Column | Oud-minister Klaas de Vries schreef een thriller die de werkelijkheid dicht nadert

Soms heb ik het gevoel dat ik in een nare droom leef, waar geen einde aan komt. In die droom staat Rusland op het punt West-Europa binnen te vallen, behoren aanslagen door Poetins geheime diensten tot de orde van de dag en leggen Russische hackers het internet plat, waardoor er geen elektriciteit, gas en water meer is. En natuurlijk ben ik zo stom geweest om niet op tijd liters drinkwater op te slaan, voldoende kaarsen te kopen en te kijken of de batterijen van mijn transistorradio het nog doen.

Ook in parlementair Den Haag heeft Poetin zijn pionnen. Ze creëren politieke chaos en proberen hun mollen op ministersposten benoemd te krijgen. Steeds zijn ze de AIVD te slim af.

Met Dick Schoof als premier hoef ik voor dat laatste gelukkig niet te vrezen, omdat hij als voormalige AIVD-baas weet hoe de hazen van de vijand lopen. Maar die geruststelling heeft mijn droom nog niet bereikt. Zeker niet na het lezen van De geheimen van Blasio, de vierde thriller van Klaas de Vries. Als oud-minister van Binnenlandse Zaken weet hij alles van veiligheidsdiensten, wat in zijn spannende, geestige en goed geschreven boek overal is te merken.

In De geheimen van Blasio draait alles om een dode generaal, de spil van een geheime organisatie van hoge militairen, ambtenaren, politici en invloedrijke burgers. En zoals je kunt raden gaat het erom of die generaal nu wel of niet vermoord is.

Volgens die geheime organisatie, Blasio genaamd, is de nationale veiligheid in gevaar door de bezuinigingen op defensiegebied in een tijd dat Rusland een steeds grotere bedreiging voor de vrede vormt. De leden van Blasio willen hierin verandering brengen, ook al moet er vals worden gespeeld om iemand uit hun gelederen tot minister van Defensie benoemd te krijgen.

De namen van de leden van Blasio staan allemaal op een stickie dat de generaal kort voor zijn dood in bewaring heeft gegeven bij zijn buurvrouw. Haar man is een politiecommissaris in ruste, Teun Banning genaamd, een Maigret op zijn Haags. Met een sigaar in plaats van een pijp en een broodnuchter verstand lost hij in zijn Benoordenhoutse eengezinswoning het raadsel van de dode generaal op. Hulp krijgt hij daarbij van zijn opvolger en iemand van de AIVD.

Op grond van zijn verleden als politicus weet De Vries zijn verhaal zeer realistisch neer te zetten. De onderling concurrerende AIVD en MIVD, de verwarring over wie nu wel of niet lid van Blasio is, het knullig overkomende, maar toch professionele politie-onderzoek, de paniek van de mediagevoelige politici, hij verbeeldt het zoals alleen een ingewijde dat kan.

Door terloopse opmerkingen, zoals over ministers die steeds minder vaak uit de politiek komen, zou je bijna denken met het kabinet-Schoof te maken te hebben. Die indruk wordt versterkt doordat De Vries een bijrol heeft weggelegd voor de stay-behindorganisatie Operatiën & Inlichtingen. Deze in 1946-1947 opgerichte geheime club, die later ook wel Gladio werd genoemd, was bedoeld om gewapend verzet te plegen wanneer de Sovjet-Unie ons land zou bezetten. Pas in 1992, onder premier Lubbers, werd O&I opgeheven. De organisatie stond toen onder leiding van ene Van der Kruk, achter wie staatsraad Max van der Stoel schuil bleek te gaan. Alleen al hierdoor blijf ik in mijn nare droom hangen, alsof Blasio echt bestaat en zijn vuile spel gewoon voortzet.