Column | Mijn werk

Leuk dat u het vraagt, het gaat eigenlijk ontzettend goed met mijn werk. Ik schrijf een bioscoopfilm, een requiem voor De Nederlandse Opera en in het najaar ga ik Ibsens Hedda Gabler bewerken. Ja, ik heb mazzel. Of nee. Ik heb daar heel lang en hard voor gewerkt, terwijl ik ook nog eens al negen jaar niet heel goed slaap. Eigenlijk wist ik niet dat het mogelijk was om al die dingen tegelijk te doen zonder in te storten, maar zoals iemand laatst tegen me zei: in die vijftien jaar met jonge kinderen boor je verborgen superkrachten aan.

Een boek? Ja, er komt ook wel weer een boek. Maar weet u wat het moeilijke met boeken is? Het duurt erg lang om ze te schrijven én je verdient er over het algemeen te weinig mee om drie kinderen te kunnen onderhouden. Dat is dan ook de reden dat zoveel vrouwelijke schrijvers kinderloos zijn en uit de gegoede middenklasse komen. Ze hebben vanwege hun ouders voldoende geld om zich aan zoiets dols als de literatuur te wagen, maar verdienen zelf zo weinig dat ze een spekkige toelage kunnen aanvragen bij het Letterenfonds. Daarnaast hebben ze de vrijheid om zich in allerlei artist residencies te storten en iedere kletsavond over literatuur op te luisteren, zonder zich te hoeven afvragen of al die heerlijkheid wel zinvol genoeg is om daarvoor huis en haard achter te laten. Eigenlijk is de hele literaire wereld gecaterd naar vrijgezellen zonder nageslacht. Of ja, natuurlijk ook naar getrouwde mannen met kinderen, maar die gedragen zich vaak precies hetzelfde als voornoemde categorie.

Maakt dat onze literatuur ietwat eenzijdig? Daar mag u zelf over oordelen. Maar dat bij de uitverkiezing van de elf beste schrijvers onder de 35 in 2024 niet één moeder zat, is natuurlijk om te janken.

Waar ik me ook zorgen om maak, is dat er in de kunsten (opgelucht) wordt teruggekrabbeld met betrekking tot inclusiviteit. Heel veel, of alleen maar wit, vindt men steeds vaker geen bezwaar. Dit gaat ten koste van de meerstemmigheid, en helaas behoor je als vrouwelijke maker van kleur precies in dat bakje, hoewel ik laatst nog vernam dat ik ‘passing white’ zou zijn, dus die kan ik in dit nakende fascistische tijdperk mooi in m’n zak steken.

Laatst dacht ik er ook nog eens over na of ik niet toch eens moest proberen om, nogal laat, een gooi naar het It-girlschap te doen. Maar toen dacht ik aan al die It-girls (m/v/x) die verschenen en verdwenen, en besloot ik dat het een absolute nachtmerrie is om een succesvampier te zijn. Als het je niet om de inhoud je werk, maar om je positie ten opzichte van anderen gaat, leef je in hongerige leegte.

En dan is natuurlijk ook nog de opkomst van AI een ontwikkeling die kunstenaars in één klap overbodig zou maken. Ik ken collega’s die zich direct maar hebben overgegeven aan hun vermeende lot en dag en nacht aan de tiet bij ChatGPT hangen. Wat ze voortbrengen is een dystopische hybride van proefballonnetjes, opgefluft door een digitale, nederige dienaar. Maar die overhaaste collaboratie is onzinnig. Ongeveer iedere professie – accountant, tandarts – is vervangbaar door AI. Slechts de kunstenaars zullen blijven bestaan. We willen nu eenmaal een schilderij van een mens aan de muur, ook als er een niet te onderscheiden botvariant beschikbaar is.

Alles meegewogen ben ik toch behoorlijk positief over mijn toekomst als maker.