webpagina waarop je makkelijk een afspraak kunt maken.
3Gedrag
De coronacrisis veranderde het gedrag van kinderen en jongeren. Dat was vooral te merken vlak na het opheffen van de lockdowns en de schoolsluitingen. Carla Haelermans hoorde daar destijds „zorgelijke geluiden” over vanuit het voortgezet onderwijs, vertelde ze in een interview met NRC eind 2022. „Korte lontjes, meer vechtpartijen, minder doorzettingsvermogen… Ik zou het eerlijk gezegd niet gek vinden als we daar een nog grotere vertraging gaan zien.”
Caroline van Bommel ziet nog steeds een „sociale achterstand” bij basisschoolleerlingen. Ze coacht gepeste kinderen, geeft op scholen trainingen in sociale weerbaarheid en was tot voor kort zzp-lerares in het basisonderwijs. Dat over die sociale achterstand hoort ze ook van andere leraren. Die wordt wel ingelopen; het verschilt per kind hoe snel. „Maar het is echt nog een groot verschil met wat ik vóór corona zag. Ze hebben bijvoorbeeld moeite met het aangaan van vriendschappen en het oplossen van conflicten, doordat hun empathisch vermogen minder is ontwikkeld.”
Ze ziet ook dat kinderen het daardoor lastig vinden om gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal goed te lezen. „Er was bijvoorbeeld een leerling die tegen een andere leerling zei: ‘Kijk niet zo boos naar me!’ Maar die andere leerling was gewoon met een opgave bezig die hij lastig vond.”
Dat ziet Jan-Mattijs Heinemeijer – rector van het Mendelcollege, een school voor vmbo, havo en vwo in Haarlem – ook bij zijn leerlingen. „Kinderen zijn inderdaad minder goed geworden in gezichtsuitdrukkingen, maar daarvoor moet je ook gewoon vlieguren hebben gemaakt.” Hij denkt dus dat ze er wel weer overheen groeien.
Ik heb eigenlijk weinig last gehad van de coronacrisis. Mijn leven was als topsporter al heel geïsoleerd
Vlak na corona zag hij meer „vandalisme” in de school. „De omgangsnorm was niet gezet. Voorheen keek je als brugklasser om je heen en dacht je: ah, dus zo gaat het hier. Tijdens corona kon dat niet. Het gaat inmiddels beter, maar we zijn nog niet helemaal terug op het oude niveau. Of het volledig te koppelen is aan corona weet ik natuurlijk niet.”
In de periode vóór corona zag je al heftigere incidenten op scholen, zegt Van Bommel, dus ze wil niet alles één op één aan corona koppelen. „Maar er is duidelijk meer spanning dan voor de lockdowns. Je zag en ziet bij jongens dat ze eerder gefrustreerd zijn en meer haantjesgedrag vertonen. Bij meisjes is er meer onzekerheid. Ze letten heel erg op elkaar en op elkaars reactie. Er wordt meer geroddeld.”
Jongere kinderen hebben vooral meer moeite met uitgestelde aandacht, volgens Van Bommel. „Als de juf zegt dat ze eerst zelfstandig moeten werken, willen ze gelijk naar de juf toe. Dat wordt wel iets minder, maar is nog niet weg.”
Op middelbare scholen en het mbo was al voor corona een stijging te zien in het spijbelen. Die trend zette verder door. Het langdurig verzuim is eveneens gestegen. Dat merkt ook Lia Veldhuis, verzuimcoördinator bij ROC Da Vinci in Dordrecht, een mbo-school met meerdere vestigingen. „We zien sinds corona meer psychische klachten. Sommige studenten die daar last van hebben vinden het moeilijk om naar school te komen.” Het is de taak van de verzuim- en zorgcoördinatoren op school om deze studenten te ondersteunen en te motiveren. Welke hulp nodig is, verschilt. Veldhuis: „Ik maak altijd een plan op maat. Soms helpt het om tijdelijk een aangepast rooster te geven. Dan zeggen we: kom anders eerst twee uur per dag naar school en bouw het op.”
De stichting ‘Lieve Mark’, die in coronatijd bij toenmalig premier Mark Rutte (VVD) meer aandacht vroeg voor studenten in het coronabeleid, maakte – en maakt – zich zorgen over het drank- en drugsgebruik. Deze stichting, een initiatief van bezorgde studenten, hield enquêtes onder meer dan zevenduizend medestudenten en zag daarin dat 40 procent van de studenten meer alcohol en/of drugs was gaan gebruiken in coronatijd. Groepsdruk speelde daarbij een rol, zegt voorzitter Martijn Janse. Volgens hem is het voor studenten sindsdien normaler geworden om drugs te gebruiken. In cijfers van het Trimbos-instituut is dat niet terug te vinden. Janse heeft wel een verklaring: „In dat onderzoek wordt gekeken naar alle studenten, ook thuiswonenden, maar het toegenomen drugsgebruik speelt vooral in studentenhuizen.”
