Ik hoef jullie gevoelens niet meer. Zo, ik heb gezegd. Ik heb er echt mijn zakken vol van. Stop met me te bespelen, stop met claims op de waarheid vanwege je opspelende intuïtie, stop met je geschreeuw.
Iedere dag, ieder moment, word ik overspoeld met alles wat jullie doet borrelen, stomen, razen en janken. Jullie zijn op mijn televisie, op mijn computer, op mijn radio, in mijn krant, op mijn telefoon.
Jullie praten tegen me, buiten adem van onthutsing, stampvoetend, rebbelend, schreiend, hoor mij, hoor mij. Niemand, nee echt niemand, houdt zich nog een beetje in. Als iets pijn doet, je ziel of je knie, wil je dat ik dat weet. En niet alleen weet, maar met jou meevoel. Of tegen jou in voel, als er maar gevoeld wordt, in hart en buik en in dat deel van het brein waar geen ‘bij nader inzien’ bestaat.
Zoals breakdancers met wijde armen, cirkelend ruimte vragen voor hun act, zo vragen jullie aandacht voor jullie nieuwe huid, de oude hebben jullie afgestroopt, kijk daar, hij ligt in een hoek, kijk dan, kijk nou toch, je moet er alweer om huilen. Er wordt een eenzame duisternis aan me opgedrongen, waarna er, natuurlijk, licht bleek te schijnen aan het einde van de tunnel, omdat de verhalen die jullie delen zelden de platitudes ontstijgen. En dat is omdat jullie allemaal willen dat de rest van jullie hou-hou-houdt. Daarom kleuren jullie binnen de lijntjes, met hero’s journeys vol pogingen mijn tranen uit mij te trekken. Van dal naar piek en weer terug en weer heen. Van slecht en goed. Van duivels en engelen.
En als jullie even niet weten wat te voelen, dan forceren jullie een bonzend hart. Dan schrijven jullie iets zieligs op, of iets omstredens, iets om woede en waardering op te eisen. Als er maar iets komt, wat dan ook, zend het, zend het. Ontvang. Voel.
Jullie wanhoop om de staat van de wereld, jullie wanhopige oproepen tot actie: tot samen met de tranen in de ogen een lange dagreis richting verlossing te marcheren. Waag het niet je te onttrekken. Kijk hoe èrg, roffel op je borst en gil.
Soms zijn jullie even heel stil en biggelen de tranen uit jullie gesloten ogen. Jullie handen zijn gevouwen, jullie ademen diep in en uit, jullie zijn ook dan ongelooflijk aanwezig.
Soms zijn jullie cynisch, maar het is het cynisme van gekwetste pubers, het is cynisme dat zegt: zie mijn koude hartje nou toch. Zie het en warm me op.
Onze verhouding tot elkaar en de wereld is verstoord, als vlak voor het einde van een relatie, wanneer er alleen nog maar geschreeuwd en gehuild wordt tegen elkaar, men slechts de eigen pijn en teleurstelling over het voetlicht wil brengen, en niemand nog een zin afmaakt, niemand iets genuanceerds zegt, en de geliefden zonder ommezien op de totale escalatie af stormen.
Over twintig jaar, wanneer onze kinderen moeten dealen met de gevolgen van een jeugd met ouders die opgevroten werden door hun schermpjes, rapen we vast de scherven bij elkaar. Maar dan zijn we wel mooi te laat.
Dus kunnen we misschien wat gereserveerder zijn? Wat minder snel overtuigd van onze zeggingskracht? Wat minder hengelen naar liefde, wat minder vaak ‘hartverscheurend’ zeggen? Onszelf wat vaker verwijderen uit onze meningen? Onze emoties diep wantrouwen? Empathie niet langer verwarren met hysterie?
Mijn schermtijd is zes uur per dag. Ik ben net zo verslaafd als jullie allemaal.
