Column | Mooie tijden breken aan

‘Jij wordt de nieuwe voorzitter”, hoorde ik een man in een Haags restaurant tegen een man tegenover hem zeggen. „Je denkt toch niet dat ze ons nog langer durven tegenhouden?” Om redenen van privacy mag ik hun identiteit niet onthullen en zal ik ze als de Eerste Man en de Tweede Man aanduiden.

„Waarom ben je zo zeker van je zaak?” vroeg de Tweede Man. „Per slot van rekening heb ik weleens onhandige dingen gezegd die nu tegen me gebruikt kunnen worden, zoals over ‘de omvolking van Nederland en heel Europa’ en over de jood George Soros die in de oorlog ‘de nazi’s enthousiast schijnt te hebben geholpen’.”

„Omdat ik mijn schijtlaarzen ken”, zei de Eerste Man resoluut. „Ze zijn allemaal doodsbenauwd dat hun achterban het niet langer pikt als wij geboycot worden. De kiezer heeft altijd gelijk, zeggen ze dan. Ha! Mijn kiezer heeft altijd gelijk, zullen ze bedoelen. Zevenendertig zetels! Weet je dat ik nog elke avond de beelden zit te kijken waarop ik sta te juichen omdat ik al dolblij was met die vijfendertig zetels in de voorlopige uitslag. God geeft genade!”

De drie g’s kwamen boterzacht van zijn lippen, maar er klonk een venijn in door dat me licht deed huiveren. „Verwacht je geen heimelijk verzet van de VVD waar een veteraan al ‘Doe het niet!’ heeft geroepen?” vroeg de Tweede Man. „Partijen luisteren niet naar oude mannen”, antwoordde de Eerste Man, „en zeker niet als het een ouwe man is die zo stom was om mij uit zijn partij te gooien.”

„En de roomse gluiperd – kun je die vertrouwen?” vroeg de Tweede Man. De Eerste Man glimlachte. „Die zal doen wat roomse gluiperds altijd doen als je ze mooie baantjes belooft: door de knieën zakken.” „Beloof je dat dan?” vroeg de Tweede Man een tikkeltje nerveus. „Natúúrlijk”, blies de Eerste Man zijn wangen op, „als hij graag met zijn treintjes speelt in dat Constitutionele Hof van hem – prima. Als hij mij ook maar mijn eigen hobby’s gunt!”

„Maar die moet je dan toch… parkeren?” vroeg de Tweede Man. „Dan ga ik ze toch dúbbel parkeren”, reageerde de Eerste Man genietend. „Wie durft mij straks boetes te geven? Dat Turkse Truusje, de roomse gluiperd, Klazien uut Zalk?”

„Je hebt ook nog je provinciegenoot in de oppositie die op je zal loeren als je in de regering zit”, waarschuwde de Tweede Man. „Die lust ik rauw,” bitste de Eerste Man, „ik ga ook niet zelf in de regering, liever blaf en bijt ik vanuit de Tweede Kamer, daar heb ik meer mijn handen vrij, zeker als jij voorzitter bent.”

„De linkse pers zal je ook blijven aanpakken”, vreesde de Tweede Man. „Nou én,” hoonde de Eerste Man, „die worden toch alleen door het elitaire grachtengordelgedierte gelezen. Links stelt überhaupt niks meer voor. Ze kastijden liever zichzelf of elkaar.”

Er brak even een stilte aan, eindelijk. Ze dronken hun cappuccino, de Eerste Man gebaarde naar zijn bodyguard die verderop stond te wachten. „Dan worden het toch nog mooie tijden”, verzuchtte de Tweede Man. „De mooiste van mijn leven”, knikte de Eerste Man. „We hebben ze allemaal bij de ballen en we laten nooit meer los. Betaal jij?”



Leeslijst