Column | Liefdesbrieven laten zien waarom Oekraïne niet voor Poetin zal zwichten

In een café in het Portugese kustplaatsje Luz werd ik aangesproken door een jonge serveerster. „Ik hoor u over Rusland praten”, zei ze streng, terwijl ze mijn bestelling nog net niet op tafel smeet. „Mag ik u daarom vragen hoe u over Poetins imperialisme denkt?”

Meteen begreep ik dat ze uit Oekraïne kwam. Ik stelde haar gerust door haar het boek dat ik las te laten zien: Niet nog een jaar zonder jou. Liefsdesbrieven in oorlogstijd van het Oekraïense schrijversechtpaar Pavlo en Viktorija Matjoesja.

De zwarte ogen van de serveerster keken me ineens vriendelijk aan. Ze kwam uit Odesa en was aan het begin van de oorlog naar Portugal gevlucht. Onlangs was haar vader overleden. Ze moest nu terug naar huis om de erfenis van zijn flat te regelen. En wat zag ze daar tegenop.

Terwijl ze een andere klant ging helpen, besefte ik opnieuw hoe onmenselijk die oorlog was en las ik mijn boek met nog meer aandacht, zinnen met potlood onderstrepend.

Pavlo en Viktorija Matjoesja begonnen hun briefwisseling op verzoek van de Franse journaliste Doan Bui, die de oorlog voor het weekblad L’Obs versloeg. Nadat ze zijn essay Is There Happiness in War? Where? had gelezen, nam ze contact op met Pavlo en stelde ze hem en zijn vrouw voor om hun WhatsApp-berichten tot langere brieven uit te werken en die als een wekelijks oorlogsdagboek in L’Obs te publiceren.

Hun briefwisseling begint als Oekraïne een jaar in oorlog is. Pavlo, een veertiger, heeft zich meteen na de Russische inval als vrijwilliger bij het leger gemeld en is officier aan het front. Bitter schrijft hij over zijn gesneuvelde kameraden, onder wie veel jonge vrouwen. Soms zijn ze er bij voorbaat al van overtuigd dat ze het gevecht niet zullen overleven. Ook schrijft Pavlo over zijn commandant die foto’s moet maken voor de identiteitsbewijzen van de nieuwe officieren. Een van hen is een jonge luitenant, die vanuit een gunstige hoek gefotografeerd wil worden, omdat hij dan knapper oogt. Die mooie jongen is als de dood voor wat hem te wachten staat. En inderdaad, hij sneuvelt in de eerste dagen van de strijd. Zijn foto komt uitvergroot op zijn graf te staan.

Viktorija, een literair agent en congrestolk, is aan het begin van de oorlog met hun vier kinderen naar Parijs gevlucht. Ze mist haar man en wil hem zo graag weer met haar handen aanraken. Voortdurend beschrijft ze hun gelukkige momenten tijdens hun vakanties in de Karpaten, op de Krim, of gewoon in hun flatje in Kyiv. Ook heeft ze het uitgebreid over de geschiedenis van haar familie, die door zowel Lenin als Stalin vervolgd is en naar Siberië gedeporteerd. Alleen dat al verklaart waarom Oekraïne tot het bittere einde en desnoods met veel bloedvergieten zijn onafhankelijkheid zal blijven verdedigen.

Op een zeker moment is Viktorija het zo beu dat Pavlo blijft doorvechten, dat ze een scheiding aanvraagt om hem onder druk te zetten naar zijn gezin terug te keren. Maar hij wil zijn manschappen niet in de steek laten en blijft aan het front.

Beiden hebben het in hun brieven ook over de vele bevriende schrijvers die in de oorlog vechten, zoals Serhi Zjadan, of die als burger zijn omgekomen, zoals Viktoria Amelina, of die gemarteld en geëxecuteerd zijn, zoals Volodimir Vakoelenko. Het brengt Pavlo tot de uitspraak: ‘Nee, sinds de Eerste Wereldoorlog is er niets veranderd. Er is niets veranderd sinds mensen zijn begonnen elkaar te vermoorden.’