Column | Vegetarische flauwekul

Dinsdag ging ik naar bioscoop Lux in Nijmegen om de documentaire Food for Profit te zien, daarin worden misstanden in de Europese veehouderij blootgelegd. Volgens mijn mental coach kan ik veehouderijdocumentaires beter mijden. Van de eerste die ik keek, werd ik op slag vegan. Twee docu’s later moest ik mijn woede sublimeren door vier jaar aan een roman te werken waarin de personages een spoor van vernieling door de veehouderij trekken: slachthuizen worden in de as gelegd, diertransporten gekaapt – dat werk. Het was fictie, maar toch. Volgens de Hagenees kon ik slechts een veehouderijdocumentaire verwijderd zijn van zelf met een krat molotovcocktails op de bagagedrager een slachthuis bezoeken. „Dan glij je uit over een plas zelf gemorste benzine en breek je je heup.”

Food for profit bleek voor een goed deel met verborgen camera’s gedraaid door undercovermedewerkers. Lijdende dieren, lijdende arbeiders, lijdende omwonenden, woestijnen rond gedumpte mest, antibiotica-resistentie, virussen, gewetenloze lobbyisten: ze komen allemaal voorbij in deze aanklacht tegen een industrie waarvoor Europese wetten optioneel lijken te zijn, maar die wel miljarden aan Europese subsidies binnensleept. Wie denkt dat het in Europa wel goed zit met de veehouderij, kan bij Food for Profit een gezonde portie ontnuchtering halen

Na de vertoning werd een gesprek met het publiek gehouden volgens wat werd aangekondigd als de ‘actieve-hoop-methode’. Kennelijk moesten we hoopvol worden. De gespreksleiders waren leden van Extinction Rebellion. We mochten positieve voornemens, woede en frustratie met elkaar delen. Er ging een knot draad door de zaal. Wie gesproken had, kon die doorgeven. Zo zou er een web ontstaan dat ons met elkaar in verbond. Mijn voornemen niet aan die flauwekul mee te doen hield stand tot een gespreksleider, alsof dat positief was, meldde dat hij vegetariër was.

Ik ben acht jaar vegetariër geweest in de veronderstelling dat ik daarmee geen dierenleed veroorzaakte. De zuivelindustrie kon mij acht jaar suf manipuleren, tot mijn schaamte. In Nijmegen kreeg ik een herbeleving. Zelfs in een zaal waar iedereen zojuist nog op groot scherm melkkoeien met ontstoken uiers in hun eigen stront had zien verpieteren, leken aanwezigen, tot aan de klimaatactivistische gespreksleiders toe, de wreedheden van zuivel acceptabel te vinden.

Dankzij mijn minieme voorzetje en een relvegan op de achterste rij, ontspoorde het zaalgesprek in geschreeuw over dierenrechten.

„Een kalf mist zijn moeder meer dan jij je kaas!”, riep ze.

„En jij moet meer compassie tonen!” Daarmee werd compassie met mensen bedoeld, niet met koeien. De vegan achterin had gelijk. Zuivel en vlees zijn dezelfde industrie. Melkkoeien en vleeskoeien eindigen in dezelfde slachthuizen. Melkkoeien zijn alleen langer onderweg omdat ze eerst een paar jaar voor hun melk worden uitgebuit. Als vegetariër subsidieer je die industrie nog steeds. Klimaatactivisten zouden dit moeten weten. Zeker als ze gesprekken organiseren na veehouderijdocumentaires. De discussie werd in hoop en verbintenis gesmoord. We moesten het weer over kleine positieve veranderingen hebben.

De hardwerkende documentairemakers vragen niet om hoopgevende praatjes. Ze vragen burgers screenings te organiseren en discussies aan te wakkeren over het stoppen van veehouderijsubsidies. Ze willen hierover burgerberaden organiseren. Ik zie liever de hele handel verboden worden en een Europa waar wie dierlijke producten consumeert zich daarvoor moet registreren en alleen nog onder zonder toezicht dieren mag aanraken, maar ik reageer wat heftig op veehouderijdocumentaires. Helemaal als die worden afgesloten met geklets dat erop uit is de terechte en door de filmmakers zorgvuldig opgebouwde woede te temperen.

Carolina Trujillo is schrijfster.