Het toeval wilde dat de voormalige verzetskrant Het Parool deze week op een en dezelfde dag publiceerde over zowel de heldenmoed van Aleksej Navalny als die van Simon Carmiggelt. Van de onverschrokken Navalny naar de laconieke Carmiggelt – dat lijkt een hele stap, maar nader bezien blijkt het geen stap te veel.
Het Parool bracht die dag een interview van Hanneloes Pen met twee kleindochters: Klaartje Carmiggelt (59) en Yolanda Jesse (72), wier grootvader Johannes Jesse destijds de drukker was die op verzoek van Carmiggelt van november 1944 tot aan de bevrijding het illegale Parool drukte – in totaal 99 nummers. Een levensgevaarlijk werk, waarover Carmiggelt schreef: „Hij deed het uit fatsoen.”
De drukkerij Joh. Jesse BV was gevestigd op de Nieuwezijds Voorburgwal 160, hetzelfde pand waarin nu hotel Jesse huist. Yolanda zag Carmiggelt vaak in de drukkerij. „Een heel zachtaardige en vriendelijke man.” Carmiggelt opereerde onder de schuilnaam Dick van Schoonhoven. „Ze werkten onder grote spanning”, zegt Yolanda. „Er was veel verraad. Zij moesten alles met de hand zetten, letter voor letter voor het gedrukt kon worden.”
Hoe gevaarlijk bleek uit het lot van Wilco Jiskoot die de kranten met een bakfiets kwam afhalen. Hij werd opgepakt en op 7 maart 1945 gefusilleerd. Carmiggelt werd ook opgepakt – Henk van Gelder beschreef het uitvoerig in zijn in 1999 verschenen biografie van Carmiggelt. „Door onnozelheid voor te wenden, praatte hij zich eruit.” Hij werd geholpen door het feit dat de Duitser die hem verhoorde, in zijn mapje alleen de krant vond die Carmiggelt bij zich had gehad. „Zo’n krantje kon iedereen bij zich hebben.” De belastende kopij en drukproeven ontbraken, mogelijk „verdonkeremaand door een goede vaderlander.”
Aan zijn korte gevangenschap danken we een van de beste columns van Carmiggelt: ‘Ochtend’. Hij zag vanuit zijn cel hoe op een ochtend drie jonge mannen vanaf de binnenplaats werden weggevoerd, vermoedelijk voor hun executie. „Ik zweette hevig. Mijn lichaam deed wat mijn geest niet kon.”
Later zou hij over die tijd toegeven: „Ik was vaak doodsbenauwd, ik piste in mijn broek van angst. Tiny [zijn vrouw] niet, die was alleen maar kwaad om alles wat er gebeurde (…) en dat het dus de gewoonste zaak van de wereld was om je daartegen tot het uiterste te verzetten.” Toch had ook Tiny er moeite mee toen Carmiggelt na zijn vrijlating niet naar zijn huis ging, maar naar Jesse om zijn illegale werk voort te zetten. „Mijn oma was woedend, dat hij eerst daarheen ging”, vertelt Claartje in Het Parool, „zij had al die tijd in de stress gezeten.”
Carmiggelt heeft wel enkele columns over die periode geschreven, maar zijn eigen rol nooit benadrukt. Via een omweg liet hij doorschemeren hoe belangrijk dat werk voor hem is geweest.
In zijn (nooit gebundelde) column ‘Een drukker’ schreef hij op 8 februari 1961 over de toen pas gestorven Haagse drukker – ook van het illegale Parool – B.E.J. van der Meulen: „Zijn dood maakte mijn herinnering wakker aan een strijdbare, consequente man. En aan een tijd, toen het maken van een krant zinrijker scheen dan op het ogenblik.”
Strijdbaar en consequent – dat gold voor al die voorgangers van Navalny.