Column | Ook identiteit moet een debat zijn – nu wel

Niks geen ‘hen / hun’ of ‘die / diens’ -– en ook ‘hij / hem’ en ‘zij / haar’ zijn niet meer welkom in het Witte Huis. Journalisten die zulke voornaamwoorden gebruiken om zichzelf aan te duiden in hun e-mails krijgen geen antwoord meer, maakte Trumps bijtgrage woordvoerder Karoline Leavitt pas bekend.

Ja, want zulke journalisten „geven niet om biologische waarheid” en je kunt ze dus „niet vertrouwen om een eerlijk verhaal te schrijven”, aldus Leavitt (‘zij / haar’). Een collega-woordvoerder liet een reporter die de proef op de som nam weten dat hij kon fluiten naar antwoorden omdat de voornaamwoorden bij zijn ondertekening aantoonden dat hij „basale wetenschappelijke feiten niet begrijpt”.

Het is de zoveelste sadistische ‘anti-woke’ treiterij maar ook een arrogant dogma: wij weten wat ‘de wetenschap’ zegt. Dat is op zichzelf al aanmatigend maar de conclusie dat je anderen die het ‘niet begrijpen’ dan botweg kunt negeren, gaat nog verder: dat is puur machtsmisbruik.

Het laat zien hoezeer de agressieve anti-trans campagne in de VS inmiddels is geradicaliseerd. Je hoeft geen fan te zijn van het omgekeerde dogma (‘mijn bestaan is geen debat’, een leus die door trans activisten wordt gebruikt) om dit te zien voor wat het is: een ideologische poging om trans personen te vernederen en hun identiteit uit te wissen.

En Nederland? Hier nam de Tweede Kamer onlangs een motie aan die er bij het kabinet op aandringt een wetsvoorstel in te trekken dat het mogelijk zou maken zonder tussenkomst van deskundigen je gender officieel te veranderen.

Dat wetsvoorstel heeft een turbulente geschiedenis – het werd vrij geruisloos ingebracht en kon lang op een stilzwijgende meerderheid rekenen tot ook hier ‘genderkritiek’ opstak, internationaal aangejaagd door radicale feministen en door christelijke en extreem-rechtse organisaties die, net als Poetin, in lhbtiq+ een bewijs zien van moderne decadentie. Alles rond ‘trans’, ooit een vignet van progressiviteit, is nu een strijdkreet in de culturele oorlog van post-liberaal rechts.

Ook in burgerlijker, behoudende kringen – zoals het NSC van Pieter Omtzigt – rees twijfel of het een goed idee is om de officiële wijziging van gender louter te baseren op zelf-identificatie. Vandaar die motie, ingediend door de nieuwe sociaal contractanten: niet meer over hebben.

Je kunt van alles vinden over dit onderwerp, maar dat de Tweede Kamer zichzelf nu bij monde van die motie het zwijgen oplegt is bizar en onparlementair. Het Transgender Netwerk Nederland, dat de wetswijziging steunt, heeft (ondanks dat ‘mijn bestaan is geen debat’) groot gelijk dat het respectloos zou zijn die nu in te trekken zonder fatsoenlijk Kamerdebat. Het geeft geen pas om dit controversieel geworden – en gemaakte – voorstel net zo geruisloos af te voeren als het ooit werd aangedragen.

Alsnog debatteren heeft een nadeel: het geeft de radicale rechterflank de gelegenheid alle stokpaardjes over postmoderne dwaasheden opnieuw te berijden, tot en met misselijke ‘grappen’ over je identificeren „als een kameel” (Wilders). Maar het biedt ook kansen om voorbij zulke populistische haat te delibereren. Wanneer is vermelding van gender nodig in documenten, medische data of bevolkingsstatistieken? Welk doel dient identificatie door de overheid, en wat heeft het met beleefde ‘identiteit’ te maken?

Van iets meer afstand zegt de strijd rond gender veel over hoe we over onszelf en identiteit zijn gaan praten, als individu en groep. Bij voorkeur in termen van een eigen, innerlijke privé-kern of juist een vaste collectieve essentie. Niet in termen van veranderlijke, externe eigenschappen.

Dat verschil is niet triviaal. Over eigenschappen mogen anderen meepraten maar je ‘identiteit’, daar moet iedereen van af blijven, die is helemaal van jou -– of van ons.

Zou het? Je bestaan is altijd een debat – met jezelf en met anderen. Dat verdient respect – ook in het parlement.

Sjoerd de Jong is redacteur van NRC. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.