Column | Oorlog

Oorlogen leven in mannen. Tot voor kort konden vrouwen aan deze kant van de wereld daar om lachen, zoals toen via een TikTok-hype duidelijk werd dat hun vriendjes elke dag aan de annexaties en wreedheden van het Romeinse Rijk bleken te denken.

Een eigenaardigheid, meer was het niet, die fascinatie voor gewapende conflicten die in jongens en mannen leeft. Misschien is het een erfenis van hun vaders, die verbinding met hun zonen zochten door samen Das Boot te kijken. Misschien is al die kennis van expedities, veldslagen en vazalstaten ingegeven door het idee dat mannen verantwoordelijk zijn voor het cureren van de menselijke geschiedenis van wreedheid. Misschien is de fascinatie voor de bom evengoed een overgeërfde eigenschap. Als de trauma’s van je voorouders zich in je kern kunnen nestelen, waarom dan het geluid van suizende kogels niet?

Vrouwen daarentegen, vergeten oorlogen. Vrouwen haten oorlogen. Vrouwen denken niet aan oorlogen, althans, niet aan de strategische of technische kant ervan, tot ze er middenin zitten. Behalve Marjolein Faber. Die heeft waarschijnlijk een Maginot-linie omzeilende pantserdivisie in miniatuur in haar naaikamer opgesteld.

Maar de afgelopen weken denken de mannen om ons heen vast iets minder vaak aan het Romeinse Rijk, en vaker aan het grote nu.

Ik vind mezelf terug aan tafels waar mijn mannelijke gesprekspartners de eventuele dreiging als jonge Churchills bespreken. Het secuur optellen van de troepenmachten van Polen en Duitsland blijkt opeens geen spielerei meer, zeker niet omdat daarna tevreden geconcludeerd kon worden dat Rusland daar tegenover niets in de melk te brokkelen heeft. Wisten we bovendien dat de enige, volledig zelfvoorzienende legermacht ter wereld die van Frankrijk is? Nogal een voordeel! En dat Trump zijn eigen materieel gruwelijk overschat?

Ze bespreken wie ze in hun verzetsgroep zullen opnemen (mensen die iets klootzakkerigs en ijzigs hebben) en aan het einde van de avond zitten ze ‘Le Boudin’ van het vreemdelingenlegioen te zingen, een trage dodenmars, die de vijand van kilometers ver al de stuipen op het lijf jaagt.

Niet alle mannen vinden geruststelling in strategie. Er bestaan ook pacifisten. Mannen die zeggen dat ze niet nóg een keer het circus van de eerste periode-Trump hun levens laten beheersen. Mannen die sinds de vernedering van Zelensky advertenties van vastgoed op Bali aan hun vrienden doorsturen, om duidelijk te maken dat zij hier heus niet blijven als de boel echt uit elkaar klapt.

En dan is er nog een derde categorie: de moreel verontwaardigde schreeuwers

En dan is er nog een derde categorie: de moreel verontwaardigde schreeuwers. Iedereen die ze voor de voeten loopt verklaren ze verantwoordelijk voor de staat van de wereld. De linkse slapjanussen, de linkse hardliners, de rechtse stiekemerds, de rechtse niet-zo-stiekemerds, de moeder van Rutger Bregman: iedereen, behalve zijzelf, heeft ons naar de rand van deze afgrond gebracht.

En hoewel de kans op een grondoorlog natuurlijk nog steeds niet groot is, hebben al deze mannen de laatste tijd toch ook eventjes aan hun rug gedacht, die door al dat zittend werk week is geworden. En aan hun zachte handen. En aan hoe ze misschien wel kunnen rennen, maar tijgeren toch lastig wordt. Ze vragen zich af of, als hun leven een andere wending neemt, ze wel goed voorbereid zijn. Zijn ze scherp genoeg? Zijn ze niet te verwend? In gedachten schetsen ze voorzichtig de rol die ze hoopten nooit te hoeven spelen.

Voor vrouwen een verontrustend schouwspel. Alsof we ze, al is het in gedachten, toch weer een beetje verliezen aan de vijand.

Sarah Sluimer schrijft elke week een column. Ze is de auteur van boeken, essays en toneelstukken.