Column | Paus

Het was de ochtend van Tweede Paasdag. Landerig zaten we op de bank in de woonkamer, iedereen geklonken aan een scherm, toen Willem uit de keuken riep dat godnondeju de paus dood was. Direct werd er verbinding gelegd met Brabant, waar Willems oude vader, voormalig priester, nog niet op de hoogte was van het nieuws. „Pap, hou je vast. De paus is dood”, zei Willem. Er klonk weer gevloek, een aantal keer ‘och toch’ en daarna ving het concilie aan. Robert Sarah, zo heet een kanshebber. „Robert SARAH!”, brulde Willem richting de bank, wees naar mij en zei voor de zekerheid, een hand op de hoorn: „Net als jij!”

Dan was er nog een Nederlander, Eijk, nonde nonde, als die het werd, stonden we er niet best op. „Wie is er nou weer dood?”, vroeg Kaas (5) aan me. „De Paus”, zei ik, toch een beetje aangedaan. Zelfde geboortejaar als mijn vader, dat moest het zijn. „WAT of WIE is de paus?”, vroeg Kaas weer, zijn ogen ondertussen strak op het scherm van de iPad. „Dat is de belangrijkste man van de katholieke kerk”, zei ik afwezig, en boog me over NOS.nl.

„Ezra, Jezus is dood”, zei Kaas tegen zijn broer, die nog steeds verdiept was in Minecraft.

Ik dacht aan 2013, het jaar dat Willem elkaar ontmoetten.

Ik had in De Balie een programma over de nieuwe paus georganiseerd. ‘Popi Jopi’, hadden we het genoemd. Alle katholieken van Noord-Holland hadden zich verzameld in de zaal, zo’n 25 stuks. Na afloop dronken ze rode wijn in het café. Een maand daarna stonden Willem en ik aan dezelfde bar elkaar te versieren, met veel cultuurkatholieke bombarie. ‘Onze Frans’ bleek een punt van herkenning, een teken van een gedeelde achtergrond waar we, zo bleek, allebei een la vol rozenkransen en flesjes heilig water aan hadden overgehouden. Franciscus was natuurlijk een vat conservatisme geweest, zoals alles pausen. Hij vond abortus een absolute schande. Maar, in zijn laatste dagen had hij trans sekswerkers nog een hart onder de riem gestoken, hij belde iedere dag met de Christelijke kerk in Palestina, hij gaf vrouwen belangrijker posities binnen de kerk en, ook niet geheel onbelangrijk: hij was nogal vies van de volgelingen die bij de mis aan zijn hand lebberden. Zou ik ook hebben. „Wel erg voor God dat Jezus dood was, al dacht ik dat hij al dood was gegaan een paar dagen geleden”, mijmerde Kaas.

Ik was opgestaan en naar de keuken gelopen, waar Willem het gesprek afrondde.

„Ik vind het toch wel een ding”, zei ik. Willem knikte, zijn newsfeed ondertussen verversend. „JD Vance, die rotzak, het zou me niet verbazen”, mompelde hij. „Ik zei, ik vind het toch wel een ding”, zei ik nu luider. Willem keek verstoord op.

„Ja, ik weet niet, soms kunnen willekeurige dingen opeens zo’n periode in je leven afsluiten”, begon ik. Hij knikte en keek weer naar zijn telefoon. „Ik bedoel”, probeerde ik opnieuw. „Ik kan best een knuffel gebruiken.” Hij keek me verbijsterd aan. „Serieus?”, zei hij. „Die man was 88.” „Je kan ook gewoon die knuffel geven, zonder na te denken over de terechtheid ervan”, zei ik, iets bozer. Willem keek me nu werkelijk radeloos aan. „Ja, zeg”, zei hij en maakte een snoekduik richting de woonkamer. „En nu ALLEMAAL van die iPads AF!”, riep hij, een perfecte, ook nog eens nobele afleiding van onbestendigheden in ons huwelijk.

„Kijk papa”, zei Ezra. Hij draaide zijn scherm om. Een enorm kruis, gebouwd in Minecraft, met daarop een vreemd glimlachende man gespijkerd. ‘R.I.P. PAUS’ stond eronder in grote, fluorescerende letters.

Sarah Sluimer schrijft elke week een column. Ze is de auteur van boeken, essays en toneelstukken.