Vapen is volgens het Trimbos-onderzoek wel populairder geworden onder studenten. En alcohol is „all time high”, zegt projectleider Dopmeijer. „We zagen tijdens corona geen opleving maar ook geen daling.”
Jongeren tijdens Corona 5 jaar geleden
Op de eerste zaterdag van 2018 portretteerde NRC achttien jongeren die dat jaar achttien zouden worden. Hoe ging het eigenlijk met die generatie van millenniumkinderen, op de drempel naar volwassenheid? Aan het begin van de coronacrisis werden vijf van hen opnieuw opgezocht, met de vraag hoe de coronacrisis hun leven beïnvloedde. Nu, vijf jaar verder, vragen we Anne-Ruth, Hanwe en Lisa weer hoe het met ze gaat.
Anne-Ruth Barth, Leerkracht (25)‘Nu denk ik: deden we dat echt?’
„Als ik terugdenk aan corona, voelt het surrealistisch. Ik was begin 2020 bezig met een opleiding tot pedagogisch-educatief begeleider en werkte vier dagen in de week als onderwijsassistent op een basisschool. Toen de school dicht moest, werd ik twee dagen in de week ingezet op de noodopvang voor kinderen. Ik kwam pas nog een foto tegen waarop ik zo’n plastic spatscherm voor mijn gezicht had. Nu denk ik: deden we dat echt?
„Ik ben nu bijna klaar met de pabo en werk vier dagen in de week op een school, groep 8. Niet meer in Gouda of Zoetermeer, waar ik toen woonde, maar in Middelharnis. Ik ben in 2022 getrouwd met mijn verkering van de middelbare school en verhuisd naar Stad aan ’t Haringvliet, een dorpje op Goeree-Overflakkee. We hebben een sociaal leven opgebouwd, onder andere via de kerk, met vrienden die we regelmatig zien. Dat heb ik in coronatijd gemist.
„Ik kan niet zeggen dat ik mentale problemen had, maar ik was wel vaak op mezelf aangewezen. Mijn ouders woonden ver weg, in Zeeland, en ik woonde in het begin in een bijna leeg studentenhuis, tot ik naar een eigen appartement verhuisde. Om de tijd door te komen vermaakte ik me met schilderen, lezen en puzzelen.
„In het begin van de coronacrisis was ik heel voorzichtig. Later ging ik twijfelen. Ik zag dat winkeliers het moeilijk hadden en mensen zich eenzaam voelden. Was dat het allemaal wel waard? Als je me nu vraagt wat mijn oordeel is, heb ik geen antwoord. Ik heb vooral geleerd niet meer zo snel een mening te hebben over alles.”
Hanwe Chang (24), YouTuber en investeerder‘Het gaat nu echt weer goed met me’
„Als ik op corona terugkijk, vind ik dat het mij makkelijk af ging. Ik had houvast, ik kon thuis werken aan mijn video’s. Het aantal volgers op mijn YouTube-kanaal explodeerde. Het had meer effect op mij toen de crisis was afgelopen. Ik bleef in die mindset zitten van werken, werken, werken, tot op het punt dat het niet meer gezond was. Het contact met mijn vrienden was vervaagd. Ik kon ook niet goed meer slapen. Mijn vader zag dat het niet goed met me ging, hij heeft me eruit geholpen.
„Sindsdien zie ik mijn vrienden weer en ben ik gaan focussen op hobby’s als gitaar spelen en boeken lezen. Vroeger uploadde ik drie keer week een video, nu alleen wanneer ik er zin in heb. Ik ben inmiddels investeerder, in aandelen en hotels. Toen ik op de middelbare school zat, was ik van plan hotelschool te doen. Dat is er nooit van gekomen, ik heb niet het idee dat ik dat nog moet doen.
Ik heb net met mijn ouders een nieuw hotel gekocht en mijn vriendin, die meedoet aan een Miss-verkiezing, een huwelijksaanzoek gedaan. Het gaat nu echt weer goed met me.”
Lisa Kruger (24), Topzwemster‘Talentontwikkeling heeft een tik gehad’
„Ik heb eigenlijk weinig last gehad van de coronacrisis. Mijn leven was als topsporter al heel geïsoleerd. Vóór corona zag ik mijn vrienden ook maar eens in de twee maanden.
„Het was natuurlijk wel heel erg schakelen toen de Paralympische Spelen in Tokio in 2020 werden verplaatst naar 2021. En ik moest door de lockdowns een manier vinden om tóch te trainen. Toen ben ik tijdelijk bij mijn opa en oma in Groningen gaan wonen, want daar kon ik mijn trainingsapparatuur kwijt. Dat was eigenlijk heel fijn. Ik krijg geen gevoel van isolatie als ik daaraan terugdenk. Ik kon hardlopen tussen de mooie weilanden van Noord-Groningen.
„Gelukkig mochten wij als topsporters vrij snel weer normaal trainen, maar dat gold niet voor een groep aanstormend talent dat toen nog niet in de top zat. We hebben wel het idee dat die door corona een tik heeft gehad qua talentontwikkeling.
