„Liever drie keer naar het front dan eenmaal te bevallen van een kind”, schreeuwde de Medea van Euripides al uit. Ik heb in mijn leven heel vaak aan die zin gedacht. Als puber en jongvolwassene met afgrijzen, als eenmaal bevallen vrouw met gloeiende trots. Je zou kunnen stellen dat ik nu dus negen keer naar het front ben gegaan. Eigenlijk zouden ze me moeten decoreren met eerbewijzen, als een generaal.
Toch is het pervers dat we, 2.455 jaar na Medea, pijn nog even makkelijk als inherent aan vrouwelijkheid zien.
Een vrouwenleven betekent nu eenmaal koud metaal in je binnenste, geschraap, ijzerdraadjes die we door de baarmoedermond duwen, weeën, snijden door huidlaag na huidlaag om bij een kind te komen, kweekje, biopsie, bloed, mishandelde borsten, de ring of fire, scheuren, trekken en duwen. Liefst in stilte, even doorbijten nu, want al het andere is zwak of hysterisch.
In de Volkskrant stond vorige week een opiniestuk van Alina Chakh en Eva de Goeij, twee bestuursleden van de anticonceptiebelangenvereniging Ava, die de middeleeuwse toestanden rondom het plaatsen van een spiraal aanklaagden en vroegen om de normalisering van serieuze pijnstilling bij het wroeten in baarmoeders, zoals mannen keurig verdoofd worden bij een knip.
Er volgden talloze vrouwen die, vanuit eigen ervaring, zich bij hun verhaal aansloten. Als moderne Medea’s, even woedend en onmachtig, proberen ze ons te doordringen van hun leed. Maar weer zet deze tijdelijke oproer geen zoden aan de dijk.
Want vrouwenpijn is volledig geaccepteerd binnen onze samenleving. Het duurt vaak zo’n zeven jaar voor de absoluut helse aandoening endometriose bij een patiënt wordt gediagnosticeerd. Tot die tijd wordt ze afgescheept met ‘gewoon menstruatieklachten’, ‘lage pijngrens’ en ‘zit tussen de oren’.
Iedere keer dat een vrouw het systeem rondom fysiek lijden aanklaagt, krijgen we te maken met paternalistische artsen, zoals bijvoorbeeld deze keer ene Stefan van Rooijen, kennelijk een eersteklas vrouwenhater, die op Instagram de deskundigheid van Chakh en De Goeij in twijfel trekt en beweert dat het plaatsen van een spiraal bij vrouwen die bevallen zijn reuze meevalt, een paracetamol is genoeg. Hij kan het weten.
We kennen inmiddels allemaal het verweer van vrouwen. De medische wetenschap is ontstaan rondom mannenlijven. Wanneer mannen een koperen werkje via hun urinebuis in hun balzak moesten laten plaatsen, hadden we al lang een vriendelijke manier daarvoor bedacht. Ondertussen ligt er, terwijl u dit leest, een vrouw op een behandeltafel te huilen van de pijn. Een pijn die makkelijk voorkomen kan worden door anesthesie of plaatselijke verdoving.
Ik kan soms nog steeds niet geloven dat ik, simpelweg door met een vrouwenlichaam geboren te zijn, me bezig moet houden met het feit dat fysiek lijden een gegeven is in alle fasen van mijn leven. Next stop, ergens rond de overgang: de mammografie. Ook dat zal ik doen, als een mak schaap, inwendig vloekend, uitwendig de dappere soldaat.
De trots om de doorstane pijn? Niets meer dan een stockholmsyndroom.
Soms denk ik: pas als we het vrouwenlichaam bevrijden van het intense lijden dat ze moet doorstaan, simpelweg omdat ze borsten, een vagina, eierstokken en een baarmoeder heeft, zal ook op andere vlakken echte gelijkwaardigheid wortel kunnen schieten.
Tot die tijd is het niet de man aan het kruis, maar de vrouw die haar borsten tussen glazen platen plet, die we in onze kerken zouden moeten hangen.
„Liever drie keer naar het front, dan eenmaal te bevallen van een kind.” Laten we die zin onthouden, maar dan alleen als een verwijt, als aanklacht, als eis tot humane behandeling.