Het had maar een haartje gescheeld of deze column was er deze week niet geweest. Want het is hier bizar druk, zoals elk jaar in september. Heel Nederland heeft me deze maand geboekt voor een lezing, al mijn vrienden organiseren welkom terug-na-de-zomer-etentjes, en dan zijn er natuurlijk nog de visiesessies, townhalls en de hoe-is-het-met-jougesprekken van m’n werk – m’n agenda zit ramvol. Ik heb bij Dick Schoof een crisiswet aangevraagd, zodat ik alle beslissingen deze maand lekker zelf mag nemen zonder ze eerst aan m’n baas, familie of vrienden te hoeven voorleggen.
Toen ik op LinkedIn vroeg of meer mensen zo druk zijn in september, werd ik bedolven onder de septemberstress. De scholen die deze maand de kennismaken-met-de-mentor-bijeenkomsten plannen, de tienminutengesprekken midden op de dag, de MOL-gesprekken (mentor-ouder-leerling-gesprekken). De tandarts, de ortho, de zwemlessen die weer beginnen.
Maar ook de sportclubs, kerken en zangkoren die allemaal het nieuwe seizoen moeten openen. En al die verjaardagen, verzuchtten lezers! Want tachtig procent van alle mensen op de wereld is verwekt tijdens de kerstdagen.
Of wat dacht je van het weer! Super-irritant. Want nog steeds schitterend. Dat betekent dat je dus minstens twee tot drie keer per week moet barbecuen, golfen, naar het strand, tenniscompetities spelen, naar cultuurfestivals, vernissages, en themawandelen. En er moet, voordat de échte regen begint, nog snel even overal worden geheid, gezaagd en geschuurd.
Maar je werk is natuurlijk het ergst in september. Reizen naar het buitenland, brainstorms, kick-offs, inspiratiesessies, subsidieaanvragen, sollicitatiegesprekken. „Ik verzuip zowat deze maand”, schreef iemand op LinkedIn.
Want dan ís het al moeilijk om weer op te starten na de zomer, komen er ook nog allemaal éxtra verplichte nummers bij. „In de zomer verveelt iedereen zich de tandjes”, schreef een dierbare vriend, „en dan moet er ineens binnen vier weken een jaarplan liggen, een budgetaanvraag, tig verdiepingsbijeenkomsten, fotosessies, rot op. Ik kan het zinnetje ‘nu iedereen weer terug is van vakantie’ niet meer horen.”
Jongens, rustig. Het ís ook raar, dat we onszelf dit elk jaar weer aandoen. Niet alleen in de planning, maar ook metafysisch en filosofisch. Want de natuur is klaar, alle planten en bloemen zijn uitgebloeid, de dieren gaan in winterslaap, en het blad mag vallen. Maar terwijl de natuur tot rust komt, starten wij weer op. IJverig als mieren. Dat moet echt anders. Landelijk beleid, collectieve afspraken.
Daarom stel ik voor om vanaf volgend jaar september helemaal schoon te vegen. Gewoon, leeg. Alleen bij weerrampen komen we in actie. Het is gewoon een zomermaand. Gemiddeld 22 graden. Duh. Wat nou kantoor.
En nee, we gaan ook niet met vakantie in september. Hou eens op. Van die collega’s die in de zomer, als er geen reet te doen is op werk, thuisblijven, en dan in september als iedereen zich weer het schompes moet werken, ertussenuit glippen. Zo werkt het dus niet. Ik stel voor dat we ‘buiten het hoogseizoen’ extra duur maken, om die aso’s dwars te zitten.
In plaats daarvan gooien we alle kantoren in juli en augustus dicht, en gaan we lekker met z’n allen tegelijk op vakantie. Komen we eindelijk eens tot rust, en hoeft ook niemand z’n irritante out-of-officemails aan te zetten.
En dan verplaatsen we alle evenementen, schooldingen, kick-offs en kennissessies naar januari! Gewoon hop, niet zeuren, dan is er toch niks te doen. We schaffen Dry January af, proppen alle ‘leukigheid’ in twee dagen met overnachting en gaan dan drie dagen helemaal naar de tering. Maar dan hebben we wél alles weer gehad voor het hele jaar.
Er staan nu alleen nog wat witte verfvegen. Heel licht, bij de overgang van de tegels van de woonwijk op het asfalt van de dwarsweg langs de dorpsgrens. Het zijn de restjes van een raadsel dat hier, op de kruising van de Tuinbouwweg en nieuwbouwwijk Geerpark in het Brabantse Vlijmen, de afgelopen weken ontstond.
