Column | Navalny kon worden vermoord dankzij de wreedheid van het regime van Poetin

Het doet er niet toe of de Russische oppositieleider Aleksej Navalny nu door vergiftiging is omgebracht of door een gerichte stoot tegen het hart in de vrieskou, zoals sommigen beweren. Navalny is vermoord en daar kun je helaas niets aan veranderen. Verantwoordelijk voor zijn dood is een wreed regime met wortels in de Sovjet-Unie van Lenin en Stalin.

Als een door redelijkheid en fatsoen gevormde westerling kun je je daar weinig bij voorstellen. Maar je hoeft slechts een duik te nemen in de moderne Oost-Europese en Russische literatuur of alles wordt je duidelijk. Een van de meesterwerken op dat gebied is Kinderen van Brezjnev (2014) van de Nederlands-Estse schrijfster Sana Valiulina. Dankzij die roman begrijp je goed hoe in een dictatuur als de Sovjet-Unie een cultuur van moreel verval en verraad kon ontstaan. In een van haar personages herken je zelfs Poetin, die een klokkenluider in zijn stinkende cel opzoekt om te aanschouwen hoe die man erin slaagt zijn waardigheid te behouden. Die klokkenluider baseerde Valiulina op de in zijn cel vermoorde jurist Sergej Magnitski, die ontdekte dat de geheime dienst FSB tweehonderd miljoen dollar van zijn baas Bill Browder had gestolen. Wat zijn moed betreft doet hij me nu ook aan Navalny denken. Mijn bewondering voor zulke strijders voor een fatsoenlijke samenleving neemt er alleen maar door toe.

In de eind 2023 verschenen, door Frans van Nes vertaalde roman De dood van de perfecte zin van de Estse schrijver Rein Raud las ik een even treffende beschrijving van de verderfelijkheid van dat Russische regime. Het verhaal speelt zich af in de nadagen van de Sovjet-Unie, als Gorbatsjov aan de macht is, maar de KGB nog altijd op dissidenten jaagt. Een groepje jonge Esten smokkelt compromitterend materiaal uit het KGB-hoofdkwartier in Tallinn naar het Westen. Bevlogen en onstuimig strijden ze voor de onafhankelijkheid van hun land dat in 1941 door Stalin is bezet. Tegelijkertijd onderschatten ze hun sluwe tegenstander, de KGB, die een van hen tot verklikken dwingt.

Raud probeert te bevatten hoe iemand zijn ziel aan de Sovjet-terreurmachine kan verkopen. Zo schrijft hij: ‘Zou het soms zo zijn dat het systeem dat zovelen van ons in een angstgreep hield, het alleen maar zo lang uithield doordat een overgroot gedeelte van onze medeburgers uit moreel uitschot bestaat, uit cynici, sadisten en klootzakken, die in deze wereld alleen maar op een kansje loeren om de anderen te vernederen?’ Een echt antwoord vindt hij niet. Het kan toch niet zo zijn dat die beulen het communisme serieus namen en dat ze dit systeem verkozen boven de chaos? Of, cynischer, dat de Russische machthebbers, terwijl ze brutaal rijkdommen bijeengraaiden en met een stomp voorwerp hun tegenstanders tot zwijgen brachten, hun slimmere burgers probeerden in te prenten dat degenen die over hun wereld regeerden onverbeterlijke rotzakken en hufters waren?

In het geval van de Sovjet-Unie vermoed ik dat de meeste KGB’ers gewoon voor een comfortabel leventje kozen in een land van schaarste en armoede. Maar de dood van Navalny wijt ik toch vooral aan die rotzakken en hufters. Raud steunt me daarbij door in zijn roman een blaffende Leningradse topambtenaar met vissenogen en een Zwitsers gouden horloge om zijn pols op te voeren, die sterk aan Poetin doet denken.