Column | Moederdag

Ik moest toch aan mijn moeder denken, aan Paula van Roosmalen-Breekelmans, een vrouw wier kleine hypocrisie en onbedoelde humor ik meer mis dan ik soms kan toegeven. Een paar weken geleden kreeg ik een brief toegespeeld die ze twintig jaar geleden aan een goede vriendin schreef.

Een zin bleef hangen: „Zo is geluk een kort genot en een lange herinnering.”

Ik weet niet of die zin van haar zelf is of dat ze ’m heeft overgeschreven uit een boekje van Toon Hermans, maar ik vond hem wel treffend en eerlijk. Zelf keek ze niet alleen terug op kortstondig geluk, ze joeg de spaarzame hoogtepunten daadwerkelijk na.

Een jaar of twintig geleden, al haar kinderen waren al lang het huis uit, besloot ze Moederdag, waar ze nooit om had gegeven, opeens groots te vieren met een brunch, een woord dat vreemd klonk uit haar mond. Ze verwachtte haar kinderen in een restaurant op de Posbank in het bos bij Velp, waar tot haar verbazing nog veel meer moeders Moederdag vierden.

Ze beklaagde zich erover op het terras.

Ik trof haar rokend bij een boom, iets wat ze officieel al een paar jaar niet meer deed.

„Wat een aanstellerij”, zei ze over de moeder aan de tafel naast ons, die het ene cadeau na het andere uitpakte.

„Ons cadeau is dat we er zijn”, zei ik.

Daar reageerde ze verder niet op.

Mijn zus had een bos bloemen meegenomen, en nog belangrijker: haar kinderen, mijn moeders kleinkinderen. Ze trok ze een voor een op schoot, en besprak hardop wat ze in haar leven nog allemaal met ze ging doen. Naar het pretpark, naar Center Parcs, naar Brabant, misschien wel met het vliegtuig, iets wat ze nog nooit eerder gewild had.

„Nou, het vliegtuig weet ik niet”, zei mijn vader dan ook terecht.

Hem werd de mond vakkundig gesnoerd.

„Vandaag is het Moederdag, geen Vaderdag.”

We kregen een schaal met broodjes met vis en kaas.

Ze pikte als een vogel met een vinger de kruimels van haar bord, keek naar die andere moeder die verborgen achter een berg cadeaus van een kop thee nipte.

„Ik heb misschien niet de meeste cadeaus gekregen, maar wel de leukste kleinkinderen. Veel leuker dan alle andere kleinkinderen.”

Daarna, in een moeite door: „Dat is helemaal geen moeder, dat is een oma.”

Niemand had de puf om haar te corrigeren, het was een van haar vele tegenstrijdigheden. Een kort genot, maar een lange herinnering.

Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.