Column | Na 2017 ben ik een aantal jaren plat op de grond gaan liggen

Sarah Sluimer

Een paar maanden geleden werd ik gevraagd om in een programma over een half decennium #MeToo te praten. Het moest maar eens, al voelde het ook een beetje alsof de sjeu er inmiddels goed af is.

Ik vertelde voor het eerst in die zaal hoe ik in 2017 schreef over een man, die zeker geen Weinstein was. Geen oerslechte vent, wel iemand met een klein koninkrijkje waar (jonge) vrouwen zich eerst veilig en bewonderd voelden en daarna benauwd en ontdaan.

In de jaren daarna werd ik regelmatig benaderd door vrouwen die ook last hadden gehad van zijn toespelingen, dwingende lofzangen en ontboezemingen. Het was goed om die, weliswaar gefluisterde, solidariteitsverklaringen zo nu en dan te horen. Maar naast die kleine momenten, waren er vooral heel veel vertegenwoordigers van de gevestigde orde die muren en neuzen voor me optrokken, terwijl ze in het openbaar progressiviteit beleden.

Ik dacht misschien wel even Jeanne d’Arc te zijn, maar was de brandstapel (in mijn geval een ietwat te warme radiator) vergeten. Na 2017 ben ik een aantal jaren plat op de grond gaan liggen, tot ik echt helemaal zeker wist dat ik voorzichtig overeind kon komen.

In de frontlinie van #MeToo

Laatst sprak ik een vriendin met wie ik deze ervaring deel. Ze stond in de frontlinie van #MeToo en bleef gedesillusioneerd achter. We gingen ze stuk voor stuk na, de vrouwen die grensoverschrijdend gedrag hadden aangekaart. Ze hadden zich inmiddels stuk voor stuk teruggetrokken. Ze waren allemaal gebutst. En teleurgesteld. En stil.

Wat we dan hadden verwacht, vroeg ik haar. Waardering? Heldendom? Niet eens dat, wisten we, maar het gebrek aan steun, het wantrouwen en de uitsluiting waren nou ook weer overdreven.

#MeToo was een ontoereikend vehikel, waarbij er voor vrouwen geen kans op werkelijke bevrijding in het vooruitzicht lag. Allereerst moesten in het openbaar pijnlijke ervaringen opgelepeld worden, waarna er geen enkele garantie op troost of gerechtigheid bestond. Klokkenluiders werden, in de lijn der traditie, verstoten. Aanklagers werden vaak als aandachtsziek en ontwrichtend gezien. Het predicaat ‘slachtoffer’ bleek permanent en daarom uiterst beklemmend. De hele #MeToo-show had in de basis conservatieve trekken en vroeg voornamelijk te grote, persoonlijke offers van vrouwen in ruil voor veiligheid.

De zwijgende vrouwen waren het meest verstandig. Zij werden nergens op vastgepind. Tussen hen en de maatschappelijke ladder ontstond geen ruis, maar ze plukten wel de vruchten van de resultaten van het protest. Want die waren er natuurlijk ook: we kunnen rustig stellen dat veel vrouwen best iets van hun voortdurende status als object achter zich hebben gelaten.

Aan het einde van het programma stak een vrouw haar hand op. Ze zei dat mijn stuk toen, in 2017, haar geholpen had om de beslissing te nemen haar samenwerking met die specifieke man te beëindigen. En ze bedankte me. Niet gefluisterd, maar hardop en tegen iedereen daar. Het raakte me. Na afloop noemde ik het een ‘full circle-moment’. En dat was het ook. Maar in de taxi naar huis verliet de opluchting me.

Want uiteindelijk ben ik voorgoed van het idee genezen dat het vrouwen is toegestaan daadwerkelijk de tafels in de tempel omver te gooien. Het systeem zal je steeds weer kaltstellen, tenzij je besluit je rebellie tot in alle vezels van je bestaan door te laten dringen en onvermoeibaar door te ploeteren. Een offer zo groot als een leven.

En daartoe ben ik niet bereid, alleen al omdat er dan een ander bevochten recht in het geding komt: het recht om veel meer te zijn dan een gemankeerde revolutie als #MeToo.