Van de ene op de andere dag stonden er haaientanden op de weg, wel wat slordiger geschilderd dan normaal. Net een iets andere vorm driehoek, een fellere kleur wit, net niet helemaal recht, de ruimtes tussen de driehoeken asymmetrisch.
„Nee, we weten nog steeds niet wie dat heeft gedaan, het moet haast wel een buurtbewoner zijn geweest”, zegt Cees van Esch (67), leunend in zijn deuropening. Hij woont vlak naast het kruispunt. „Er wordt hier flink gebouwd, er is veel werkverkeer, dus er ontstaan soms wel gevaarlijke situaties”, zegt hij.
Het verkeer uit de woonwijk komt van rechts en heeft voorrang, maar er wordt op de dwarsweg veel harder gereden. Er zijn de laatste tijd ook veel nieuwe mensen komen wonen, waardoor het kruispunt veel drukker is geworden. „Het lijkt mij niet echt verstandig als mensen zomaar haaientanden op de weg kalken, maar ik zie het vooral als ludiek protest.”
De gemeente Heusden, waar Vlijmen onder valt, kon er in elk geval niet om lachen, volgens woordvoerder Bas Schel: „Wij vinden het prima als mensen hun mening uiten. Maar niet op deze manier, want dit is risicovol voor andere verkeersdeelnemers.” Verder wil de gemeente niet ingaan op de situatie; de haaientanden zijn weer weggehaald en de verkeerssituatie blijft voorlopig zoals hij is.
Illegaal maaien
Het gebeurt wel vaker dat bewoners eigenhandig verkeerssituaties aanpassen. In Leidschendam, Wilnis en Kampen legden ontevreden buurtbewoners drempels in hun straat om het verkeer af te remmen. In het Westland zijn sommige bewoners het niet eens met het ‘ecologische maaibeleid’ van de gemeente waarbij de wegbermen maar twee keer per jaar worden gemaaid. Een aantal van hen sloeg deze zomer illegaal aan het maaien, omdat de begroeiing zou zorgen voor slechter zicht in het verkeer.
Gemeentes treden in de meeste van deze gevallen streng op. In Waalwijk belandde een inwoner die in 2018 haaientanden op een weg in zijn buurt schilderde zelfs een nachtje in de cel.
Er zijn redenen te bedenken waarom mensen niet zomaar zelf verkeerstekens, -borden en drempels mogen plaatsen. „Dan wordt het een soort survival of the fittest op de weg, terwijl verkeersregels nou juist draaien om voorspelbaarheid en duidelijkheid”, zegt hoogleraar cognitieve psychologie Jan Teeuwes, die zich aan de Vrije Universiteit heeft gespecialiseerd in verkeerspsychologie. „Ambiguïteit kan levensgevaarlijk zijn.”
Maar in Heusden en op de andere plekken met iets te initiatiefrijke bewoners komt wel de vraag op waarom zij niet directere invloed hebben op de wegsituatie als zij vinden dat die bijvoorbeeld gevaarlijk is. Zijn de mensen die zelf dagelijks over de weg rijden niet beter in staat om te zien wat er nodig is dan een ambtenaar vanuit het gemeente- of provinciehuis? Het gebeurt namelijk ook meer dan eens dat verkeerssituaties waar inwoners al jaren over hadden geklaagd pas worden aangepast nadat er iets ergs is gebeurd. Zo werd onlangs in Rotterdam op veel wegen rond het centrum de maximumsnelheid verlaagd van 50 naar 30. Bewoners zeiden al jaren dat de wegen onveilig waren, maar pas nadat een 14-jarig meisje door een auto was aangereden en overleed, nam de gemeente maatregelen.
Standaardformulieren
Haaientanden schilderen of drempels neerleggen gaat nogal ver. Maar bewoners komen ook op andere manieren in actie. Denk aan de fluorescerende plastic klaar-overs met een oranje vlaggetje, met de boodschap: hier wonen kinderen, dus rij rustig. Soms plakken omwonenden op lantaarnpalen of containers langs de weg stickers met lagere maximumsnelheden dan er eigenlijk gelden.
