
Links heeft de stem des volks weer eens genegeerd en dus heeft voortrekker Frans Timmermans electoraal in het zand gebeten, zo luidt de kritiek op de gezamenlijke lijst GroenLinks-PvdA. Het is hun verdiende loon: hadden ze maar naar de gewone mensen in het land moeten luisteren.
Ook binnen Verenigd Linkse kring klinkt dat verwijt. In een brief aan Timmermans schreef voormalig PvdA-parlementariër Lutz Jacobi na de Kamerverkiezingen: „De partij die was opgericht om de lagere klassen te dienen, is door die lagere klassen verlaten en wordt omarmd door de hoogste klassen.” Volgens Jacobi, die zelf medeverantwoordelijk was voor de deelname van haar partij aan het paarsige kabinet-Rutte II en dus ook voor de massaalste kiezersdesertie in de geschiedenis van de sociaal-democratie, is de samenwerking met progressief groen een „doodlopende weg”.
Deze commentaren op het magere resultaat zijn niet ongefundeerd. Weliswaar heeft de combilijst (iets) beter gescoord dan de som der delen in 2017 en 2021, vast staat dat ze geen doorbraak heeft geforceerd. Vast staat eveneens dat de uitslag een historisch dieptepunt is. Links Nederland (inclusief SP) is met krap 20 procent zwakker dan ooit sinds de invoering van het algemeen (mannen)kiesrecht. Ook progressief Nederland (plus D66 en Volt) heeft het afgelopen eeuw nimmer zo beroerd gedaan als nu.
Maar de analyse dat dit fiasco ongekend is, is te gemakzuchtig. Sinds Domela Nieuwenhuis (1846-1919) kampen sociaal-democraten al met de vraag of ze meer moeten zijn dan tolken van hun achterban. De bekende, indertijd door radicaal-links verguisde, Duits-Tsjechische socialist Karl Kautsky (1854-1938) keerde zich reeds tegen de misvatting dat politici zich kunnen beperken tot belangenbehartiging. Die taakopvatting is „conservatief” en „bekrompen”, schreef hij in 1893 in zijn essay Parlementarisme, volkswetgeving en sociaaldemocratie. Materiële eisen en politieke doelen moesten volgens Kautsky hand in hand worden nagejaagd. Vandaar dat sociaal-democraten nooit alleen opkwamen voor de lagere handwerkersklassen, maar ook aansluiting zochten bij de hoger geschoolde arbeiders, middengroepen en zelfs de culturele elite. De SDAP, voorloper der PvdA, werd niet toevallig ‘Studenten Dominees en Advocatenpartij’ genoemd.
Ruim een eeuw later zijn de verhoudingen natuurlijk anders. Ronald Plasterk, die als PvdA-minister zijn hoed afnam voor de cynici van GeenStijl en zodoende intussen Kautsky en andere prominente denkers uit de sociaal-democratie terzijde schoof, kan daarom verkenner worden voor een radicaal-rechts kabinet-Wilders.
Maar er zijn wel degelijk ook parallellen. Wederom kampt Nederland met ongebreidelde tegenstellingen in de economische, sociale, culturele en politieke sfeer: tussen (agro)industriële achterstandsgebieden en voorhoedesectoren, tussen blauwe en witte boorden, tussen introvert conservatisme en extravert kosmopolitisme, tussen individu en gemeenschap, tussen behoud van oud verworven en nieuw te verwerven rechten.
Het kardinale probleem van Verenigd Links is dat het er niet in geslaagd is om kiezers rond deze frictiepunten aan te spreken. De stembuscijfers bewijzen dat. Bijna overal waar de economie volgens het CBS achteroploopt, heeft het lager gescoord dan gemiddeld. Voorbeelden zijn Overijssel, Flevoland en Zoetermeer. In regio’s die beter floreren dan doorsnee, heeft GroenLinks-PvdA juist bovengemiddeld meer stemmen gehaald. Zie Noord-Holland, Utrecht en Eindhoven.
Kortom, ‘Verenigd Links’ is te veel de partij van de economische toekomst, te weinig van de economische stagnatie. En anders dan eerder deze eeuw compenseert de SP dat nu niet meer. Integendeel. Ook de taal van het volk biedt kennelijk geen soelaas tegenover het nationaal-populisme dat overal in de post-industriële wereld aanspraak maakt op de macht.
Het probleem van links is groter dan de campagnetechniek van Timmermans. Een analogie met het interbellum dringt zich op.
Hubert Smeets is journalist en historicus. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.
