Column | Schrijfster Maria Stepanova probeerde te ontsnappen aan het onstuitbaar vretende Russische beest

Hoe moet het zijn om in ballingschap te leven? Ik vraag het me vaak af nu er wereldwijd zoveel mensen op de vlucht zijn voor het geweld in hun land en ze huis en haard hebben achtergelaten. Zo had ik er nooit bij stilgestaan dat je in ballingschap in hoge mate met jezelf geconfronteerd wordt, dat je een rol toebedeeld krijgt die je eerst niet had en dat je ter verantwoording geroepen kunt worden voor iets waaraan je je niet schuldig achtte.

Ik las erover in De sprong, het door Jan Robert Braat mooi vertaalde literaire kleinood van de Russische schrijfster, dichter en journalist Maria Stepanova (Moskou, 1972), die sinds Poetins invasie van Oekraïne in Berlijnse ballingschap woont.

De sprong is het verhaal van de schrijfster M., die per trein op weg is naar een literair festival in het buitenland, maar als gevolg van een treinstaking in een provincieplaats strandt. Ze neemt er haar intrek in Hotel Petukh. En dat alleen al is veelzeggend, omdat het Russische woord petoech (haan) in de Goelag een eufemisme was voor een verkrachte gevangene.

Stepanova, die eerder de betoverende familiegeschiedenis Voorbij het geheugen schreef, begint haar verhaal met een lange poëtische zin over de zomer van 2023, waarin het gras bleef groeien, ‘hoe hard er ook gemoord werd op aarde.’ Ze doelt daarmee op de bloedige oorlog die haar geboorteland, ‘het onstuitbaar vretende beest’, in Oekraïne voert.

In ballingschap wordt M. door haar nieuwe omgeving ter verantwoording geroepen voor de wandaden van dat beest. Vaak krijgt ze het verwijt dat zij en haar Russische kennissen het klein hadden moeten houden, lang voordat het ‘iedereen achter elkaar was gaan opvreten’. Ineens is ze zich ervan bewust dat ze zelf in de buik van dat beest is opgegroeid en dat het haar gevormd heeft. ‘Ik bleek geboren te zijn om te worden opgegeten’, schrijft ze daarover. Door dat besef krijgt ze niets meer op papier en leest ze alleen nog maar nieuwsberichten en militaire verslagen. Je ziet zoiets bij veel Russische schrijvers. Ze zijn verlamd, alsof ze zich inderdaad medeschuldig voelen aan de misdaden van hun land, dat ‘meer bajesklanten dan paspoorthouders telt.’

Tussen haar mijmeringen over de oorlog door, vertelt Stepanova het ene mooie verhaal na het andere, waarin ze haar eigen lot spiegelt. Zoals over een hoogleraar Arabische dialecten, wiens tong tijdens zijn reis door de Sahara door nomaden wordt afgesneden, waarna hij tot hun slaaf gemaakt wordt die zijn meesters als een brullende nar moet vermaken. En dan is er ook nog de fascinatie van M. voor een blonde reus met een perfect geschapen kaak en schuifspeldjes in zijn haar, die ze voor het eerst in de trein heeft gezien. Als ze hem tegenkomt in Hotel Petukh, nodigt hij haar uit voor een bezoek aan een escape room. Ineens begrijp je dat M. wil ontsnappen aan haar verleden, waarin het beest zelfs de mooie herinneringen uit haar jeugd heeft vernietigd.

Ook heeft M. in het stadje een circus ontdekt, waar ze mee mag doen aan de act van het ‘doorgezaagde weesmeisje’. Het levert haar een ontsnappingsmogelijkheid op. En als de circusdirecteur haar daarop vraagt met zijn troupe mee door Europa te trekken, krijgt ze zelfs de kans een nieuwe identiteit aan te nemen, die haar uit de klauwen van het beest kan bevrijden. Of haar dat lukt, verklap ik niet. Haar drama is tenslotte al groot genoeg, of ze nu een doorgezaagd weesmeisje is of niet.