De grens tussen goedbedoelde ‘nudges’ en illegale ingrepen is niet altijd duidelijk. „Een jurist zal je ongetwijfeld kunnen vertellen waarom zelf haaientanden verven niet rechtsgeldig is”, zegt hoogleraar verkeerspsychologie Dick de Waard van de Rijksuniversiteit Groningen daarover. „Maar de echte vraag is natuurlijk: waarom worden bewoners niet eerder en beter bij besluitvorming betrokken?”
Soms plakken omwonenden stickers met lagere maximum- snelheden
Hoe het verkeer is ingericht heeft grote gevolgen voor de veiligheid en leefbaarheid; hoeveel ruimte is er om te spelen, te fietsen, te lopen, hoeveel groen is er? Op veel beleidsterreinen is de laatste jaren meer aandacht is voor bewonersinspraak en burgerinitiatieven, bij verkeersinrichting is dat nog nauwelijks het geval. Bewoners zijn veelal aangewezen op standaardformulieren en -procedures bij gemeenten die niet altijd snel of soepel verlopen, signaleert verkeerskundige Eric van Berkum, hoogleraar aan de Universiteit Twente: „Ik ben een aantal jaren voorzitter geweest van de werkgroep-verkeer in het dorp waar ik woon. Wij spraken twee keer per jaar met de betreffende ambtenaar die ons geduldig aanhoorde, maar zelden overging tot actie.”
Ook hij is er geen voorstander van dat bewoners zelf een kwast pakken. „Dan wordt het al snel een janboel. Maar een traag opererend ambtenarenapparaat doet het vertrouwen in goed bestuur niet per se veel goed.” Verkeershoogleraar Marco te Brömmelstroët en journalist Thalia Verkade kwamen in hun boek Het recht van de snelste (2020) ook al tot de conclusie dat voor wie inspraak wil hebben op de verkeerssituatie in zijn buurt er maar één ding op zit: „Bijten als een pitbull. Niet meer loslaten. Dan heb je een kans op succes.”
Haaientanden verplaatsen
Soms lukt het wel. Zo werd eerder dit jaar na een geslaagde proef in het centrum van Amsterdam de plaatsing van haaientanden op drukke fietskruisingen veranderd, na klachten van fietsers. Op sommige plekken stonden de haaientanden direct na een oversteekplaats, waardoor er bij drukte opstoppingen ontstonden. In de oude situatie moesten net overgestoken fietsers voorrang verlenen aan fietsverkeer van rechts. In de aangepaste situatie is dit omgedraaid.
De gemeente Amsterdam experimenteert ook met radicaler nieuwe verkeerssituaties. Het pontplein achter Amsterdam Centraal is sinds 2016 ingericht als zogeheten ‘shared space’: al het verkeer kan er kriskras door elkaar rijden en iedereen mag zelf bepalen hoe hij oversteekt. De gemeente is tevreden over de resultaten: het aantal ‘gedeelte ruimtes’rond het station wordt uitgebreid.
Maar dit soort zelforganisatie in het verkeer werkt „alleen als het volstrekt duidelijk is voor iedereen dat dat de nieuwe situatie is”, zegt verkeerspsycholoog Jan Teeuwes van de VU. „Duidelijk aangekondigd, en ook breed gedragen.” Bij shared spaces worden verkeerstekens verwijderd, in plaats van toegevoegd. In Den Haag werd zo’n gedeelte ruimte in het stadscentrum weer teruggedraaid, zegt hij „vanwege gevoelens van onveiligheid”.
De passanten bij het kruispunt in de nieuwbouwwijk in Vlijmen zijn opvallend eensgezind: zelf zomaar driehoeken op de weg schilderen, liever niet. „Dan wordt het een rommeltje”, zegt Annette Verweij die in de buurt woont. „Maar ik hoop wel dat de gemeente nog eens goed komt kijken.”
Dat de situatie hier niet optimaal is, blijkt op deze doordeweekse ochtend. Een grijze Volkswagen Polo rijdt in stevig tempo vanuit de wijk de kruising op, en moet door een snel tegemoetrijdende auto op de dwarsweg plots op de rem. Vlak voorbij de witte verfresten.
