Het heeft even geduurd – langer dan ik had verwacht – maar de scepsis over de oorlog in Oekraïne is doorgedrongen tot het publieke debat. De Telegraaf schreef over de Nederlandse vredesbeweging, in Trouw probeerde hoogleraar conflictstudies Jolle Demmers de „oorlogskoorts” te temperen, en in NRC pleitten financieel geograaf Ewald Engelen en techniekfilosoof Martijntje Smits voor onderhandelingen met de Russen.
Kritiek op de militaire steun aan Oekraïne hoor je niet vaak in de media en politiek. Sinds het begin van de Russische invasie is er brede consensus over die steun. Kenmerkend aan die consensus is dat de verdedigers ervan zich in absolute en zelfverzekerde termen uitdrukken. Oekraïne MOET winnen, wordt steeds benadrukt. Maar in de praktijk is de militaire steun onvoldoende om dit doel te behalen, wat twijfels doet rijzen over hoe diep doorvoeld en breed gedeeld dit streven is.
Niet alleen het doel is weinig helder, ook sommige argumenten voor militaire steun roepen vragen op. Eén argument staat buiten kijf: Rusland is onrechtmatig een land binnengevallen waarvan het de cultuur wil uitwissen en de bevolking geweld wil aandoen, zie de slachtpartij in Boetsja, de vernietiging van Marioepol, en de kidnapping van Oekraïners in de bezette regio Zaporizja. Voor de Oekraïners is het overduidelijk van belang dat Rusland de oorlog niet wint.
Maar het verslaan van Rusland is óók in het belang van Europa en de VS, aldus de consensus. Een veelgehoord argument is dan: ‘Poetin stopt niet in Oekraïne’. Als de oorlog tegen Oekraïne succesvol eindigt, zal Poetin de Baltische staten binnenvallen. Maar hoe zeker weten we dat? Is het onomstreden dat Poetin NAVO-landen zal binnenvallen terwijl hij zijn handen nog vol heeft aan Oekraïne? En omgekeerd: zal Poetin Artikel 5 (een aanval op één lidstaat wordt beschouwd als een aanval op alle lidstaten) niet alsnog willen testen als hij in Oekraïne verslagen wordt?
Nog een argument: ‘De liberale democratie staat op het spel’. Dit lijkt me een te grote claim. Ja, de ‘rules-based order’ krijgt een nieuwe dreun met een Russische overwinning (en trouwens ook met de schendingen van het oorlogsrecht in Gaza). Maar een einde aan de liberale democratie? Zo zwart-wit kan het niet zijn. Omgekeerd is de liberale democratie ook niet gered als Oekraïne wint. Rusland zal dan doorgaan met het inzetten van spionnen en het verspreiden van desinformatie.
Ook een ander argument, ‘Russische overwinning biedt een precedent voor bijvoorbeeld de annexatie van Taiwan’, lijkt me te zwart-wit. Het Westen hééft in Oekraïne al laten zien te willen optreden tegen veroveringsoorlogen. Maakt dit enkel indruk op China als het hele Oekraïense grondgebied wordt terugveroverd? Maakt het eigenlijk überhaupt indruk op China?
Ik zeg niet dat de argumenten geen hout snijden, noch dat ze onoprecht zijn. Het lijkt me duidelijk in het westerse belang dat Rusland de oorlog niet wint. Maar de zekerheid waarmee stellingen als ‘Poetin stopt niet in Oekraïne’ worden verkondigd, is niet waar te maken. In plaats van dat toe te geven, lijken de voorstanders van militaire steun te hopen dat het niet tot een discussie komt.
Communiceren over onzekerheden is een van de moeilijkste dingen die politici, journalisten en wetenschappers moeten doen. Dit bleek al tijdens de pandemie, toen het kabinet zich te zelfverzekerd toonde over zaken als de effectiviteit van de avondklok. Discussie hierover bleek amper mogelijk. De echte tegenstand kwam uiteindelijk van mensen die veel te zeker waren van hun eigen versie van de feiten, soms ronduit complottheorieën.
Hetzelfde dreigt nu. De enigen die vragen stellen over de argumenten voor steun aan Oekraïne, vliegen gelijk uit de bocht: ze zeggen dat de NAVO deze oorlog heeft uitgelokt (Engelen en Smits), of dat Rusland geen imperialistische ambities heeft (Demmers). Op sociale media stelt Engelen dat de oorlog een proxy-oorlog is van de elite, in het belang van het militair-industrieel complex én bedoeld om een „Europese integratie-agenda uit te rollen”. Engelen, die geen diepgaande kennis heeft van Rusland of van internationale betrekkingen, weet zeker dat we afstevenen op een wereldoorlog. Het getuigt van weinig intellectuele bescheidenheid.
Maar helemaal kwalijk nemen kun je hem dat niet, want de politieke en mediaconsensus biedt óók geen ruimte aan intellectuele bescheidenheid. En dat terwijl deskundigen wel degelijk verschillen van inzicht. Onder kernwapen-experts bestaat bijvoorbeeld onenigheid over hoe groot het ‘nucleaire taboe’ nog is en hoe klein dus de kans is dat Poetin een kernbom gooit bij een Oekraïense aanval op de Krim.
Dit soort nuances bereikt zelden het publieke debat, misschien omdat gevreesd wordt dat ze het draagvlak ondermijnen. Maar daarmee bewijzen de voorstanders van militaire hulp Oekraïne geen dienst. Een ingrijpende politiek die niet wordt bevraagd leidt vroeger of later tot weerstand, en juist dan heeft Russische propaganda het makkelijk.