Column | Op het populisme volgt de vooruitgang

Halverwege mei werd Thomas Harding uitgenodigd om op 18 juni in Amsterdam de Keti Koti Lezing te houden. De Britse auteur van succesvolle historische non-fictie leek een ideale kandidaat. Alleen al omdat hij White Debt (Witte schuld) had geschreven, een geschiedenis van een slavenopstand in 1823 in het huidige Brits-Guyana en de rol van Groot-Brittanië in de slavernij. Het boek kwam voort uit Hardings ontdekking dat zijn moeders Joodse familie in de 19de eeuw rijk was geworden met de handel in tabak, afkomstig van Britse plantages die door slaafgemaakten werden bewerkt. Als nazaat van die tabakshandelaren voelde hij zich ineens verplicht om zich in de slavernij te verdiepen, iets waarover veel witte Britten liever niet spraken.

Ondanks White Debt klonken er bezwaren tegen de keuze van Harding voor de Keti Koti Lezing. Niet alleen vanwege het verleden van zijn familie, maar ook omdat hij een witte man was. Zo stuurde een zwarte vrouw, een nazaat van slaafgemaakten, een open brief rond om zijn lezing tegen te houden. „Het was het akeligste wat ik ooit heb meegemaakt”, zegt hij in de tuin van zijn tijdelijke onderkomen in Amsterdam, waar hij onderzoek doet voor zijn nieuwe boek over de 400-jarige geschiedenis van het Anne Frankhuis.

De organisatie van de lezing zwichtte echter niet voor het protest. Harding kon dan ook gewoon zijn verhaal doen.

Met succes. Zelfs de vrouw van die open brief was na afloop enthousiast. Dat kwam onder meer door Hardings pleidooi voor herstelbetalingen aan de nazaten van slaafgemaakten. In het verleden ontving Harding zelf herstelbetalingen, maar dan van de Duitse overheid voor zijn door de nazi’s vermoorde Duits-Joodse familieleden van vaderskant. Door hun lot was hij bereid ook zichzelf als slachtoffer van de holocaust te zien, schrijft hij in White Debt.

Twee van Hardings ooms waren tegen die herstelbetalingen, vertelt Harding. „Ze vonden het bloedgeld. Maar ik zie het behalve als officiële excuses, ook als concreet onderdeel van het verzoeningsproces. Alleen daarom al moeten die herstelbetalingen voor de nazaten van slaafgemaakten er komen. Anders wordt een volgende generatie met die kwestie opgescheept.”

Met het Duitse smartengeld maakte Harding een herdenkingsoord van het voormalige zomerhuis van zijn Duits-Joodse familie in de Duitse deelstaat Brandenburg. Maar tegenwoordig kunnen ook PhD-studenten die de slavernij bestuderen drie jaar lang op zijn kosten onderzoek doen.

De grote maatschappelijke ophef in het Groot-Brittannië van de negentiende eeuw over de afschaffing van de slavernij vergelijkt Harding met die over de Brexit. „En dat is niet zo vreemd”, zegt hij. „Want het gaat daarbij ook over de rol van machtige instanties als het koningshuis en multinationals. En de huidige ruk naar rechts gooit nog eens olie op het vuur.”

Toch maakt Harding zich over die polarisatie geen grote zorgen. „Het nieuwe populisme, dat alleen maar naar vroeger kijkt ‘toen alles beter was’, is slechts een tijdelijke terugslag”, zegt hij. „Want als je de geschiedenis op de lange termijn bekijkt, zie je alleen maar vooruitgang.” Met die hoop in ons achterhoofd drinken we een smoothy met banaan en hebben we het verder alleen nog over Anne Frank.