Het draaide deze week om drie vrouwen: Femke Halsema, Judith Uitermark en Eva Jinek. Ieder van hen had een eigen, belangrijke rol in de spanningen rond de 7 oktober-herdenking op de Dam. Burgemeester Halsema was, zoals gebruikelijk, het mikpunt van rechtse kritiek, Jinek verwoordde die kritiek als tv-interviewer en Uitermark nam als NSC-minister van Binnenlandse Zaken Halsema in bescherming.
Vooral die laatste ontwikkeling is buitengewoon interessant. Uitermark wilde geen gehoor geven aan de oproep van de PVV om Halsema als burgemeester te ontslaan. „Mijn antwoord is ‘nee’, geen haar op mijn hoofd die eraan denkt.” Andere citaten: „Ik sta voor en ik sta achter mijn burgemeester.” „Zo’n doorgewinterde politica als onze Amsterdamse burgemeester, die zal een zorgvuldig besluit hebben genomen.”
Hier hoor ik de tanden knarsen van PVV-leider Wilders die Halsema liever naar het buitenland ziet vertrekken. Van Sigrid Kaag is hij al af, nu Halsema nog. In feite is de houding van Uitermark een onomwonden, zelfs felle afwijzing van het standpunt van Wilders. Dat is hem nog niet eerder overkomen vanuit de moeizaam voortsukkelende regeringsploeg. Het is alsof Uitermark wil zeggen: „Tot hier – en niet verder.”
Wilders is al een poosje bezig met een soort politieke chantage van NSC. Hij dreigt met nieuwe verkiezingen als ze hem dwarszitten bij het najagen van zijn asielobsessie. In de peilingen is NSC immers van twintig naar drie zetels gedaald. Uitermark, vroeger strafrechter in Haarlem, weet dat het zinloos is om te zwichten voor chantage: de chanteur zal steeds verdergaan. Pieter Omtzigt kon niet tegen alle spanningen op en werd overspannen, maar Wilders lijkt in Uitermark een standvastiger tegenstander te treffen. Het is te hopen voor de Nederlandse politiek – en voor Nederland.
Tot Eva Jinek leek het maandag nog niet doorgedrongen dat aanvallen op Halsema vrijwel altijd een ideologische achtergrond hebben. Ze probeerde in haar programma Halsema klem te zetten door steeds te wijzen op enkele incidenten die voor de herdenking op de Dam hadden plaatsgevonden. Geduldig, en met een vloed van argumenten, weerlegde Halsema die kritiek, maar Jinek bleef koppig doorgaan en beweerde zelfs dat Wilders geen demonstraties had willen verbieden. Dat had hij juist wél gedaan, moest Halsema haar corrigeren.
Wat ik in alle commotie rond Halsema miste, was aandacht voor iets wat mij het meest verontrustte in de pro-Palestijnse betoging op maandag. ’s Middags, toen ik op het Damrak die betoging volgde, raapte ik een van hun flyers op. Ik kon mijn ogen niet geloven, maar ik moest wel. Op de voorkant stond een tekening van paragliders die neerdalen op gebouwen om verwoestingen aan te richten. ‘Resistance til liberation’ was de kop. Op de achterkant werd verwezen naar de „freedom fighters” die op 7 oktober „our Palestinian prisoners, armed with the spirit of the martyrs” hadden bevrijd. Erboven stond: „The Zionist enemy’s end was written the day it began.”
Dit verspreiden op de dag dat even verderop de moord in Israël door Hamas op 1.200 mensen zou worden herdacht – het was je reinste antisemitisme. Iedereen die in die betoging meeliep, mag zich dat aantrekken.