„Ik zwem nog steeds. Bij de Spelen van Parijs vorig jaar heb ik twee bronzen medailles gehaald. Daarnaast ben ik afgelopen zomer begonnen aan een studie geneeskunde. Dat wilde ik al langer, maar omdat vóór corona hoorcolleges niet standaard werden opgenomen, was het niet te combineren met de topsport. In coronatijd werd het gebruikelijk om ze wel allemaal op te nemen, dus nu kan ik ze ‘s avonds na mijn trainingen terugkijken. Dat ik de topsport met mijn studie kan combineren, heb ik dus eigenlijk aan corona te danken!”
De politieke discussie over meerouderschap sleept al jaren voort en kon wel een doorbraak gebruiken, maar door een kabinetsbesluit van deze week duurt de impasse juist voort. Staatssecretaris Teun Struycken (Rechtsbescherming, NSC) gaat niet werken aan een regeling die het mogelijk maakt dat meer dan twee ouders het gezag krijgen over hun kinderen. De kosten bij de overheid „zijn groter dan we hadden voorzien”, zei Struycken woensdag in de Kamer. Ook voorziet hij problemen bij de uitvoering.
Het leidde tot teleurstelling bij een deel van de oppositie, die de argumentatie van Struycken niet geloofwaardig vindt en denkt dat in deze rechtse coalitie simpelweg de politieke wil om het te regelen ontbreekt.
Lees ook
Hoe kijken BBB en NSC aan tegen lhbti-thema’s?
De manier waarop ouderschap in Nederland wordt vormgegeven, verandert al jaren. Steeds vaker groeien kinderen op in gezinnen met meer dan twee opvoeders, zoals regenbooggezinnen, samengestelde gezinnen en binnen co-ouderschap. Toch erkent de wet nog steeds slechts twee ouders per kind, wat volgens belangenorganisaties als COC Nederland en Stichting Meer dan Gewenst tot allerlei praktische problemen leidt. Zij wijzen erop dat niet alle ouders nu beslissingen kunnen nemen over bijvoorbeeld medische ingrepen of schoolzaken.
Al in 2016 adviseerde de Staatscommissie Herijking Ouderschap om meerouderschap wettelijk mogelijk te maken, maar sindsdien bleven achtereenvolgende kabinetten aarzelen. Terwijl ook recent weer rapporten erop wijzen dat zo’n regeling voordelen kan hebben, vooral voor kinderen die vanaf hun geboorte opgroeien in een gezin met meer dan twee ouders.
„Waarom al die onderzoeken, als er vervolgens niets mee gebeurt?”, vroeg VVD-Kamerlid Ingrid Michon-Derkzen zich af in het debat. D66’er Joost Sneller wees erop dat een op de vijf kinderen in zulke gezinnen juridische knelpunten ervaart.
In de Tweede Kamer zijn er traditioneel twee kampen als het om kwesties als meerouderschap gaat: linkse en liberale partijen zijn voor, christelijke en conservatieve partijen vaak tegen omdat zij uitgaan van een klassiek gezin met één vader en één moeder.
Belastingdienst
Tegenstanders van een wettelijke regeling vrezen ook dat het te veel complexiteit met zich meebrengt en negatieve gevolgen kan hebben voor kinderen. Ze wijzen op juridische en praktische problemen, zoals conflicten tussen ouders.
De Raad voor de Kinderbescherming waarschuwde eerder dat het erkennen van meerdere ouders kan leiden tot meer juridische procedures en loyaliteitsconflicten bij kinderen. Ook uitvoeringsinstanties zoals de Belastingdienst en Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) geven aan dat de regeling grote impact heeft op toeslagen, kinderbijslag en studiefinanciering. De invoering zou aanzienlijke kosten met zich meebrengen, terwijl er momenteel geen budget voor is gereserveerd.
Staatssecretaris Struycken gaf in het debat ook aan dat een wettelijke regeling voor meerouderschap niet in het regeerakkoord staat en kostbaar en complex is. Een voorstander als Joost Sneller suggereerde dat dit niet het hele verhaal is. „Hoewel de staatssecretaris zegt dat het een kwestie van geld is, lijkt het een politieke keuze om ermee te stoppen.” Michiel van Nispen (SP) vond het argument van de kosten, zo’n 5 miljoen euro, ook niet overtuigend en vroeg Struycken om de wet alsnog voor te bereiden. „Als het probleem bij de uitvoering zit, kan de wetgeving toch worden uitgewerkt?”
Initiatiefwet
Nu het kabinet niet met een wet voor meerouderschap door wil, zouden partijen in de Tweede Kamer kunnen proberen het met een initiatiefwet in het parlement te regelen. Mikal Tseggai van GroenLinks-PvdA, een van de voorstanders, vroeg coalitiepartij VVD of de liberalen zo’n wet zouden steunen. Tseggai wees erop dat de VVD in de verkiezingscampagne het Regenboogstembus-akkoord heeft ondertekend, waarin ook meerouderschap is opgenomen. Kamerlid Michon-Derkzen bevestigde dat de VVD zo’n voorstel inhoudelijk zou kunnen steunen, maar zei ook te willen afwachten.