Of ik nog wist wie of wat precies een ‘kleine krabbelaar’ was, wilde een oude vriend van mij weten. Ik moest het antwoord schuldig blijven, al kwam de kwalificatie me vaag bekend voor.
We zaten te praten over het eerste, en vermoedelijk niet laatste, echec van Geert Wilders als bepalende vormgever van de politieke toekomst van Nederland: de inmiddels alweer ingetrokken benoeming van een van fraude beschuldigde PVV-senator tot ‘verkenner’. Gom van Strien mocht één dagje beroemd zijn, een feit dat hem de rest van zijn leven zal achtervolgen als zo’n heks waarmee zijn baas Sigrid Kaag steeds vergeleek.
Wilders had hem nog even vergeefs proberen te verdedigen. Die moeite had hij zich kunnen besparen als hij het onthullende artikel in NRC van Joep Dohmen en Bart Nijpels beter zou hebben gelezen. Dat bevatte één citaat van de senator dat al zijn ontkenningen volledig ontkrachtte. Op de vraag of zijn vrouw inderdaad 32 procent van de aandelen bezat van een bevoordeeld bedrijf, antwoordde Van Strien: „Daar ga ik niet op in.”
Vergelijk het met een op heterdaad betrapte inbreker die op de vraag „Wat doe jij hier?” antwoordt: „Dat gaat je niets aan.”
Van Strien was iemand uit de categorie ‘kleine krabbelaars’, een term die bedacht was door premier Ruud Lubbers. Hij bedoelde hem voor Piet van Zeil, een KVP-politicus die het bracht tot staatssecretaris van Economische Zaken onder Van Agt en later Lubbers. Hij kwam herhaaldelijk in opspraak omdat hij giften had aangenomen. De term werd later vooral gebruikt voor CDA-bestuurders die kleinschalige corruptie hadden bedreven.
Hoeveel van zulke kleine krabbelaars zouden inmiddels hun toevlucht hebben gezocht bij de PVV? Het zou de ironie ten top zijn: juist Wilders, die zo allergisch is voor ‘gelukzoekers’, heeft dan een politieke beweging geschapen die voor dergelijke lieden aantrekkelijk kan zijn. LPF revisited.
Nu moet Ronald Plasterk hem uit de nesten helpen. Geen kleine krabbelaar, meer een grote babbelaar. Vroeger links bij de PvdA, nu rechts bij De Telegraaf – geeft niet, komt in de beste families voor. In 2012 wilde hij zelfs leider van de PvdA worden, wat zijn latere ommezwaai een rancuneus luchtje geeft, maar ook dat hoort bij zulke families. Zijn eigen ministerschap voor de PvdA was geen onverdeeld succes, hij eindigde met de bijnaam „minister van Lege Dozen”- een minister die weinig had bereikt.
Plasterk ziet geen grote problemen: een rechts kabinet van PVV, NSC, VVD en BBB moet snel realiseerbaar zijn. Kennelijk heeft hij weinig oog voor de mogelijkheid dat de VVD een CDA-achtige catastrofe staat te wachten als ze zich van Wilders te afhankelijk maakt.
De affaire met de kleine krabbelaar Van Strien bewijst dat Wilders te weinig weet van de antecedenten van zijn mensen. In hun val kunnen zij andere politici meesleuren.
Beseft Wilders dat? Op X blokkeert hij sinds kort de bijdragen van migratiewetenschapper Hein de Haas, las ik in Trouw. De Haas is geen voorstander van meer immigratie, maar hij gelooft niet in de oplossingen van radicaal-rechts. Als Wilders zich liever blijft afsluiten voor hem onwelgevallige informatie, krijgen we ook nog „een premier van Lege Dozen”.