Moeder: „Ik heb een eeneiige jongenstweeling van 10 jaar. Ze hebben een haat-liefdeverhouding. Hoe ga je om met die onderlinge competitie en conflicten die vanuit het niets escaleren? Vermoeiend als ouder. Hoe haal ik hier de scherpe kanten vanaf?”
Accepteer competitie
Jenny van Dongen: „Het is heel normaal dat kinderen in een gezin zich met elkaar vergelijken. Die onderlinge competitie is niet per se problematisch, maar hoort bij de ontwikkeling.
„Bij eeneiige tweelingen is met die onderlinge vergelijking natuurlijk iets bijzonders aan de hand, omdat ze zo op elkaar lijken. Omdat ze voortkomen uit dezelfde gesplitste eicel hebben ze exact hetzelfde dna. Als je steeds een kopie van jezelf ziet, ben je ook meer geneigd je daarmee te vergelijken. Het kan pijnlijk zijn als de een iets (nog) niet kan wat de ander wel lukt. Een kind van zes snapt dat een oudere broer iets heeft bereikt omdat hij ouder is. Bij tweelingen wordt die frustratie niet verzacht door een verschil in leeftijd. Daardoor kan de competitie wat feller uitpakken, en wat pijnlijker zijn.
„De onderlinge vergelijking wordt versterkt door de buitenwereld. Tweelingen, en met name eeneiige tweelingen, worden steeds met elkaar vergeleken. Probeer dat als ouder in ieder geval niet te doen, maar de kwaliteiten van beide jongens te waarderen. Leg uw jongens uit dat de band die ze hebben heel speciaal is, en dat ruzies daar een beetje bij horen, juist omdat zij zo vertrouwd met elkaar zijn en elkaar zo goed kunnen begrijpen. Dat het normaal is dat ze in sommige levensfases minder goed met elkaar kunnen opschieten, maar dat ze als ze ouder worden een grote bron van steun voor elkaar kunnen zijn.
„Kijk voor de pedagogische uitdagingen van ouders met een tweeling ook eens op de website van de Nederlandse vereniging voor ouders van meerlingen: NVOM.”
Individuele aandacht
Coks Feenstra: „Het tweelingschap heeft prachtige kanten, maar levert ook frustraties op. Elk kind wil het eigen ‘ik’ vinden. Wie ben ik, wat maakt mij uniek? Voor eeneiige tweelingen kan de band met broer of zus daarom beklemmend voelen: wie ben ik als ik zo op de ander lijk?
„Door de hechte band die veel eeneiige tweelingen hebben, denken ouders al snel: ze hebben aan elkaar genoeg. Dat is niet waar. Ze hebben apart van elkaar een sterke relatie met hun ouders nodig om zich goed te ontwikkelen. Uit onderzoek blijkt dat hoe sterker die band is, hoe beter het tweelingkind de eigen identiteit vindt. Dat is ook logisch, want juist in het individuele contact met de ouder leert het kind over zichzelf. Ouders ‘spiegelen’ hun kind en helpen het zichzelf te ontdekken. Dit gebeurt veel minder als de tweeling altijd samen met de ouder is, omdat de tweeling dan ook sterk op elkaar reageert.
„Doe vaak iets met de jongens apart. Laat bijvoorbeeld om en om met ze de hond uit, of ga met een van de twee boodschappen doen. Door die ouderlijke aandacht krijgen hun eigen eigenschappen en behoeftes meer aandacht. Laat ze ook apart van elkaar speelafspraken maken met vriendjes en vriendinnetjes.
„Door meer ruimte tussen hen te creëren kunnen ook de onderlinge spanningen afnemen. Leer hen ook om zich tegenover elkaar uit te spreken over hun irritaties. Uit onderzoek blijkt dat tweelingen dit vaak heel moeilijk vinden.”
Coks Feenstra is als ontwikkelingspsycholoog gespecialiseerd in de opvoeding van tweelingen. Ze schreef Tweelingen en school en Het grote tweelingenboek.