Column | Voer natuuronderwijs in op scholen

Wat zie je als je naar buiten kijkt? Een vogel op een boomtak of een koolmees in een zwarte els? Of een ijverig koolmezenmannetje dat onder het blad van de zwarte els naar een insect zoekt? De meeste mensen die ik ken zien het eerste, als ze al naar buiten kijken. Wanneer ze door de stad lopen, zien ze gebouwen en geen mos, horen ze verkeer (of geluid uit hun koptelefoon) en geen vogels. Bij het woord ‘natuur’ stellen ze zich iets met bomen voor of een koe op een weiland.

Dat is logisch, want in tegenstelling tot de mensen in veel niet-westerse gemeenschappen leren we de wereld om ons heen niet lezen. Sterker nog, kinderen komen steeds minder buiten. Dat is slecht voor ze en voor de dieren en planten met wie we onze leefomgeving delen. Als je de natuur vooral op je scherm ziet, leid je een pover bestaan, maar je leert ook niet om te zorgen voor de wereld waarvan we afhankelijk zijn.

In Scandinavië maakt buiten leren – over en in de natuur – op veel scholen deel uit van het lesprogramma. In Zweden zijn er natuurscholen, die een lesmethode gebruiken waarbij kinderen van zeven uur ’s ochtends tot vier uur ’s middags buiten leren, over de seizoenen, de maan, het landschap en insecten. Kinderen die buiten les krijgen, weten niet alleen meer over de natuur dan binnenkinderen. Ze zijn volgens wetenschappelijk onderzoek minder vaak ziek, hebben een betere motoriek, kunnen beter plannen en zich beter concentreren. Ze kunnen ook beter omgaan met hun emoties en met anderen. Spelenderwijs leren ze ook beter lezen en problemen oplossen, bijvoorbeeld door kaartlezen.

Voor kinderen is natuuronderwijs dus leerzaam en gezond. Het samenleven gaat er ook op vooruit, omdat ze hun sociale vermogens ontwikkelen. En het is goed voor de planten en de niet-menselijke dieren. We leven in een tijd van grootschalige ecologische crises, zoals de opwarming van de aarde, uitsterving van soorten en verlies van biodiversiteit. Wie leert over dieren en de natuur, voelt zich meer betrokken bij de toekomst van de natuurlijke wereld en is meer geneigd om zich in te spannen voor de niet-menselijke wezens met wie we de planeet delen.

Dit klinkt allemaal weer heel serieus, maar kinderen worden volgens onderzoek ook blijer van buitenonderwijs. Dat herkent waarschijnlijk iedereen die wel eens een wandeling in een bos, op het strand of door de polder maakt. Er zijn vooral veel studies naar het effect van bomen op mensen, die laten zien dat deze aardbewoners mensen gezonder en gelukkiger maken, en ervoor zorgen dat mensen aardiger zijn tegen elkaar. In steden is er minder misdaad in wijken met veel bomen. Zelfs foto’s van bomen verminderen stress, daarom zie je die ook in ziekenhuizen.

Het is dus logisch om natuuronderwijs in te voeren op Nederlandse scholen. Dat is een eerste stap naar meersoortig onderwijs: daarmee bedoel ik een onderwijssysteem waarin we met en van andere dieren en planten leren over hoe we in meer harmonie met elkaar kunnen leven. Leren over en met huisdieren hoort ook bij meersoortig onderwijs. Er bestaan al projecten die daarop zijn gericht, bijvoorbeeld waarin kinderen asieldieren voorlezen. Daardoor voelen de asieldieren zich minder alleen, en leren kinderen beter lezen.

Je hoeft natuurlijk geen kind te zijn om meer te leren over de levende wereld. Dus lieve lezer, ga straks even op onderzoek uit. Met een paar schoenen, je ogen en oren kom je al een heel eind. Of met een raam. De koolmees van net is weggevlogen, maar luister: daar zingt de roodborst.

Eva Meijer is schrijver en filosoof. Ze schrijft om de week een column.