Ook na een druk, veelbewogen leven kun je 100 jaar of ouder worden, bewezen deze week de Amerikanen Henry Kissinger en Norman Lear, die respectievelijk op 100- en 101-jarige leeftijd stierven. Kissinger werd beroemder dan Lear, maar de laatste heeft veel meer voor mij betekend als de bedenker van de leukste tv-serie die ik ooit heb gezien: All in the Family.
Het was een Amerikaanse, komische tv-serie die van 1971 tot 1979 ook in Nederland – op zondagavond door de VPRO – werd uitgezonden. De afleveringen werden met publiek opgenomen, omdat Lear geen ingeblikt gelach wilde. Het draaide om het gezin van Archie Bunker, zijn vrouw Edith, hun dochter Gloria en haar inwonende man Mike, van origine een Pool.
Bunker, briljant gespeeld door Carroll O’Connor, was het gevatte, maar aartsconservatieve gezinshoofd, dat voortdurend in de contramine was met de andere gezinsleden, zijn progressieve schoonzoon Mike voorop.
Op die manier bracht Lear meesterlijk de vanaf de jaren zestig snel groeiende generatiekloof tussen de progressieve jeugd en zijn conservatieve ouders in beeld. Luchtig werden gevoelige, maatschappelijke thema’s als racisme, feminisme, abortus en de oorlog in Vietnam behandeld via verhitte discussies vol grappen en misverstanden. Het waren onderwerpen die verder nauwelijks op de Amerikaanse tv werden behandeld, had Lear gemerkt.
De tv-maatschappijen ABC durfde Lears voorstel niet aan, maar CBS hapte wel toe, en met succes: in maart 1972 bleek 60 procent van alle Amerikaanse tv-toestellen op de serie afgestemd, in totaal 50 tot 60 miljoen kijkers. Lear was op het idee gekomen door de BBC-serie Till Death Us Do Part over een bekrompen burgerman en zijn gezin.
Ik woonde al niet meer thuis toen ik de eerste afleveringen van All in the Family zag, maar ik herinner me nog goed hoezeer de serie me deed denken aan de discussies met mijn eigen vader, gelukkig minder bekrompen dan Archie, maar toch een politiek conservatieve man die met wantrouwen de socialistische vrijgevigheid van Joop den Uyl en de zijnen bezag. Ik heb weleens met hem naar All in the Family gekeken, maar hij kon er niet echt om lachen – ik vermoed dat hij zich min of meer belachelijk gemaakt voelde.
Als eerbetoon aan Lear heb ik op You-Tube nog even naar de allereerste aflevering gekeken. Alles zat er meteen in: het ongemak van Archie over de nieuwste mode (het minirokje van zijn dochter), het zwijgen opleggen aan zijn quasi-naïeve vrouw („Stifle, dingbat!”) en zijn vooroordelen tegen etnische minderheden, belichaamd door zijn linkse, Poolse schoonzoon, die hij uitschold voor „Dumb Polack” en „Meat-head”. Hilarisch hoogtepunt is het moment dat hij furieus ontkent dat hij Joodse wortels zou kunnen hebben. Ja, zijn vader heette David en zijn moeder Sara, maar wat zou dat? „Dat zijn gewoon namen uit de bijbel!”
Er was ook kritiek op All in the family. Ging het etaleren van al die vooroordelen niet te ver? Maar er was in 1971 ook een publiciste, Laura Hobson, die vond dat Archie nog te netjes was omdat échte reactionairen veel ergere taal uitslaan. Zij zeggen bijvoorbeeld ‘nigger’ – en dat deed Archie nooit. Lear kende zijn grenzen – het moest wel leuk blijven.
Leeslijst